Direct naar artikelinhoud
InterviewMaaike Pereboom

‘Joost is dood en dat zal altijd verschrikkelijk blijven. Maar ik ben er nog’

Maaike Pereboom.Beeld Koen Hauser

De vriend van Maaike Pereboom was levenslustig en veerkrachtig. Aan de andere kant was hij, de schrijver Joost Zwagerman, zwaar depressief, en besloot hij drie jaar geleden dat het leven niet meer geleefd hoefde te worden.

‘Ik heb helemaal nergens op gereageerd’, zegt Maaike Pereboom over alle interviewverzoeken die ze kreeg na de dood van haar vriend, de schrijver Joost Zwagerman, in september 2015. Ze waren drie jaar samen; ze was drie maanden zwanger toen Zwagerman een einde aan zijn leven maakte. ‘Ik ben ondergedoken. Een paar mensen om Joost heen hebben mij fantastisch beschermd, onder wie zijn uitgever. Zij is er als een pitbull voor gaan liggen toen De Telegraaf belde. Daar ben ik haar heel dankbaar voor, want ik was een schim van mezelf. Een zombie. Ik at wel, voor mijn baby, ik dacht: dat kind moet voeding krijgen. Maar tegen heug en meug. Voor mij hoefde het niet.’

Nog steeds is ze voorzichtig met publiciteit. ‘Programmamaker Coen Verbraak werkt aan een documentaire over Joost. We hebben er lang over gesteggeld of ik zou meewerken. Hij is een geweldige journalist natuurlijk, maar toch heb ik besloten het niet te doen. Als ik iets doe, dan in de Volkskrant, omdat het Joost zijn krant is. En er is nu een positieve aanleiding voor.’

Op 18 november, Zwagermans geboortedag, wordt in Alkmaar de eerste Joost Zwagerman-lezing gehouden, een vanaf nu jaarlijks terugkerende lezing over een onderwerp in zijn geest. Voor deze eerste keer is historicus Simon Schama uitgenodigd. Ook wordt de Joost Zwagerman-essayprijs uitgereikt aan een jonge, beginnende schrijver. Pereboom: ‘Dat essay mag over alles gaan, want ook voor Joost was geen onderwerp te min. Er is een essay genomineerd dat over bomen gaat, maar ook een over serendipiteit. Dat had Joost prachtig gevonden.’ Ze hapert even. ‘Het is dubbel, want Joost hield van dit soort presentaties met veel mensen erbij en hij had het geweldig gevonden om Simon Schama te ontmoeten, een grote held van hem. Tegelijkertijd wil ik dit helemaal niet organiseren en verzet ik me ertegen. Het is net als met Joosts uitvaart, dat was best absurd. We zaten te vergaderen over wie er allemaal moesten spreken, die, en die ook, het evenement - ja, dat wordt het dan - werd steeds groter. Op een gegeven moment dacht ik: voor wie doen we dit eigenlijk? Hij is er straks niet bij.’

Maaike Pereboom (39) is beleidsmedewerker bij het Nederlands Letterenfonds. Ze woonde samen met Joost Zwagerman in Haarlem toen hij op 8 september 2015 overleed. De drie grote kinderen uit zijn eerste huwelijk, dat twintig jaar duurde, waren geregeld een weekend bij hen.

Ze zet een pot thee op een lichtje in haar Amsterdamse bovenhuis - later op de middag wordt het een biertje en steekt ze een sigaret op. Geen foto’s van Zwagerman in de kamer, wel een rood-wit-gestreept speeltentje van zoontje Max (2). Ze is ontspannen en openhartig als ze over zichzelf praat; ze moet een keer huilen, maar ze lacht ook veel. Over Joost Zwagerman is ze terughoudender; details houdt ze voor zichzelf. ‘In feite gaat het niemand iets aan. Het is zo intiem. Zelfmoord is een moeilijk onderwerp en het brengt een ingewikkeld rouwproces met zich mee. Het is geen voltooid leven, hè. Niemand is het ermee eens, er is nog steeds groot verzet om wat hij heeft gedaan. Dat maakte het problematisch. Daarbij heb ik ook met zijn moeder en zijn kinderen te maken, ik wil niet dat zij dingen teruglezen over Joost die zij te privé vinden.’

