Direct naar artikelinhoud
InterviewMaarten van Rossem

‘De professionals kijken nog altijd neer op niet-historici als Geert Mak’

Het gaat veel beter met het Nederlandse geschiedenisboek dan dertig jaar geleden, constateert historicus Maarten van Rossem aan de vooravond van de bekendmaking van de winnaar van de Libris Geschiedenis Prijs 2018. Maar dat is niet te danken aan de vakhistorici.

Beeld Max Kisman

Lang geleden, in de Haagse Post van 26 juli 1986, vertelde historicus Maarten van Rossem dat de Nederlandse historische wereld een aangelegenheid is ‘van voor en door de professionals’. ‘Een wereld die zichzelf in stand houdt met kleine discussietjes in de vakbladen, die bestaat bij de gratie van een permanent revisionisme. Je bent altijd bezig een bestaande visie te onderzoeken en dan blijkt onveranderlijk dat het nét niet helemaal klopt. Dat levert een gigantische hoeveelheid drukwerk op die niemand leest.’

Die academische historici hadden volgens Van Rossem een minachting voor het goed geschreven geschiedenisboek, terwijl er ook toen al bij het publiek grote belangstelling was voor het verleden. ‘Waar is de populaire geschiedenis van Nederland die je je tante op haar verjaardag cadeau kan doen?’, vroeg Van Rossem zich af. Een vraag die nog altijd actueel is.

Maarten van RossemBeeld ANP Kippa

Hoe staat het er nu mee?

Van Rossem: ‘Het staat als een paal boven water dat het nu beter is dan toen. Aan de ene kant worden er vandaag de dag aardige boeken geschreven over de Nederlandse geschiedenis. Maar bij de Libris Geschiedenis Prijs heb ik wel de indruk dat er veel journalistiek werk bij zit. De vakhistorici zijn bij de nominaties in de minderheid. Ik signaleer een dubbele ontwikkeling in de academie, die de zaak niet bevordert. Dat is aan de ene kant het nog steeds bestaande dedain van professionele historici voor het grote publiek. Je schrijft niet in de krant, je komt ook niet op televisie, dat is allemaal verraad aan de hoge principes van het notenapparaat.

‘De professionals kijken nog altijd neer op niet-historici als Geert Mak, die met zijn boeken een megapubliek bereikt. Ik vond Hoe God verdween uit Jorwerd en De eeuw van mijn vader geweldige boeken. Het is flauw om daar flauw over te doen. De boeken van de journalist en econoom Annegreet van Bergen, Gouden jaren en Het goede leven, vind ik ook heel leuk. Zij schrijft over het dagelijks leven: welke nieuwe wasmiddelen de mensen gingen gebruiken. Dat je jaren op een telefoonaansluiting moest wachten. De verandering van het dagelijks leven na 1945 is de meest interessante ontwikkeling voor de meeste mensen.

‘Het tweede probleem is dat je voor je academische carrière geen zak hebt aan het schrijven van een boek in het Nederlands, dat het goed doet bij bol.com. Je carrière wordt bepaald door Engelstalige publicaties in Engelstalige vakbladen met een jury van geleerde vakgenoten.’

Dat geldt ook voor historici?

‘Ja, daar is een mooi woord voor. Dat heet physics envy: jaloezie op de bètawetenschappen. Dat is de dood in de pot voor de manifestatie van historische kennis in het publieke debat. Tot mijn totale verbijstering bereikte mij het bericht dat in mijn voormalige afdeling tegenwoordig Engels wordt gesproken. Het belangrijkste wat we hebben, onze eigen taal, is in zo’n essentiële culturele instantie als de universiteit een verwaarloosd kindje geworden. Ik zie de toekomst somber in. Het natuurlijke, vanzelfsprekende contact tussen de academische geschiedschrijving en het publieke debat is al grotendeels verloren gegaan.’

Zo’n boek als jouw De Verenigde Staten in de twintigste eeuw, dat is er voor Nederland nog steeds niet.

