Direct naar artikelinhoud
In de witte kubus

Onlangs vochten deze vrouwen in Congo zelf nog tegen ebola, nu verzorgen ze patiënten

Een zuster verzorgt haar patiënte.Beeld Sven Torfinn

Mensen die van ebola zijn genezen en immuun zijn voor het gevreesde virus, helpen in Oost-Congo inmiddels zelf om ebola-patiënten te verzorgen. Er zijn flinke stappen gezet in de bestrijding van de epidemie. 

Tijdens de ebola-epidemie in Oost-Congo zijn meer dan 45 duizend bewoners en hulpverleners ingeënt met een experimenteel vaccin. Eerder dit jaar, bij een epidemie in Congo’s westelijke Evenaarsprovincie, toen het vaccin voor het eerst echt werd gebruikt, waren het er een paar duizend. Nu zijn uit voorzorg ook hulpverleners ingeënt in Congo’s buurland Oeganda, dat direct grenst aan het gebied met de ebola-epidemie. Voor het eerst zijn burgers ingeënt in een land waar (nog) geen ebola-uitbraak is.

Wilt u dit artikel liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.

Ebola is zeer besmettelijk. Neema van 19 neemt de zieke Dieugrand in haar armen, drukt hem tegen de borst en wiegt hem liefdevol in slaap. Rond 7 uur ’s avonds legt ze het zieke ventje op een rood-wit-blauw geblokt matras en kruipt ze tegen hem aan. Wang tegen wang zullen ze de nacht doorbrengen. Als waren ze moeder en zoon.

Neema herstelde onlangs van ebola in Oost-Congo. Ze verloor haar zes weken oude zoontje Christian en staat nu als verpleegster de jonge Dieugrand bij in zijn overlevingsstrijd. Neema draagt niet het beschermende maanpak van de ebola-dokters. Dat hoeft ook niet. Als overlevende is ze immuun. Ze gebruikt slechts bedekking uit een doorsnee kliniek: een blauw schort, witte latex handschoenen en een groen haarkapje. Over Dieugrand zegt ze: ‘Hij voelt nu als mijn eigen kind.’

Samen met ruim tien andere vrouwelijke overlevenden verzorgt Neema jonge ebola-patiënten in een noodhospitaal in het stadje Beni. De vrouwen werken in wisseldienst zodat de patiënten 24 uur per dag gezelschap hebben. De namen van de zusters staan met blauwe viltstift op een whiteboard. Aurelie, Jeanine, Livine. Op z’n Frans heten ze hier ook wel nounou, van nourrice, verpleegster. Nounou in Congo.

Neema krijgt voor haar werk 200 dollar in een maand, een substantieel bedrag. Ze doet haar werk ook ‘omdat ik weet hoe mensen met ebola lijden. Toen ik ziek was moest ik overgeven, had ik diarree en dacht ik dat ik doodging.’

Kubussen

Neema praat vanachter een doorzichtig zeil. Neema en Dieugrand zijn maar centimeters weg, de bezoeker kan Neema’s open hand voelen tegen het zeil. Neema en Dieugrand zitten in een plastic kubus die dient als behandelruimte en slaapplaats ineen. In de kubus staat een witte keukentrolley met een bord met pap. Neema kan die voeren aan Dieugrand.

Twaalf van die kubussen staan er op een rij. Ze zijn een innovatie in de strijd tegen ebola en moeten behandelingen vergemakkelijken. Met ventielkleppen in het plastic en bedradingen voor de medische apparatuur hebben ze veel weg van een sciencefictionfilm. Zeker ’s avonds, wanneer ze hel verlicht afsteken tegen het donkere silhouet van de omliggende jungle, lijkt het alsof er een ruimteschip is neergedaald in Afrika. Voordat ze nounou werd, vocht Neema zelf in een kubus voor haar leven.

De ebola-epidemie in Oost-Congo is er een van uitersten. Hulpverleners hebben bescherming nodig van VN-soldaten, tegen milities en argwanende bewoners in de bush. Het traceren van besmette personen en bergen van lichamen is zwaar werk. Er zijn meer dan driehonderd patiënten gestorven aan de ebola.

Tegelijkertijd worden er stappen gezet in de bestrijding van de epidemie, de tiende in Congo sinds het virus in 1976 opdook in de buurt van de rivier de Ebola. Ondanks de onveiligheid wordt er op flinke schaal gevaccineerd. 

Eenmaal immuun worden overlevenden zoals Neema niet alleen ingezet in het noodhospitaal in Beni, maar ook in een crèche ernaast. Kinderen van ouders met ebola worden bij de crèche opgevangen en gemonitord. In de kinderopvang dragen sommige nounous hun alledaagse kleren terwijl ze met baby’s op een blauwe schommel zitten, naast kleurige muurtekeningen van Tom en Jerry en Dumbo.

Een behandelcentrum van de internationale NGO Alima in Beni, een kleine stad in het oosten van Congo.Beeld Sven Torfinn

‘Blind’ onderzoek

En dan wordt in de kubussen in Beni ook nog het eerste klinisch onderzoek verricht naar de effectiviteit van meerdere medicijnen tijdens een ebola-uitbraak. Dokter Modet Camara (39) coördineert er een zogeheten ‘blind’ onderzoek onder anonieme vrijwilligers.