Hoe is het je vergaan de afgelopen drie jaar?

‘Vóór de bevalling was ik er alleen maar mee bezig dat ik een gezond kind op de wereld moest zetten. Al mijn aandacht ging daarnaartoe, dat is vast hormonaal. Ik was natuurlijk wanhopig en in blinde paniek, ik dacht voortdurend: er is hier sprake van een heel groot misverstand, hij moet terugkomen, dit moet worden teruggedraaid. Dat is een heel angstig gevoel. Soms heb ik het nog, het laatste half jaar is het gek genoeg weer erger. Misschien omdat ik het me die eerste tijd niet kon permitteren. Ik moest door, bevallen, verhuizen, al was het op de automatische piloot. Tijdens de zwangerschap was ik vooral bang voor de stress. Cortisol, dacht ik steeds, ik was helemaal geobsedeerd door cortisol. Het stresshormoon, dat tast de baby aan. Ik was heel bang dat ik een miskraam zou krijgen, ik dacht: waarom zou er niet nóg iets ergs gebeuren, het noodlot heeft zijn oog op mij gericht.’

Kun je dan wel blij zijn als je een gezond kind krijgt?

‘Ik was heel blij, ja, gelukkig wel. En ik had meteen een overweldigend gevoel van verantwoordelijkheid. Ik denk weleens dat het mijn redding is geweest dat ik zwanger was, anders was ik vast heel veel gaan drinken om mezelf te verdoven. Maar ik moest het helemaal nuchter doen.

‘Joost is dood en dat zal altijd verschrikkelijk blijven. Maar ik ben er nog’
Beeld Koen Hauser

‘Max was een gezonde baby en het is een geweldig kind, ontzettend vrolijk, lief en druk. I love him.’ Ze wijst op een fotootje van hem in de boekenkast. ‘Hij ziet eruit als een Viking: blond haar en blauwe ogen. Ik had dat nooit verwacht, ik ben donker en Joost had ook bruine ogen. Maar hij heeft zeker trekken van Joost. Hij kan net zo intens kijken.’

Iets later: ‘Jij weet ook dat psychiater Bram Bakker een interview heeft gegeven aan de Volkskrant, dat was echt vreselijk. Daarin zei hij met zoveel woorden dat Joost ertegenop zag of het niet aankon dat hij nog een kind zou krijgen. Alsof hij daarom... Moet Max dat later lezen? Waarom zeg je zoiets? Hij vond het kennelijk interessant om zo over Joost te praten. Ik vond het onsmakelijk.’

Hoe reageerde Joost erop dat je in verwachting was? Hoe ging het met hem in die tijd voor zijn dood?

‘Hij was in behandeling voor een depressie. Een half jaar eerder was hij opgenomen geweest in een psychiatrische instelling, maar daaruit was hij teruggekeerd omdat het beter leek te gaan. Hij maakte een hele periode van depressieve episodes door, dus je zou kunnen zeggen: je kon het zien aankomen, maar Joost was ook heel levenslustig en veerkrachtig, hij kwam er altijd weer bovenop. Al ging het aan het einde van die zomer wel weer slechter. Hij ging veel naar zijn therapeut. Maar ook dat had ik al vaker meegemaakt. Kijk, als je zelf niet dood wilt, is het heel moeilijk je voor te stellen dat een ander dat wel wil en daarbij dacht ik altijd: dat dóét hij gewoon niet. Juist omdat hij er veel over heeft geschreven, hij heeft er zelfs een heel boek aan gewijd, Door eigen hand. Achteraf, ja, kun je dat zien als een persoonlijke bezwering. Maar toen dacht ik: hij trekt zichzelf wel weer uit de put.’

