Direct naar artikelinhoud
Sylvia Witteman

Handenwrijvend van voorpret schreef ik mij in voor de studie rechten

Handenwrijvend van voorpret schreef ik mij in voor de studie rechten

De Hoge Raad heeft een opera geschreven over het Lindenbaum/Cohen-arrest, las ik in de krant. Die rechtszaak is precies een eeuw oud, een feit dat aan veler aandacht zal zijn ontsnapt, omdat het hier voor de leek om taaie juridische haarkloverij lijkt te gaan. (In werkelijkheid is het nogal boeiende materie, waarbij de letter der wet het moest afleggen tegen redelijkheid en menselijkheid. Zoekt u het maar even op.)

De leden van de Hoge Raad hebben die opera zélf geschreven. Ik las een stukje van de tekst: ‘Voor die man was ’t vreeslijk balen/ de wet die zweeg in alle talen/ over wat wel is te vergen/ van een juf die zit te tergen.’ Tsja. Het is niet helemáál Don Giovanni of La Traviata.

Lang geleden heb ik trouwens zelf nog een blauwe maandag rechten gestudeerd. Een vriend van mij, rechtenstudent, had mij lekker gemaakt met een véél spannender zaak, het zogeheten pantoffel/eierschedel-arrest uit 1939. Een man had tijdens een ruzie met zijn vrouw een pantoffel tegen haar hoofd gegooid. Wat die man niet wist, was dat zijn vrouw een uitzonderlijk kwetsbare schedel had, een zogeheten eierschedel. Die schedel brak. De vrouw stierf. Een leuk kluifje voor de rechtbank: was die man nu wel of niet schuldig aan ‘zware mishandeling met de dood tot gevolg’?

Handenwrijvend van voorpret schreef ik mij in voor de studie rechten. Ik zag mezelf al in een sexy openhangende toga allerlei verfrissende vonnissen uitspreken, maar helaas, de studie bleek een rijstebrijberg van mierenneukerijen sub C. sub 3.4, en al gauw hing ik mijn Rode Kluwer aan de wilgen. (Die vriend van me drijft inmiddels een druk beklant advocatenkantoor. Hij kon beter tegen saaiheid dan ik.)

Maar dat pantoffel/eierschedel-arrest fascineert me nog steeds. Het is bijna tachtig jaar geleden dat die pantoffel die schedel kraakte; hoog tijd om de zaak toegankelijk te maken voor groot publiek. Ik ben daarom alvast begonnen aan het libretto voor een opera:

‘Zij kreeg die slof tegen haar knar/ en de gevolgen waren bar;/ de eierschedel barstte open/ zij zou het met de dood bekopen./ Moest haar man hier nu voor boeten?/ Het gerechtshof ging aan ’t wroeten./ Wist die man dat ’t hoofd zo broos was? Nee, maar omdat hij zo boos was/ had hij die toffel toch gesmeten/ en die schedel wás gespleten./ Als we dit laten passeren,/ zo oordeelden de hoge heren,/ gaat iederéén met sloffen gooien/ en vallen er nog veel meer dooien.’ Etcetera.

Mijn oude vader wil de muziek er wel bij componeren, als ik het hem heel lief vraag. Graag gedaan, Hoge Raad!