Direct naar artikelinhoud
InterviewJeff Kinney

Dit is dé auteur die boekenhaters – vooral jongens – aan het lezen krijgt

Kinderen aan het lachen maken, groter is de pretentie niet van bestsellerauteur Jeff Kinney (Het leven van een loser). Daarmee is hij wel de man geworden die jongens aan het lezen krijgt. De Amerikaan praat in Amsterdam over zijn werk, games, films en de lol van lezen.

Jeff Kinney, gefotografeerd in Leeuwarden.Beeld Marijn Scheeres

De populairste graphic novelist ter wereld is per ongeluk ook de grootste leesbevorderaar. Van de dertiendelige kinderboekenserie Het leven van een loser zijn tweehonderd miljoen exemplaren verkocht en Jeff Kinney (1971) geldt als dé auteur die boekenhaters – vooral jongens – aan het lezen krijgt.

Maar dat was helemaal het plan niet. Kinney wilde cartoons voor volwassenen maken, zoals de strips die zijn vader las in de krant bij het ontbijt. Alleen kon hij geen uitgever vinden die de oorspronkelijke versie van 1.300 pagina’s op de markt bracht. ‘Het had een soort Wonder years moeten worden, een nostalgisch verhaal met anekdotes en tekeningetjes, over opgroeien en de middelbare school. Ik wilde gewoon een lekker dik boek maken.’

Kinney slaagde niet als striptekenaar, ging computerkunde studeren en daarna aan de slag bij een bedrijf dat spellen maakt. Hij is de geestelijk vader van Poptropica, een virtueel eilandenrijk waarop kinderen kennismaken met losjes vertelde verhalen uit de wereldgeschiedenis. Hij vindt het ontwerpen van spellen net zo leuk als schrijven, maar het uit de hand gelopen succes werd hem en zijn gezin toch iets te veel. ‘Nu ben ik honderd procent schrijver en tekenaar.’

Of dat helemaal waar is, kun je je afvragen. Het leven van een loser is een fabriekje geworden. Kinneys tempo is enorm: ’s zomers schrijven, in het najaar toeren, in de winter en de lente opmaken voor het volgende boek. De serie heeft veel weg van levels in een game, steeds gaat hoofdpersoon Bram Botermans naar hetzelfde jaar op dezelfde school, om een ander tragikomisch avontuur te beleven.

De succesauteur zit nooit stil en heeft op reis zes personeelsleden bij zich. Thuis runt hij, samen met zijn vrouw, ook nog een boekwinkel: An Unlikely Story. In het voor hem gereserveerde zaaltje in The Grand in Amsterdam heeft hij voor het interview begint vijf minuten om te ontbijten, iets warms uit een wit plastic bakje. En bespreekt hij nog snel op zachte toon met zijn marketingmedewerker de specifieke kleur groen van de cover van het volgende boek. ‘Nee, er was geen ruimte om leuke dingen te doen in Amsterdam. I’m so sorry.’

Wat is de beste manier om een verhaal te vertellen, een boek of een game?

‘Je kunt goed de stelling verdedigen dat games op dit moment de beste verhalen vertellen. Moderne spellen moeten spelers urenlang weten te binden aan het spel én op een logische manier reageren op initiatieven van de speler. Er worden miljoenen uitgegeven aan acteurs. Zelfs in het populaire schietspel Fortnite gebeuren dingen waar jongens het de volgende dag uitgebreid over hebben op het schoolplein. Het computerspel is niet de dood van het verhaal. Integendeel.’

En boeken dan?

‘Er is één ding dat zelfs het allerduurste spel niet kan: een authentiek geluid laten horen. Dat kan alleen als een auteur alle aspecten van het kunstwerk bepaalt, van de tekst en de plaatjes tot de kwaliteit van het papier en de kleur van het omslag. Inderdaad, dan krijg je zoiets ouderwets als een boek. Ik heb al een paar keer geprobeerd een game te maken van Het leven van een loser, maar het werkt niet. Ik krijg zijn stem er niet in. Dat frustreert me, maar doet me tegelijkertijd ook ongelooflijk goed. Kennelijk heb ik met die dagboekvorm toch iets gevonden dat uniek is en zich niet in iets anders laat vertalen.’

Boeken versus computers, ervaart u dat als een strijd?

‘Helaas wel. Er is zoveel dat om de aandacht van kinderen vraagt. Er groeit nu een generatie op die het volstrekt normaal vindt om in twee werelden te leven. Het gevaarlijke van de onlinewereld is dat die sociaal geworden is en je steeds het gevoel geeft dat je iets mist als je er niet bent. Ouders staan voor de keus om hun kinderen net als andere kinderen een onlinebestaan te gunnen, of om die wereld helemaal uit de weg te gaan. Er is nauwelijks een middenweg. Geen idee wat het best is. Het is een groot experiment. We weten niet wat eruit komt.’

