Direct naar artikelinhoud
RecensieHet snoer der ontferming

Couperus schiep op papier een geromantiseerd Japan vol wonderschone beelden (vijf sterren)

Het regent herfstmanen, vuurvliegjes en lotusbloemen in de Japanse verhalen van Louis Couperus. Een nieuwe, geïllustreerde uitgave en een expositie laten de oogverblindende Japanse prenten zien die hem inspireerden.

Beeld rv

Wat een verschrikking, zo’n Japanse theeceremonie, moest Louis Couperus vaststellen toen hij in 1922 te Kyoto een kopje borrelend groen schuim voorgeschoteld kreeg. Het smaakte affreus. En dat was kenmerkend voor de hele Japanreis die de bijna 60-jarige schrijver tussen maart en oktober maakte, in slechte gezondheid, als reisbrievenschrijver voor de Haagsche Post.

Je zou verwachten dat de tempels, riksja’s en kimono’s aan de dandy besteed waren, en dat hij van zijn verrukkingen kirrend verslag zou doen, maar in werkelijkheid vond hij er geen fluit aan. Het land was aan het moderniseren en helemaal niet zo magisch, de mensen waren onbenaderbaar, die veelgeroemde thee niet te drinken en de ellendige behandeling van de prostituees in de zogenaamd zalig-rosse buurt Yoshiwara in Yokohama gaf hem een paar briesende columns in.

Geen succes, die trip naar het Verre Oosten. Maar in de maanden na zijn thuiskomst in Den Haag schreef hij een aantal Japanse impressies, verhalen en legenden, die gebundeld in Het snoer der ontferming in 1924 zouden verschijnen, toen Couperus reeds gestorven was. En daarin regent het wél herfstmanen en avondsneeuw, lotusbloemen en vuurvliegjes. En ook regenstralen: ‘Steeds is het water hier een levend iets – zelfs een stil liggende plas kan dromen en leven – maar deze stralen vooral waren door heftig leven bezielde wateren. Hun vaart was onwederstaanbaar van uit de wolk neêr naar de aarde; hun schuimte was vol drift; zij schenen als glazen schichten, maar zonder enige brooste; zij schenen kristallen pijlen, maar geschoten en gericht door enkel eigene aandrang: zij waren, de regenstralen, levend, bezield; hun heftige impuls was om neêr uit de wolk de aarde te treffen, de huizen, de heuvelen, de pijnboom.’

Louis Couperus: Het snoer der ontferming
Geïllustreerde uitgave, bezorgd door H.T.M. van Vliet.
Van Oorschot; 414 pagina’s; € 44,99.
Expositie In de ban van Japan, tot en met 19 mei in het Louis Couperus Museum, Javastraat 17, Den Haag.

Bij het navertellen van legenden en het verwoorden van indrukken maakte de schrijver gebruik van velerlei handboeken en catalogi met Japanse prenten. De grote Couperus-kenner H.T.M. van Vliet heeft met heroïsche speurzin gereconstrueerd welke bronnen Couperus zeker, en welke hem vermoedelijk, tot inspiratie hebben gediend. Dat heeft geleid tot een unieke herdruk van Het snoer der ontferming, te weten mét de oogverblindende prenten en plaatjes. Het effect is vergelijkbaar met de sensationele zesdelige uitgave van de Brieven van Vincent van Gogh (die overigens ook Japanse prenten nageschilderd heeft) in 2009: bij de bekende teksten voegen zich ineens kleurenbeelden, zodat het is of we de kunstenaar in zijn werkplaats zien, of een blik werpen in zijn hoofd.

Dit schreef hij, en toen hij daar mee bezig was, had hij dus déze plaatjes in gedachten, of op zijn tafel liggen. Bij de beschreven regenstralen krijgen we de prent ‘The Summer Storm’ van Utamaro, maar ook ‘Onverwachte regenbui op de grote brug te Atake’ en ‘Stortregen bij Shôna’ van grootmeester Hiroshige.