‘Je tante vraagt je: ik wil weleens lezen hoe het zit met Nederland na 1945. Geschiedenis heeft ook een analytische functie. Is de ontwikkeling van Nederland nou anders dan die in België of Duitsland? Ook de vergelijkende kant moet in beeld gebracht worden. We hebben de neiging te denken dat alles wat zich in Nederland afspeelt een volstrekt uniek karakter heeft. Onze welvaart zou zijn oorsprong hebben in ons unieke volkskarakter: tucht en ascese. Toen kwam er een Engelse historicus, Griffith, die liet zien dat de economische ontwikkeling van Nederland keurig parallel liep aan die van Europa. Hoezo tucht en ascese?’

Er is ook niet een goed publieksboek over de negentiende eeuw, constateert Van Rossem. ‘Er zijn drie dikke biografieën over die koningen, die – afgezien misschien van Willem I – toch een soort randfiguren waren, die niet de ontwikkeling van het land bepaald hebben. Die tante van jou, die staat in de kou.’

Bij de nominaties voor de Librisprijs worden we opnieuw onder de biografieën bedolven. Met Aerts over Thorbecke als favoriet.

‘Ik zag dat het 880 pagina’s was. Dan denk ik: is dat niet een gemiste kans? Als Remieg Aerts een fantastisch essay van honderd pagina’s had geschreven over Thorbecke, dan had ik het nu al gelezen. Nu denk ik: eens moet ik het boek wel lezen, maar in een druk leesbestaan is dat een hele kluif. Het boek is toe aan zijn vierde druk. Maar of die kopers het allemaal ook gelezen hebben, vraag ik me af. Kopen en lezen zijn twee totaal verschillende activiteiten, de koop is snel gesloten, maar nou het boek nog lezen.’

En dan hebben we nog de afdeling Schuld & Boete over onze wandaden in Indië en de West.

‘Ik vind niet dat we voortdurend excuses moeten aanbieden voor wat we mogelijk in het verleden hebben misdaan. Een ontzettend goedkope industrie is dat. Laat de JP Coenstraat vooral blijven bestaan. Ik heb ooit voorgesteld een Mussert-wandeling in Utrecht in te stellen. Van huize Mussert in de Prinses Marijkelaan naar het hoofdkantoor van de NSB op de Maliebaan. Maar de Mussert-wandeling is niet goed gevallen.’

Libris Geschiedenis Prijs 2018
Een van deze vijf genomineerde boeken wint zondag de Libris Geschiedenis Prijs 2018. De uitslag wordt bekendgemaakt door juryvoorzitter Jeroen Dijsselbloem in het VPRO-radioprogramma OVT.

Remieg Aerts: Thorbecke wil het – Biografie van een staatsman. Prometheus; 888 pagina’s; €49,99.
Met veel aandacht voor de gespannen verhouding tussen de mislukte vader en zijn zoon die alles moest (en zou) goedmaken.

Piet Hagen: Koloniale oorlogen in Indonesië – Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing.
De Arbeiderspers; 1024 pagina’s; € 59,99.
Waarschuwing van de auteur: ‘Wie meer wil weten over de positieve kanten van het koloniale bewind, kan terecht bij talloze andere boeken.’

Frits van Oostrom: Nobel streven – Het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode. Prometheus; 386 pagina’s; € 29,99.
Een sensationele avonturenroman, kunstig opgebouwd uit vele puzzelstukjes, gevonden in oude en nieuwe oorkonden.

Hella en Sandra Rottenberg: De sigarenfabriek van Isay Rottenberg – De verborgen geschiedenis van een Joodse Amsterdammer in nazi-Duitsland. Atlas Contact; 272 pagina’s; € 21,99.
Dat hun grootvader uitgerekend bij nazi’s steun vond tegen zijn concurrenten, bezorgde de kleindochters rillingen.

Gabri van Tussenbroek: De toren van de Gouden Eeuw – Een Hollandse strijd tussen gulden en God. Prometheus; 368 pagina’s; € 24,99.
Een virtuele geschiedenis van een toren op de Dam die 115 meter hoog zou moeten worden, maar er nooit kwam.