Hij stuurde in die tijd tot diep in de nacht warrige mailtjes, maakte ruzie met mensen. Was hij psychotisch, manisch-depressief?

‘Ik zei altijd: je moet een slot op je computer doen zodat je na een bepaald tijdstip niet meer kunt mailen. Maar hij kon het niet laten om midden in de nacht in de pen te klimmen, hij was absoluut bijzonder impulsief. Vaak had hij de volgende ochtend alweer spijt. Doodvermoeiend voor hemzelf. Dat warrige en emotionele werd natuurlijk versterkt door die depressie, maar, noem me naïef, ik zag het ook als een component van zijn persoonlijkheid.’

Het was voor jou geen alarmsignaal?

‘Nee, ik kende hem niet anders en hij deed verder geen rare dingen. Een specialist heeft ook gezegd dat hij niet manisch-depressief was. Hij was hartstochtelijk, dat wel, ten goede en ten kwade.

Al die energie van hem was natuurlijk ook een destructieve kracht.’

Uit alles wat Joost over zelfmoord schreef, sprak: niet doen, nóóit doen. En ook voor anderen: niet in berusten, te allen tijde proberen het te voorkomen.

‘Ja. Hij zei altijd dat het een no-goarea was, daarom zag ik het niet als een waarschijnlijkheid. Ik was wel bang voor diepere depressies, dacht: als hij straks helemaal niet meer functioneert, hoe komt hij er dan uit? Maar de dood, nee.’

Praatte hij er ook niet over?

‘Hij hield veel verborgen, ook voor mij. Hij was wel open over zijn depressie, maar ik denk dat zijn doodswens een loodzwaar geheim was. Zelfs aan zijn therapeut heeft hij niet alles verteld, denk ik, hij was er goed in om mensen om de tuin te leiden. Hij schaamde zich ook voor wat hij doormaakte. De diepe krochten van zijn depressie, dat was geen fijne plek om te beschrijven, dus ik denk dat hij die heeft willen verbloemen. Misschien ook vanwege de zwangerschap.’

Hoe reageerde hij daarop?

‘Blij, maar ook zorgelijk. Hij had ook een gewrichtsziekte, de ziekte van Bechterew, en vroeg zich af: kan ik al die energie nog wel opbrengen met mijn ziekte? Dus ja, wisselend. Uiteindelijk duurde het maar drie maanden, dus we hebben ook niet heel lang plannen kunnen maken over hoe we het met een kind zouden gaan doen.’

Dat moet jou zorgen hebben gebaard, zijn reactie.

‘Ja, maar ik was natuurlijk vol levenslust en doorzettingsvermogen. Ik vond het fantastisch dat ik zwanger was en zei: als jij last hebt van je rug, til ik de baby, dit gaan we gewoon doen. Ik zag dat Joost een fantastische vader was voor zijn drie andere kinderen en ach, het praktische, koken en stofzuigen, dat boeide me niet zo. Voor mij hoeft het niet allemaal fiftyfifty, ik ben door een ouderwetse vader opgevoed, die deed ook heel veel dingen niet. Dus ik probeerde Joost een beetje op te vijzelen, snap je, zo van: komt goed, kijk maar in welke omstandigheden mensen kinderen krijgen, dat lukt ons ook.’

En kon je hem dan geruststellen?

‘Met wisselend succes. In de laatste dagen ging het zo op en af - ik kan er niks zinnigs over zeggen. Kijk, nu wordt alles vertroebeld door zijn zelfmoord. Maar ik moet mezelf steeds voor ogen houden: de manier waarop hij is doodgegaan, is niet hoe hij wás. Heel lang, tot zijn eerste depressie, hij was toen eind 40, is hij een geweldig leuke en gezonde man geweest. Mensen denken: jij was de laatste jaren met Joost Zwagerman, dat moet een hel zijn geweest. Maar zo was het helemaal niet. Hij was ook huiselijk en gezellig, we hebben veel plezier gehad, ook tijdens de weekends met zijn kinderen. Er zijn lange periodes geweest - langer dan zijn depressies, die kort en hevig waren - dat we heel gelukkig waren.’