Een geromantiseerd Japan op papier

Eenmaal terug in Nederland, toen hij de tegenvallende Japanreis achter zich kon laten, schiep Couperus zich op papier een geromantiseerd Japan. En dan leeft hij zich pas uit, in wonderschone beelden. In de blauwe nacht vangen vrouwen gehuld in wierookvademblauwe gewaden vuurvliegjes: ‘En verzamelen ze in doosjes van papier, doorzichtig, waarin de vliegjes nog lichten als een glansje in een papieren lantarentje. En de vrouwen, de weelde-vrouwtjes, houden zich de lichtende, als met lichtadem hijgende vliegjes aan wang en boezem en aan elkanders glanzige haar, als om zich te tooien met gele, gloeiende sieraden, o zo broos want dovende dadelijk…’

En ook dát is een terugkerend element: alle beweging en leven zoals Couperus die in vloeiende woorden vangt, zijn de harteklop die altijd maar tijdelijk is, en ten slotte weer ophoudt. De schrijver gewaagt van de boeddhistische goden zoals Amida, die na hun dood mensen van hun levensellende bevrijdt, zodat ze gereinigd het Nirwana binnen kunnen gaan.

Dat laatste is een wellicht troostrijk concept, maar Couperus ging het vooral om die fase daarvóór; en naarmate hij in zijn verhalen het woord ‘Noodlot’ vaker laat vallen, een term die uit de koker van de auteur zelf komt, wordt ook steeds duidelijker waarom hij niet zozeer door het werkelijke Japan, maar wel door de Japanse droom gegrepen was: met de besneeuwde bergen en wiegelende lotusbloemen, de gratie en betovering die hij met name van oude prenten kende, kon Couperus zijn vertellingen van kortstondige schoonheid en onafwendbare ondergang versieren. Zelfs die felle regenstralen, zinnebeeld van voluit leven, eindigen op de grond, en dan blijkt hun kracht toch niet onwederstaanbaar, want ze vallen ‘bezwijmd in afsijpeling en moede droppelval van schermranden, boomlover, dakpannen overal neer.’

‘Onverwachte avondbui op de Grote brug bij Atake’ en ‘Gezicht op het Ashitakagebergte en de berg Fuji’ van Utagawa Hiroshige.Beeld Collectie Van Gogh Museum

Over Yoshiwara, de hoerenbuurt die hem op reis zo kwaad had gemaakt, schreef hij het verhaal ‘Nishiki, dat is Brokaat, en Mikan, dat is Oranje-appel’, over een 14-jarig meisje dat haar arme moeder wil helpen en zich daarom als prostituee meldt bij de dikbuikige waard die een bordeel runt, en die het scharminkeltje toch maar aanneemt, want ze heeft mooie haren. Ze ontmoet een jonge priester, die haar echt liefheeft, en de twee besluiten te vluchten en samen zelfmoord te plegen. Zo zijn ze ontkomen aan de doem van het leven. De viezige waard is kwaad, de bewoners gruwen van de dubbele zelfmoord, maar dankzij Amida mogen de twee op gouden wolken het paradijs binnen.

Een tranentrekker. Maar ook vertederend, in de wetenschap dat Couperus zijn authentieke afschuw over het uitzichtloze lot van de vrouwen die hij zag in de bordelen van Yokohama achteraf heeft omgebogen in deze vlucht naar voren van Brokaat en Oranje-appel, het leven uit, samen. En in dat goud van de wolken zien we behalve de hand van Amida ook die van de schrijver die met zijn pen penselen kon.   

Op allerlei manieren over boeken schrijven, daar is de boekenredactie van de Volkskrant de hele dag mee bezig. Maar hoe kiezen zij welke boeken uit het enorme aanbod worden behandeld, en hoe bepaal je wat goed en slecht is? Boekenchef Wilma de Rek: ‘Een roman is goed als je erin wilt blijven wonen.’