Hoe heeft het maken van games u geholpen met schrijven?

‘Spelontwerpers hebben een creatieve techniek: Systematic Inventive Thinking. Bijvoorbeeld: je hebt een vliegtuig. Je begint met alle onderdelen en functies op te sommen. Dan haal je een van die elementen weg en kijkt wat er gebeurt. Bijvoorbeeld de piloot. Wat dan? Zo zijn de grappen in het laatste boek ontstaan, dat gaat over de eerste vliegreis van onze antiheld. Vroeger deed ik zes maanden over de ruim driehonderd grappen die in elk boek zitten, nu doe ik dat systematisch, in drie weken. En dat heb ik nodig, want mijn grappige jeugdherinneringen zijn op. Mijn twee zoons zijn helaas niet zulke klunzen als ik was. Ik moet nu echt dingen gaan verzinnen.’

Kwetst het u als iemand Het leven van een loser een beetje oppervlakkig vindt?

‘Niets kwetst mij meer. Het is geen hoge kunst, het is humor. Gooi-en-smijtwerk. Kinderen over de hele wereld zijn er gek op en ontdekken dat lezen leuk kan zijn. De rest is bijzaak. Ik wil ze aan het lachen maken en dat lukt.’

Dat u de grootste leesbevorderaar ter wereld zou worden, was ook niet je plan?

‘Zeker niet, maar ik ben er wel erg blij mee. Lezen is een drijvende kracht geweest in mijn leven. Wat ik hoop te bereiken bij zoveel mogelijk kinderen is het beleven van die bevrediging, dat tevreden gevoel als je een boek uit hebt. Ik ben niet de lees-evangelist die sommigen in mij zien. Het gaat om het plezier van het lezen. Als je moet lezen om iets anders te bereiken, dan doe je lezen tekort. Als ik een kok was en ik had de opdracht om kinderen aan het eten te krijgen, zou ik gewoon lekker eten aanraden. Echt. En als ze dan later goede lezers of gezonde eters worden, dan is dat mooi meegenomen. Daar mag je kritisch op zijn, ik ben zelf een kieskeurige eter, maar al die andere wegen werken niet.’

Zes tips van Jeff Kinney

Shaun Tan: De aankomst

Boek: Shaun Tan: De aankomst (2006)

‘Nu ik een boekwinkel heb, vind ik het heerlijk om in het publiek te zitten als er een schrijver komt spreken. Vroeger kon ik me jarenlang in een genre verliezen, tegenwoordig ben ik geïnteresseerd in dat koor van verschillende stemmen. Het beste boek van de afgelopen tien jaar vind ik De aankomst van Shaun Tan. Over een immigrant, die aankomt in een onbekend land. Hoe de wereld letterlijk buitenaards kan overkomen. Hoe de hoofdpersoon worstelt met ogenschijnlijk simpele dingen zoals het licht aan doen. Waarom dat mij zo aanspreekt? Misschien omdat ik zelf niet zo’n reiziger ben. Ik woon een paar honderd kilometer van Washington, waar ik ben opgegroeid. Ik ben pas door Het leven van een loser veel gaan reizen. Ik lust alleen biefstuk, hamburgers en pizza. Geen grap. Voor mij is elke stad waar ik kom weer zoeken naar een plek waar ik gewoon kan eten. Ik bedoel dat niet aanstellerig, maar dan voel je je overal een vreemdeling.’

Boek: Shaun Tan: De aankomst (2006)

Strip: Carl Barks: De gouden man (1952)

‘Mijn vader, militair analist bij het Pentagon, las veel over geschiedenis maar had ook een kast vol stripboeken in zijn kamer. Klassieke series uit de jaren vijftig als Frontline combat, Little Lulu en Donald Duck. Hij stond altijd eerder op dan wij. ’s Morgens als ik met mijn broers en mijn zus ging ontbijten, lag de krant steevast open op de pagina met de strips. Ik dacht dat strips speciaal voor hem en andere volwassenen waren. Dat wij geluk hadden dat we ervan mochten meegenieten. De beste stripverhalen zijn door Carl Barks gemaakt, de belangrijkste tekenaar van Donald Duck en de bedenker van Duckstad. Mijn favoriet is De gouden man, waarin Donald Duck op het spoor is van El Dorado. Er zit wat geschiedenis in, een beetje mysterie, wat magie en heel veel humor. De beste Barks-verhalen hebben al die elementen. Ik kan wel wat moderns noemen, maar ik heb nooit iets gelezen dat zó goed is. Ik kan eigenlijk alles wat ik in het leven meemaak, politiek, kunst, liefde, vriendschap, relateren aan wat er in Duckstad gebeurt.’