Toch zegt iedereen achteraf: het thema zelfmoord loopt als een rode draad door zijn werk.

‘Ja, het is begonnen met de zelfmoordpoging van zijn vader, die heeft hij geïnternaliseerd. Op een gegeven moment heeft hij gedacht: daar moet ik korte metten mee maken. Toen heeft hij dat boek over zelfmoord geschreven en daarna is het heel lang weggeweest. Misschien is het met de dood van Rogi weer naar de oppervlakte gekomen.’

‘Joost is dood en dat zal altijd verschrikkelijk blijven. Maar ik ben er nog’
Beeld Koen Hauser

Schrijver Rogi Wieg, Joosts goede vriend, die een paar weken vóór Joost zijn leven beëindigde. Terwijl Joost altijd had gezegd: dat zal ik voorkomen.

‘Ja, al was Joost daar inmiddels wel anders over gaan denken, hij zag wel in dat Rogi echt niet meer wilde leven. Maar die belofte, die voelde hij nog wel heel sterk. Waarmee ik niet wil zeggen dat Rogi’s dood de aanleiding was voor die van Joost, absoluut niet. Daarom vind ik het ook zo ongelooflijk dat een psychiater in een interview zegt dat een zwangerschap misschien aanleiding kan zijn om eruit te stappen. Als je een empatische psychiater bent die ervoor heeft doorgeleerd, weet je wat een diepe ontreddering depressie is, en dat er bij zelfmoord een heel spectrum van factoren speelt. Niet: je bent ontslagen, of: je vrouw gaat vreemd. Nee, het is een amalgaam van onrust, karakter, gebeurtenissen, het is een mysterie. Dat maakt het zo moeilijk voor de nabestaanden. Je kunt er nooit vrede mee hebben. Je blijft je afvragen: waarom? Schuldgevoel, woede, het wisselt elkaar steeds af. Je blijft maar proberen dat raadsel te ontwarren. Maar daar moet je mee ophouden, want het brengt je nergens. Er is geen antwoord.’

Zelf legde Joost een verband tussen zijn depressie en zijn scheiding, begreep ik uit een interview uit 2012. Had die laatste depressie daar weer mee te maken?

‘Ook. Die scheiding duurde maar voort, dat is een hele strijd geworden. Maar het is uiteindelijk niet één gebeurtenis die de doorslag geeft, dat wil ik juist benadrukken. Het is een combinatie van gebeurtenissen en gedachten waardoor je denkt: dit is geen leven meer. Tenminste, dat stel ik me zo voor. Hoe vaak ik ook zei: ‘Maar kijk dan wat je hébt, mij, prachtige kinderen, je werk’, het kwam niet meer binnen. Je hebt geen contact met je omgeving tijdens een depressie, je ontleent nergens meer vreugde aan.

‘Als je al een paar keer een depressie hebt gehad, moet het heel angstig zijn er weer een te voelen aankomen. Hoe lang duurt het deze keer, kom ik er nog uit? Joost werd altijd heel gelukkig van zijn werk, naar musea gaan en over schoonheid schrijven, maar zelfs dat bracht hem niets meer. Hij was iemand die makkelijk schreef, ik hoorde hem boven altijd op zijn toetsenbordje rammen. Nu kon hij zelfs geen column meer schrijven. Het moet heel vervreemdend zijn als je niets meer herkent van hoe je altijd was. Wat hou je dan nog over?’

Hielpen medicijnen hem niet?

 ‘Een episode had hij een middel dat voor hem goed werkte, maar nee, er zijn geen wonderen verricht. Af en toe stopte hij er ook weer mee. Het is ook een discussie hè, of antidepressiva wel goed helpen of dat het beter is om mensen bij de hand te nemen en intensieve therapie te laten volgen.’

