Direct naar artikelinhoud
Tv-recensie

Kijkend naar het skischansspringen, zweven we nog even tussen het oude en nieuwe jaar

Kijkend naar het skischansspringen, zweven we nog even tussen het oude en nieuwe jaar

Ik kijk nooit naar skischansspringen, behalve op 1 januari. En dan kijk ik eigenlijk ook niet echt. Vraag me alstublieft niet wie er heeft gewonnen. Toch heb ik genoten. Skischansspringen en Nieuwjaarsdag zijn voor elkaar gemaakt. Hun som is vele malen groter dan hun afzonderlijke delen. Het een maakt het ander draaglijk. Zonder elkaar zijn ze niets, twee afzonderlijke waardeloze concepten. Skylla zonder Charybdis, Garmisch zonder Partenkirchen.

Maar samen zijn ze onoverwinnelijk, min-min wordt plus-plus-plus. Voor een deel komt dat door de eenvoud van het evenement. Iedereen kan dit snappen. Gewoon zo hard mogelijk van een berg afskiën, zo ver mogelijk springen en dan landen. Het liefst allemaal zonder te sterven. Het is prettig kijken, naar die vliegende mensen, de hoge bergen op de achtergrond, de sneeuw, de roze neuzen van de deelnemers en de blosjes op het gezicht van het publiek. Zo moet Nieuwjaarsdag zijn. Fris, nieuw, maagdelijk wit. Daar, aan de voet van het Wettersteingebergte in Duitsland, is het koud genoeg om thuis met fleecetrui op de bank te zitten.

Maar het is meer dan dat. Skischansspringen op nieuwjaarsdag gaat niet om de Nakamura’s en de Kobayashi’s, het gaat niet om de zestig punten die je krijgt als je over de rode lijn heen springt, het gaat niet om de krulsnor van Robert Johansson en het gaat er niet om hoeveel broekzaktelefoontjes Antti Aalto krijgt omdat hij zoveel a’s in zijn naam heeft.

Screenshot van het Twitter-profiel van schansspringer Robert Johansson. Zijn snor is magnifiek. En dat weet hij zelf dus ook.Beeld Twitter

Het gaat erom dat wij eigenlijk naar onszelf kijken. Hoe wij zelf bovenaan de helling van het oude jaar staan en onszelf afvragen hoe we daar zijn gekomen. Als we naar beneden kijken zien we het nieuwe jaar in al zijn duizelingwekkende diepte voor ons liggen. Maar we kunnen niet meer terug. Dus zetten we ons af, vragen God ons bij te staan en glijden de afgrond tegemoet. En even zijn we los, vliegen we. Ja, dit is een nieuw jaar, vol nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen. Alles is mogelijk. Even hebben tijd en zwaartekracht geen grip op ons. Ver beneden ons ligt de rest van het komende jaar, nog zalig ver weg te zijn.

Nu zijn we gewichtloos.

En daarom staan we op van de bank, lopen we naar de koelkast, pakken we dat bord vol overgebleven oliebollen, stoppen die in de magnetron en eten we er twee – nee fuck it, drie – op. Want weggooien is zonde. Vandaag is het 1 januari, die schemerdag waarop oude regels en nieuwe voornemens niet bestaan. Vandaag vliegen we.

Maar al snel komt het besef. Dat dit niet kan blijven duren. Stiekem wisten we dat heus wel. Dat we onherroepelijk terugkeren naar beneden. Snel, steeds sneller komt de grond dichterbij. We landen, net iets te hard, proberen niet te vallen. Terug op aarde, terug bij de andere mensen. De oliebollen te zwaar op de maag. We glijden nog even door, iets verder het nieuwe jaar in. En als we tot stilstand zijn gekomen kijken we omhoog naar het scorebord. Welkom in 2019, staat er. Succes ermee.