Strip: Carl Barks: De gouden man (1952)

Game: Mario (sinds 1983)

‘Ik ben van de generatie die opgroeide met de eerste thuiscomputers. De spellen waren nog zo simpel dat we ze niet alleen speelden, maar ook konden bekijken hoe ze werkten en na konden bouwen. Ik leerde programmeren in DOS en BASIC en speelde spelletjes op een van de eerste Apple-computers en een Atari 2600. De gaafste spellen die ik had waren heel eenvoudig. Zork bijvoorbeeld: alleen maar tekst, witte tekst op een zwart scherm. Je staat voor een huis. De deur is op slot. Wat doe je? Geweldig. De traagheid ervan. Een toen nieuwe manier van verhalen vertellen, waarbij je zelf meespeelde in de tekst. Een spel uit mijn jeugd dat er nog altijd is, in nieuwe vormen: Mario en zijn vrienden. Speels, vrolijk, met verhalen die uitnodigen tot samenwerken. Dat vind ik voor kinderen de beste spellen.’

Glory (1989)

Film: Glory (1989)

‘Mijn leerproces is enorm langzaam. Ik heb op latere leeftijd zoveel geleerd over schrijven. Wat had ik dat graag willen weten toen ik 19 was, toen het me niet lukte striptekenaar te worden. Ik ken tegenwoordig, sinds ik heb meegewerkt aan de Het leven van een loser-film, de basisstructuur van elke film. Zelfs kunstfilms zijn volgens die eenvoudige regels gebouwd. Ik heb ze aan mijn oudste zoon geleerd, die 16 is. Nu vraag ik hem, als we op een derde van de film zijn aangeland: wat gaat er aan het einde van deze scène gebeuren? En dan weet hij dat perfect te voorspellen. Glory is mijn lievelingsfilm. Het gaat over een volledig zwart bataljon in de Burgeroorlog. Het verhaal is emotioneel, opwindend en verpletterend en vraagt alles van de kijker. Maar het is wel gedreven door interessante personages en hier en daar ondanks de ellende enorme grappig.’

Film: Glory (1989)

Krant: Washington Post (1877)

‘Ik lees in totaal zo’n vijf uur nieuws per dag. Geen tv meer voor mij en zelden andere vormen van vermaak. Ik wil alleen maar met scheppen bezig zijn. Vroeger keek ik veel sportnieuws, daar was ik dol op, maar de afgelopen drie jaar ben ik erg met het politiek bezig. Zoals bijna iedereen hier, overigens. We zijn op een keerpunt in de geschiedenis van Amerika aangeland en het is fascinerend om te zien hoe dingen zich ontwikkelen. Nieuws is erg bevooroordeeld geworden, niet meer zo neutraal als het hoort te zijn. Ik vind het erg moeilijk om bij de waarheid te komen. Daarom doe ik nu driehoeksmetingen: ik lees liberaal nieuws, min of meer neutraal nieuws en conservatief nieuws en hoop zo mijn eigen waarheid te kunnen destilleren. Ik vind de journalisten van de Washington Post het best. Ze hebben de leus boven in de krant veranderd in ‘Democratie sterft in duisternis’. Ik kan het met weinig dingen méér eens zijn.’

Krant: Washington Post (1877)

Boekwinkel: Northshire Bookstore in Manchester, Vermont (1976)

‘Ik kwam er, toen ik als middelbare scholier bij vrienden thuiskwam, achter dat er gezinnen zijn met niet één boek in huis. Dat vond ik toen al heel erg. Als schrijver moet ik natuurlijk optreden in boekwinkels en dan merk je dat er in de meeste Amerikaanse plaatsen ook geen boekwinkels zijn. Dat vind ik nog erger. Ieder stadje verdient een boekwinkel. De mooiste die ik ken is anderhalf uur rijden bij mij vandaan. Ik kwam daar voor het eerst om er te signeren en mijn vrouw en ik waren meteen verliefd. Het heeft alles wat een boekhandel moet hebben: ouderdom, knusheid, zware balken langs het plafond. Van een deel van het geld dat ik met schrijven en tekenen heb verdiend, kochten mijn vrouw en ik een vervallen pand in het centrum van Plainville, waar we wonen. We hebben het gesloopt en er precies zoiets klassieks neergezet. Het is half een boekwinkel, half een buurthuis, waar we activiteiten organiseren rond boeken. Op de bovenste verdieping is mijn studio. Het is echt fantastisch. Iedereen zou boven een boekwinkel moeten werken.’