Direct naar artikelinhoud
Beschouwingarchitectuur

Architectuurcongres in Den Bosch markeert een omslag in de door mannen gedomineerde architectuur

De dominantie van het mannelijke perspectief is niet voorbehouden voor de architectuur. Maar omdat architectuur onze leefomgeving vorm geeft, gaat deze kwestie ons allemaal aan. Tijd voor een inclusievere aanpak, vinden velen. Ontwerpen voor iedereen, hoe doe je dat?

Bovenop het Schieblock in Rotterdam is het eerste grote oogstbare dak in de Nederland gerealiseerd: de Dakakker.Beeld Hollandse Hoogte / David Rozing

Waarom veroorzaakte de ogenschijnlijk onbeduidende zaak rond ‘de krul’, zoals het klassieke Amsterdamse straaturinoir heet, vorig jaar zo veel opschudding in de media?

Een vrouw vocht een boete voor wildplassen aan. De nabijgelegen Krul waar zij haar hoge nood volgens de dienstdoende agent had moeten ledigen, was ongeschikt om hurkend te plassen en dus moest ze haar kleine boodschap wel op straat doen, betoogde zij voor de rechter – die haar in het ongelijk stelde.

De zaak bracht een ongenoegen naar boven dat al langer speelt in de architectuur: de dominantie van het mannelijke perspectief. Hetzelfde ongenoegen speelt in andere bedrijfstakken, maar aangezien architectuur onze leefomgeving vorm geeft, zou je kunnen zeggen dat deze kwestie ons allemaal aangaat. Het verklaart de commotie rond De Krul.

Sommigen zeggen dat het ontbreken van een openbaar toilet voor vrouwen komt doordat de meeste architecten mannen zijn. Volgens anderen komt het doordat de bouwkundefaculteiten, waar inmiddels 50 procent van de studenten vrouw is, geleid worden door mannen; de hoogleraar is zelden een zij, lesboeken tonen vooral werk van mannelijke architecten.

Vrouwelijke architecten worden in de geschiedschrijving weinig belicht, zoals blijkt uit het artikel ‘Snubbed, cheated, erased: the scandal of architecture’s invisible women’ (Gekleineerd, bedrogen, uitgewist: het schandaal van de onzichtbare vrouwen in de architectuur) dat onlangs in de Britse krant The Guardian verscheen. Neem de Amerikaanse architect Denise Scott Brown, die met haar echtgenoot en zakelijk partner, de dit jaar overleden Robert Venturi, aan de wieg stond van het postmodernisme in de architectuur. Deze fantasievolle bouwstijl, waarin vrijelijk wordt geput uit het verleden – denk aan het Zaansehuisjeshotel in Zaandam – ontstond als reactie op het modernisme met zijn minimalistische vormentaal. Venturi ontving hiervoor in 1991 de Pritzker Prize, die geldt als de ‘Nobelprijs’ van de architectuur, Scott Browns verdienste bleef onvermeld.

Manifest

Maar nu is er een doorbraak. Op de architectuurbiënnale in Venetië, in mei, presenteerden honderdvijftig vrouwelijke architecten, onder wie de Nederlandse Francine Houben, een manifest ‘om discriminatie in de architectuur uit te bannen’. Houben, die dit jaar in Taiwan ’s werelds grootste theater opleverde, ontving begin deze maand – als eerste vrouw sinds 1965 – de BNA-kubus, de oeuvreprijs van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus. Ook de Grote Maaskantprijs en Prix de Rome Architectuur gingen dit jaar naar vrouwen. Als klap op de vuurpijl vindt woensdag in het Design Museum Den Bosch een architectuurcongres plaats met vijftien vrouwelijke sprekers: The Next Power of Dutch Architecture – A Change of Perspective.

Initiatiefnemer is Christine de Baan, die hiermee weerwoord wil bieden aan het symposium dat vakblad De Architect begin oktober aankondigde onder de titel ‘De Kracht van Architectuur’. Met nota bene tien mannen als sprekers. ‘Te bizar voor woorden’, vond De Baan. ‘Dertig jaar geleden moest je nog zoeken naar vrouwelijke sprekers, maar nu? Ik had in twee minuten een lijst op papier die de kracht van de Nederlandse architectuur glansrijk vertegenwoordigt. Divers ook: jong, oud, architect, historicus en met verschillende culturele achtergronden.’

Ze ging over tot actie toen het Design Museum zijn auditorium aanbood en werd overspoeld door enthousiaste reacties, van vrouwen én mannen. Het overtuigde haar de conferentie door te zetten, ook toen De Architect alsnog een aantal vrouwen uitgenodigde. ‘We willen voor eens en voor altijd afrekenen met de onzichtbaarheid van vrouwen in het Nederlandse architectuurdebat’, aldus De Baan. Het thema van het congres blijft neutraal: hoe ziet de toekomst eruit en welke maatschappelijke bijdrage kan architectuur daaraan leveren? De ‘inclusieve stad’ is evenwel een belangrijk onderwerp. Wat de vraag oproept: hoe doe je dat, ontwerpen voor iedereen?