Patiënten moeten toestemming geven voor de toediening van een medicijn. In het geval van kinderen moet een ouder akkoord gaan. Patiënten krijgen dan één van drie geneesmiddelen. De behandelende arts weet niet welk middel hij aan wie toedient. De farmaceut die de medicijnen maakt, weet dat wel, maar die weet weer niet naar welke patiënt het medicijn gaat. ‘Later kunnen de gegevens naast elkaar worden gelegd om te zien welk medicijn het effectiefst is’, vertelt dokter Camara.

Hij benadrukt dat het te vroeg is voor harde conclusies. Van de patiënten die medicijnen kregen, zijn er in Beni verhoudingsgewijs minder gestorven dan tijdens eerdere ebola-uitbraken toen er geen medicijnen waren. Maar niet alle zieken met medicatie hier zijn opgenomen in het onderzoek, dat pas begon een paar maanden na de uitbraak van de ebola-epidemie. 

In Beni hebben tot nu toe 34 mensen meegedaan aan de studie onder auspiciën van Congo’s ministerie van Gezondheidszorg en de Wereldgezondheidsorganisatie. Voor enigszins gefundeerde uitspraken zijn er volgens dokter Camara meer dan driehonderd nodig.

‘Bij een nieuwe uitbraak kunnen we het onderzoek voortzetten’, zegt Camara. Hij komt uit Guinee, waar vier jaar geleden een grote ebola-epidemie plaatsvond. Hij verloor destijds ‘wel vijftien’ kennissen en collega’s. Camara's doel is om ‘op een dag een remedie te vinden’.

Alima

De futuristische kubussen in het noodhospitaal in Beni komen uit Frankrijk. Ze zijn van de hulporganisatie Alima, die ook het hospitaal runt. Sommige oprichters werkten eerst voor het van origine Franse Artsen zonder Grenzen, dat ook in Beni actief is.

Michel Yao, in Beni coördinator van de Wereldgezondheidsorganisatie, noemt de kubussen ‘één van de meest veelbelovende technieken. Het is een totaal nieuwe benadering’.

Een oudere benadering is om ebola-patiënten onder te brengen in afgesloten ziekenzalen, als een soort van leprakolonie, waar zieken getuige zijn van het sterven van de medepatiënten. Nu is het een kubus per patiënt. Het doorzichtige plastic betekent wel dat het lijden te zien is, reden waarom het noodhospitaal in Beni is afgezet met houten schotten en niet iedereen zomaar toegang heeft.

Een idee bij de kubussen is ook dat ze de druk op de ebola-artsen verlagen. Artsen moeten zich voor behandeling van een patiënt in een zwaar maanpak hijsen met hulp van collega’s. Na afloop moeten ze zich laten ontsmetten en hun materiaal verbranden, zoals ook te zien is bij het hospitaal in Beni, waar rook opstijgt. 

Nieuw aan de kubussen is bijvoorbeeld dat er aan het plastic zeil handschoenen zijn vastgemaakt, zodat er in theorie maar één maanman de behandelruimte in hoeft en een andere arts van buitenaf kan assisteren, zónder ingewikkeld pak. Deze techniek bevalt artsen alleen niet zo goed. Voor eenvoudige assistentie komt dan weer Neema van pas.

Zij kunnen tevens jonge patiënten geruststellen als er zo’n eng maanmannetje naast hun bed verschijnt. Juist dan ook helpt de lichamelijke aanraking, die in Afrika zo vanzelfsprekend is, maar bij ebola wordt ontraden. Tenzij je immuun bent zoals Neema.

Neema heeft de zorg op zich genomen van Dieugrand, een jongetje dat lijdt aan ebola. Samen met enkele andere oud-patiënten is Neema verpleegster in het stadje Beni in Congo.Beeld Sven Torfinn

Bezoek

De grootste winst van de kubussen is dat de zieken en hun bezoekende familie elkaar kunnen zien en voelen door het plastic. Dat helpt hopelijk ook om mythes te ontkrachten, zegt Modet Camara, de dokter. ‘Bij een ebola-uitbraak gaan er vaak geruchten rond. In het hospitaal verwijderen ze je organen.’ En: ‘Als je naar binnen gaat, kom je er niet meer levend uit.’ Nu kan familie de patiënt en de dokter tegelijk zien. Zien, wat er in werkelijkheid gebeurt.’

Niet iedereen voelt zich meteen op het gemak. De geavanceerde aanblik van de behandelruimtes schrikt sommige mensen zelfs juist een beetje af. Neema vertelt vanuit haar kubus dat de moeder en zussen van de door haar verzorgde Dieugrand op bezoek kwamen. ‘Ze waren bang, ze durfden het plastic niet aan te raken. Ze zwaaiden van een afstand.’

Neema en haar collega’s krijgen ook te maken met schrikreacties van hun omgeving. De 25-jarige Jemima zegt: ‘Familieleden durven niet meer bij me in de buurt te komen. Als mijn werk hier in het hospitaal erop zit wil ik niet naar huis. Als daar iemand ebola krijgt, kunnen ze denken dat het door mij komt.’

Voorlichting is dus belangrijk, stellen hulpverleners. Wordt een ebola-overlevende ontslagen uit het hospitaal in Beni, dan gaan medewerkers langs bij bekenden van de ex-patiënt om uit te leggen dat die nu immuun is. Overlevenden worden bij hun vertrek uit het hospitaal ook demonstratief omhelst door hulpverleners. Dat gebeurt buiten, voor de ingang, waar iedereen ze kan zien. Overlevenden krijgen tijdens een korte ceremonie ook een ‘certificat de decharge’.