Wat later, voortbordurend op de vraag of dat überhaupt kan, de oorzaken van een zelfmoord wegnemen: ‘Die man van hulplijn 113, psychiater Jan Mokkenstorm, zegt: er is altijd een manier om potentiële zelfmoordenaars tegen te houden. Je moet met ze praten, je moet in ze investeren, het taboe moet eraf. Ik begrijp zijn missie, en die is ook goed, maar je kwetst er wel nabestaanden mee. Die hebben het al zwaar, en die krijgen dan ook nog van een gezaghebbend persoon de boodschap: je had er iets aan kunnen doen. Mokkenstorm ziet het als collateral damage dat je nabestaanden misschien een beetje kwetst, het doel heiligt de middelen. Maar ik vind het lastig, want ja, ik denk dat ik wel alles heb gedaan wat in mijn vermogen lag om Joost te helpen.’

En toch dat schuldgevoel.

‘Ja. Zelfverwijt moet je zeggen, dat heb ik in therapie geleerd. Ik ben niet zo omzichtig met woorden, ik heb het ook over zelfmoord en niet over suïcide. Maar dit vind ik wel zinnig. Schuldgevoel impliceert toch dat je schuld hebt. Terwijl: je bent niet medeplichtig, je verwijt het jezelf.’

Wat heb je jezelf verweten?

‘De voor de hand liggende dingen. Als ik die dag thuis was gebleven. Als ik maar doortastender was geweest. Als ik hem naar een instelling had gesleept en gezegd had: je moet worden opgesloten. Aan de andere kant: in een instelling kun je ook zelfmoord plegen. En als ik die dag thuis was gebleven, had hij het misschien op een andere dag gedaan. Dat heeft me wel geholpen: met mijn therapeute, een wijze vrouw van 70, tot in detail al die scenario’s doornemen en ze dan bevragen. Maar een echt stijgende lijn in het verwerken is er niet. Nog steeds keer ik terug naar die dag en doorloop ik hem opnieuw van uur tot uur.’

Wat is er die dag gebeurd?

‘Ik ben ’s ochtends gewoon van huis gegaan om te werken en Joost bleef thuis, ook om te werken. Hij was niet in heel goeden doen, maar het was ook weer niet zo zorgwekkend dat ik dacht dat ik niet weg kon.’ Het gesprek stokt, ze blijft even stil. ‘Hier kan ik eigenlijk niet over praten, omdat ik weet dat ik er mensen mee van streek maak. Ik heb hem namelijk gevonden. Ik kan er wel dit over zeggen: met zogenoemde EMDR-therapie heb ik die beelden los kunnen koppelen. Ik dacht altijd dat het hocus pocus was, met zo’n vinger voor je ogen, maar het heeft absoluut geholpen. Alleen maar door over dat heel erge te praten en tegelijkertijd met je ogen een bewegende vinger te volgen, wordt er een soort omweg in je hersens aangelegd, anders kan ik het niet uitleggen. Het is nog steeds een trauma, maar ik ben niet meer misselijk en verlamd van angst als ik eraan denk.’

Er is ontzettend veel geschreven over Joosts daad. ‘Een verschrikkelijke vergissing’, schreef de een, ‘Joost zou het niet eens zijn geweest met de zelfmoord van Joost’, een ander. Schrijver David van Reybrouck, een vriend van Joost en jouw ex-vriend, schreef: ‘Joost zou zich nu al beklaagd hebben over zijn dood.’ Bijna iedereen ging ervan uit dat het een opwelling was. Wat denk jij?

 ‘Ik vond dat wel een goede opmerking van David, Joost zou zich absoluut hebben beklaagd. Ik denk ook dat het een opwelling was. En tegelijkertijd denk ik dat het plan allang klaarlag, ook al wist ik er niets van. Mei Li Vos heeft daar iets moois over gezegd na de zelfmoord van haar broer: het plan ligt in een laatje dat heel lang dichtzit en op een dag gebeurt er iets en dan wordt dat laatje opeens opengetrokken. Dat kan zijn na een opeenstapeling van kleine dingen: slecht geslapen, een column die niet lukt. Ja, ik weet het, dat is tegenstrijdig: een impulsieve daad en een klaarliggend plan. Vroeger had ik duidelijkere ideeën over zelfmoord. Ik was het hartgrondig met Joost eens dat het tegengehouden moet worden, no matter what. Maar de theorie is anders dan de praktijk, en ik weet niets meer zeker. Er is geen sluitend verhaal, er is geen logica, alleen willekeur. Dat is sowieso een les die ik heb geleerd in deze tijd waarin iedereen zegt: als je maar positief bent, kun je alles van je leven maken. Nou, er valt niet zoveel te maken. Het is vooral een kwestie van pech of geluk en willekeur.’