Denk verder dan man/vrouw

Het antwoord op het beperkte, mannelijke perspectief in de architectuur is niet een ‘vrouwelijk’ perspectief, zegt architect Afaina de Jong, die regelmatig lezingen geeft over hedendaags feminisme in de architectuur. De Krul is ongeschikt voor vrouwen, maar evengoed voor mensen met een rolstoel of ouders die hun baby willen verschonen. ‘Met dit inzicht kun je ruimtelijk ontwerp inzetten om de positie en behoeften aan de orde te stellen van een veel grotere groep mensen, die eerder over het hoofd werd gezien.’ Ze denkt dat architecten daarvoor hun werkwijze moeten veranderen. In plaats van gebouwen te tekenen en aan het eind standaardpoppetjes in de artist-impression te photoshoppen, zouden ze eerst moeten kijken wie die mensen zijn en wat ze doen.

Genderneutraal bouwen
Ruimte op zich is genderneutraal, maar architectuur beoordelen we, al dan niet bewust, als mannelijk of vrouwelijk; dit toont Hannah Rozenberg, student aan het Royal College of Arts, met haar afstudeerproject Building Without Bias: An Architectural Language for the Post-Binary. Deze online ‘rekenmachine’ laat met behulp van algoritmen de koppeling zien die machines maken tussen architectonische elementen en geslacht in de Engelse taal. Architect, steel en cement blijken de mannelijkste termen, tearoom, kitchen en nursery zijn de vrouwelijkste. Roof is min of meer neutraal. Met de opgedane kennis ontwierp Rozenberg een aantal genderneutrale ruimten. 

De Jong noemt de stad Wenen als voorbeeld, die in 2000 de afdeling Gender Mainstreaming oprichtte, die (sociale) verschillen tussen mannen en vrouwen verwerkt in ruimtelijk beleid. Zo bleek uit onderzoek naar het gebruik van de openbare ruimte dat speelplaatsen – meestal een voetbalveld met een basketbalnet – vooral gebruikt werden door oudere jongens, ten koste van jongere kinderen, meisjes en ouderen. Met de opgedane kennis zijn bestaande pleintjes aangepast en nieuwe ‘meergeneratiespeelplaatsen’ gerealiseerd. Je kunt er nog steeds voetballen, maar er zijn ook waterspeelplaatsen, fitnesstoestellen voor ouderen en allerlei typen zitplekken.

Rudolf-Bednar-Park, Wenen.Beeld Rupert Steiner / Hager

Bied betaalbare woon- en werkruimte

‘Een diverse, aantrekkelijke stad begint met voldoende betaalbare woon- en werkruimte’, zegt architectuurhistoricus Michelle Provoost. ‘In steden als New York en Londen zie je wat er gebeurt als de markt vrij spel krijgt: gezinnen, kunstenaars en migranten worden de stad uit geduwd.’ In Nederlandse steden dreigt hetzelfde te gebeuren. ‘Tijdens de crisis hebben corporaties, onder druk van de verhuurdersheffing, veel huizen verkocht. Ook nu de economie aantrekt, worden er minder sociale woningen gebouwd dan voorheen. Er ontstaan nieuwe fricties op de woningmarkt tussen verschillende groepen.’

Een voorbeeld van hoe je een mix aan bewoners en functies behoudt, is de Rotterdamse wijk Hofbogen, naast het Centraal Station. Toen de sloop- en nieuwbouwplannen voor kantoren in de crisis strandden, meldde bureau ZUS zich bij de gemeente met een alternatief plan om het gebied bottom-up, vanuit kleinschalige initiatieven, te herontwikkelen tot een woon- en werkbuurt. Bestaande panden werden omgetoverd tot betaalbare bedrijfsruimten voor creatieven, met openbare daktuinen, onderling verbonden door de knalgele (tijdelijke) loopbrug De Luchtsingel. De buurt groeide uit tot een hotspot.

Provoost denkt dat we kunnen leren van deze aanpak, waarbij niet alleen wordt gekeken naar vastgoed, maar ook naar sociaal en cultureel kapitaal. Daartoe richtte ze samen met ZUS de Independent School for the City op, waar ontwerpers leren te ontwerpen met de huidige stad als vertrekpunt, en deze vanuit verschillende disciplines benaderen: stedenbouw, sociologie, economie. Doel is om ‘een rijkere kijk op de stad te bewerkstelligen’, die moet resulteren in dito voorstellen.

Maak nieuwe publieke ruimten

‘Openbare ruimten vormen de basis van een stad voor iedereen’, zegt architect Nathalie de Vries, medeoprichter van architectenbureau MVRDV en voorzitter van de Branchevereniging van Nederlandse Architectenbureaus. Die ruimte is niet vanzelfsprekend. ‘Om steden te laten groeien en het buitengebied te sparen, is het belangrijk dat we onze steden verdichten. Maar de consequentie is dat steeds meer trapveldjes en groenstroken worden volgebouwd. Tegelijk worden steeds meer gebouwen ontwikkeld door private opdrachtgevers. Het gevaar daarbij is dat openbaar toegankelijke ruimten achter hekken of detectiepoortjes verdwijnen.’ Denk aan passages in stations of hotels die zich met vrij toegankelijke lobby’s profileren als ‘onderdeel van de stad’; maar wie er wil zitten, moet wel iets bestellen.

