Direct naar artikelinhoud
ColumnSheila Sitalsing

Als de premier dingen zegt als ‘Dat moet de samenleving oplossen’ is het niet raar dat bekogelaars zich gesterkt voelen

Als de premier dingen zegt als ‘Dat moet de samenleving oplossen’ is het niet raar dat bekogelaars zich gesterkt voelen

De regering van dit land vindt veel. Dat er ‘een vuist’ moet worden gemaakt tegen mensenhandel. Dat een vrachtwagenheffing goed is. Dat er extra geld moet komen voor de publieke omroep. Kloeke besluiten, die elke vrijdagmiddag per persbericht het land in worden geslingerd. Zie ons eens regeren, wijs en rechtvaardig.

Over Zwarte Piet vindt ze niks. Op vragen over Zwarte Piet volgt veilige nietszeggendheid. Multi-interpretabel gehum dat ze zelf houden voor verstandige neutraliteit. Je kunt het ook anders noemen. Zouteloos. Laf.

Sommige mensen verwonderden zich over het fenomeen, schrokken ervan, kregen er genoeg van dat ze elke 6 december op het werk van schijtlollige collega’s ‘Hé, moest je niet weg vandaag?’ te horen kregen. Want het lijkt in sommige kringen moeilijk voorstelbaar, maar er bestaan dus Nederlanders, gewone, normale Nederlanders, zeg maar het type waar Sybrand Buma een brok van in de keel zou krijgen, die zwart zijn, of bruin, en die zich afvroegen hoe lang ze deze waanzin nog moesten gedogen.

Soms zeiden ze er wat van. Dertig jaar geleden al, nog langer geleden; de strijders van nu moesten nog geboren worden. Er zijn bewegende beelden bewaard van Gerda Havertong en van Anil Ramdas die er diep in de vorige eeuw al klaar mee waren. Er werd meewarig gelachen. Zwartjes met een mening: grappig. De regering vond niets.

Ze gingen er vaker wat van zeggen, luider, krachtiger. Er werd minder gelachen. Zwartjes met te veel meningen: irritant. De regering vond niets.

Ze gingen demonstreren. Vreedzaam, T-shirt aan, niks bijzonders. Ze werden in de boeien geslagen. Ze werden uitgejouwd. Zwartjes die willen demonstreren: het moet niet veel gekker worden. De regering vond niets.

Ze gingen vaker de straat op, meer lawaai, tuigden een beweging op. Zoals je dat doet in Nederland wanneer je met hoop in je hart het land - jouw land -  een stukje mooier probeert te maken. Ze werden beschimpt, overladen met drek, bedreigd, afgeschilderd als levensgevaarlijke radicalen, en kregen te horen dat ‘mijn Surinaamse buurman Zwarte Piet tof vindt’ (Eén van de wonderlijkste aspecten aan deze toestand: de vele zwarte buurmannen) Zwartjes die evenveel ruimte vragen als andere groepen voor hun maatschappijvisie: bek houden en oprotten, terug naar een land waar je niet vandaan komt. De regering vond niets.

Ze gingen dit weekend weer de straat op. Althans, dat probeerden ze. Ze werden bespuugd, tegengehouden, bekogeld met zooi. Bonte coalities van voetbalsupporters, neonazi’s en fellow-travellers uitten bedreigingen, maakte het demonstreren onmogelijk. De regering vindt iets! Dat bekogelen niet mag. Er komt strafrechtelijke vervolging, zei minister Grapperhaus zondag.

Er zal de komende dagen wel veel ‘Hoe heeft het zover kunnen komen?’ worden gelamenteerd. Ik heb wel een idee. Als de premier, normdrager in dit land, jarenlang dingen zegt als ‘Ik ga daar niet over’ en ‘Dat moet de samenleving oplossen’ en ‘My black friends in the Antilles like Black Pete because they don’t have to paint their faces’, is het niet raar dat bekogelaars zich gesterkt voelen. Als regeringsvertegenwoordigers lafjes dingen zeggen als ‘Demonstreren mag, maar liever niet waar de kinderen bij zijn’, en ‘Niet over Piet praten wanneer de Sint in het land is’, dan zetten ze de deur open voor de eigenrichting van afgelopen weekend.

Mannen en vrouwen van de regering: het kan nog net, de goede kant van de geschiedenis kiezen. Wel opschieten, het is al bijna te laat.