Ze vertelt hoe ze in het jaar na Max’ geboorte vaak gedacht heeft: ik geef het op, wat is eigenlijk de reden dat ik er nog ben? ‘Ik heb Joost zo vaak staan roepen hier in de kamer: ‘Je moet nú komen, want het gáát niet.’ Ergens hoop je toch dat hij verschijnt. Maar hij kwam niet.’ Ze lacht door haar tranen heen: ‘Obviously.’

‘Foto’s en bewegend beeld, er is genoeg van Joost, kan ik nog niet zien. Het doet te veel pijn. Ik heb hem wel een paar keer in een droom gezien. Dan is hij afstandelijk en zegt hij: ik kan nu niet met je praten, ik moet weg. Tja, je hoeft geen psycholoog te zijn om dat uit te leggen. Hij is vertrokken, al bij leven. Ik kon niet dicht genoeg bij hem komen.

‘Dat magische denken, dat vurig hopen dat hij daadwerkelijk in de kamer staat, dat is wel weg inmiddels. Door gesprekken met zijn moeder zie ik hem wel vaak voor me als klein jongetje. Dat vind ik fijn om aan te denken: hoe hij was als zorgeloos kind, vóór de tijd dat het allemaal misging.

‘Hij heeft een geweldige moeder, die bijzonder gewond is natuurlijk, nu. Ze vindt het fijn om over Joost te praten; zijn vader is een jaar na hem overleden, zijn enige broer woont in China. Dan zijn er niet veel mensen over. Ze gaat vaak naar het graf en verzorgt dat heel mooi. Af en toe ga ik mee met Max, dat is fijn. Sinds ik moeder ben, word ik onpasselijk als ik eraan denk dat je op deze manier je kind moet verliezen. Dat moet ondraaglijk zijn.’

Biedt Max haar troost?

‘Ja, dat vindt ze geweldig. Sinds een tijdje heb ik een nieuwe relatie, dat vond ik wel lastig om te vertellen. Ik was tenslotte de vrouw van haar zoon. Ze moest er wel even aan wennen, maar ze gunt het me echt. Ze ziet ook wel hoe lief Joost is voor mij en Max.’ Weer een lach: ‘Joost Nijsen (uitgever, red.), vreselijk verwarrend natuurlijk dat hij dezelfde voornaam heeft. Maar wel heel fijn dat de twee Joosten elkaar kenden en elkaar aardig vonden. Ik voel me vrij om bij Joost Nijsen zo vaak ik wil over Joost Zwagerman te praten. Je kunt jaloers zijn op een dode, dat is hij gelukkig niet.

‘Hij heeft me ten huwelijk gevraagd, ik ben zo blij, ik heb volmondig ja gezegd. Tot we een huis hebben, blijven we apart wonen, maar in het weekend zijn we vaak bij hem. Max noemt hem papa, daar is hij zelf op een dag mee begonnen. Heel wonderlijk en schattig natuurlijk, maar ook lastig en verwarrend. Want hoe ga ik hem op een dag uitleggen dat hij nog een papa heeft? Een papa die er niet meer is omdat hij er zélf niet meer wilde zijn?’

Joost heeft zijn vader diens zelfmoordpoging altijd zo kwalijk genomen omdat hij hem, zijn zoon, daarmee het gevoel gaf niet de moeite waard te zijn om voor te blijven leven. Hij heeft hetzelfde gedaan.