Aan de architect de taak om nieuwe openbare plekken te creëren, als het even kan ook in private projecten. Zo bouwde MVRDV in de Amsterdamse wijk IJburg een tennisclubhuis met een dak dat tegelijkertijd fungeert als publieke tribune en loungeterras. Momenteel werkt het bureau naast Museum Boijmans Van Beuningen aan ’s wereld eerste openbare kunstdepot, een spectaculair spiegelglazen gebouw met een passage die dwars erdoorheen zigzagt, tot aan de gratis toegankelijke daktuin.

Breng mensen in gesprek

Architect Arna Mackic heeft gezien hoe monumenten en cultureel erfgoed mensen kunnen verdelen; ze vluchtte in 1993 met haar familie naar Nederland vanuit het Bosnische Mostar, een door de oorlog verwoeste stad, met een deel voor moslims en een deel voor katholieken. Maar ze gelooft dat architectuur ook kan verbinden; dat is haar missie. Geïnspireerd door het ritueel om van de – in de oorlog opgeblazen – Oude Brug te duiken, maakte ze voor Mostar een (fictief) voorstel voor een ‘duiktribune’ in de neutrale zone van de stad. Het ontwerp heeft geholpen om bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek te brengen. Een duikkampioen geeft nu in een zwembad duiklessen aan scholieren, waarbij zij leren over deze traditie en elkaars cultuur.

Project 'Jump’: ontwerpvoorstel voor de publieke ruimte van Mostar, Bosnië-Herzegovina.Beeld Arna Mackic, Studio L A

‘Elkaars standpunten begrijpen en respecteren, dat is de basis om samen te kunnen leven’, zegt Mackic. ‘Daarom is ruimte voor debat zo belangrijk.’ De vorm van die ruimte doet ertoe. ‘Mensen moeten op gelijke voet met elkaar kunnen spreken; de standaardopstelling met een podium tegenover een zaal is daarvoor ongeschikt.’ Haar bureau Studio L A ontwikkelde een ronde arena, als onderdeel een tentoonstelling voor scholen in het Haagse kunstcentrum Nest, over segregatie en polarisatie. Daar gingen leerlingen na de rondgang door de tentoonstelling met elkaar in gesprek, onder begeleiding van de Stichting Discussiëren Kun Je Leren. ‘Het trof me dat een leerling voor het eerst durfde te zeggen dat hij half Joods is, waarop een ander bekende dat zij islamitisch is en uitlegde waarom ze geen hoofddoek draagt. De ruimte werkte zo goed dat er nu plannen zijn om soortgelijke plekken in scholen te realiseren.’

Vier diversiteit

Een risico van ontwerpen voor iedereen is dat gebouwen en pleinen neutrale ‘compromissen’ worden, waaraan je geen aanstoot neemt, maar die ook niet tot de verbeelding spreken. Daardoor worden ze uiteindelijk weinig gebruikt en komen mensen niet met elkaar in contact.

Architect Alessandra Covini vindt dat we diversiteit moeten vieren. Ze won dit jaar de Prix de Rome met haar (fictieve) plan ‘Amsterdam Allegories’, voor een drijvend park in Amsterdam-Noord, voortbouwend op de rijke geschiedenis van de stad en zijn vele subculturen. Het ontwerp bestaat uit 21 markante eilanden, van een barbecuepaviljoen in de vorm van een tajine tot een strandeiland dat oogt als een gigantisch zandkasteel. Bezoekers varen ernaartoe met bootjes, kunnen er feesten en of niksen in de natuur.

Museum aan de Stroom (MAS), Antwerpen.Beeld Filip Dujardin

Covini’s pleidooi sluit aan bij het boek Ornament & Identity dat bureau Neutelings Riedijk (onder meer bekend van het veelkleurige Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum) dit jaar uitbracht. Zij zien dat door globalisering en digitalisering tegenwoordig overal ter wereld dezelfde soort gebouwen verrijzen en verzetten zich tegen deze eenvormigheid. Met hun (cultuur)gebouwen willen ze sprekende openbare plekken creëren, waarin iedereen zich kan herkennen. Cruciaal zijn de publieke routes die erdoorheen lopen en de ornamenten die de architecten voor elk project ontwikkelen, waarvoor zij inspiratie putten uit de omgeving. Zo decoreerden ze de natuurstenen gevels van Museum aan de Stroom in Antwerpen met drieduizend aluminium handjes – het symbool van de havenstad. Het museum groeide uit tot een waar volkspaleis; toeristen beklimmen het om te genieten van het uitzicht vanaf het dakterras, kunstliefhebbers en schoolklassen bezoeken er tentoonstellingen, passanten drinken er koffie en dagelijks zie je er bruidsparen poseren, vergezeld door hun families.

The Next Power of Dutch Architecture: A Change of Perspective, 21/11, 10-17 uur, Design Museum Den Bosch. Sprekers zijn onder anderen Nathalie de Vries, Michelle Provoost, Alessandra Covini en Arna Mackic.