‘Daar ben ik natuurlijk ook woedend over geweest en nog steeds, naast al die andere gevoelens. Want ik voel ook diep mededogen voor Joost. Hij moet zo eenzaam zijn geweest. Als we het over zijn depressie hadden, zei ik: kijk wat je hebt. Die prachtige kinderen, met wie we het heel goed hadden, dat is heus niet altijd vanzelfsprekend na een scheiding. Het is toch ongelooflijk dat we dat voor elkaar hebben gekregen, zie daar de waarde nou van in. Dat was hij dan wel met me eens, maar het vervulde kennelijk niet zijn wezen. Als niets je meer vervult, zelfs je kinderen niet - dat geeft alleen maar aan hoe afschuwelijk een depressie is.’

Max heeft zijn achternaam, heb ik begrepen.

‘Ja, dat vond ik belangrijk. Het was een absurd verhaal om dat geregeld te krijgen, want Max was natuurlijk nog niet erkend. Mijn leven lijkt soms wel een film. Een soort CSI Amsterdam, want er moest een dna-test worden gedaan met materiaal van Joost, dat hebben we van zijn tandenborstel uit de badkamer gehaald. Een jaar na dato, ja, genetisch materiaal blijft kennelijk lang goed. Ik moest er een lange weg voor afleggen met advocaten en alles, maar ik ben blij dat het geregeld is. Alles was al abnormaal, ik wilde dat er één ding normaal was, dat het kind de naam van zijn vader krijgt. Sommige mensen vonden het nodig om te zeggen: waarom zou je hem daarmee opzadelen? Maar ik dacht: Joost is niet alleen zijn dood, het was een geweldige man die geweldige dingen heeft gedaan, daar mag je trots op zijn.’

Ze zegt het vaker, als om te voorkomen dat Joost Zwagerman vooral om zijn einde in de herinnering blijft: Joost is niet alleen zijn dood. ‘Ik had iemand van de uitgeverij aan de telefoon voor het regelen van de Joost Zwagerman-lezing die eraan komt. Zegt die vrouw: waarover gaat de lezing van Simon Schama, over zelfmoord neem ik aan? Nee, die lezing gaat over het snijvlak van kunst en literatuur, de dingen waar Joost zo vreselijk enthousiast van kon raken.

‘Ik heb álles, dacht ik met Joost. De liefde van mijn leven, het grote geluk. Ik had alles, en opeens was het weg. Dat gebeurt in meer levens, hè. Het is makkelijk om verbitterd te raken, om na zo’n gebeurtenis anderen ook het geluk niet meer te gunnen. Ik heb het een tijd gedacht, hoor: vanaf nu zal ik een miserable life leven, nooit meer liefde, nooit meer seks, ik kan net zo goed meteen drie katten nemen en sterven. Ik voelde me stokoud terwijl ik nog geen 40 was, ik dacht: mijn leven is voorbij. Dat is veranderd. Ik heb Max, er is iemand die me liefheeft, ik kan weer plezier hebben. Joost is dood en dat zal altijd verschrikkelijk blijven. Maar ik ben er nog.’

Hulp nodig? Op elk moment is contact mogelijk met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via tel. 0900-0113 of via 113.nl.

CV Maaike Pereboom

5 november 1978 Geboren in Haarlem

1997 Propedeuse hbo-opleiding Boekhandel & uitgeverij

2004 Master Cultuur & media, Universiteit van Amsterdam

2006 Bachelor Moderne letterkunde, UvA

2008-heden Beleidsmedewerker Nederlands Letterenfonds

Maaike Pereboom heeft een relatie en woont met zoontje Max (2) in Amsterdam

Op 18 november wordt in Alkmaar de eerste Joost Zwagerman-lezing gehouden en dan vindt ook de uitreiking van de Joost Zwagerman-essayprijs plaats.

Volkskrant-lezers kunnen gebruikmaken van een speciaal arrangement en met korting kaarten kopen.

Meer informatie en kaarten: volkskrant.nl/inclusief.