Direct naar artikelinhoud
ColumnIbtihal Jadib

Hoe meer Berbers ik leerde kennen, hoe meer gescheiden feestjes ik bezocht

Vroeger vond ik mannen een beetje eng. Niet dat ik echt bang voor ze was, maar liever keek ik vanaf een veilige afstand naar ze. Ik ben opgegroeid met overwegend vrouwen om mij heen, met vier dochters had ons gezin een hoog nagellakgehalte. Op school had ik bijna altijd juffen en verder speelde ik vooral met meisjes, aangezien jongens er in mijn ogen rare gewoonten op nahielden. Tenzij er een hardloopwedstrijd werd gehouden, dan zocht ik de jongen op die als enige mij in de weg stond voor de titel ‘snelste van de klas’. Hij versloeg mij altijd. Toen hij eens bewonderend zei: ‘Wow, je bent echt snel voor een meisje’, wist ik niet of ik ’m een dreun moest verkopen of een zoen wilde geven.

Dat laatste mocht onder geen beding, want mijn moeder drukte me steevast op het hart dat mijn toekomst in duigen lag als ik mijn belangrijkste ‘bezit’ zou kwijtraken aan een jongen. ‘Mannen hebben niets te verliezen, die hebben slechts plezier en gaan vervolgens verder met hun leven’, waarschuwde ze. Mijn gehoorzaamheid en angst overtroffen mijn nieuwsgierigheid en ik trok een onzichtbare wand op tussen mijzelf en alle jongens. Nu was ik sowieso al een ‘meisjesmeisje’ waardoor een hele slinger innige hartsvriendinnetjes door mijn leven trok. Maar als ik er op terugkijk, vraag ik me af in hoeverre dat mede was ingegeven door mijn keuze voor de veilige weg. Bij meisjes had ik buut vrij.

Langzaamaan begonnen mij twee dingen op te vallen. Als eerste de ontspannen manier waarop westerse mannen en vrouwen met elkaar omgingen, schijnbaar onverschillig over het sekseverschil.

Ten tweede was er mijn kennismaking met Marokkaanse Berbers, bij wie de scheiding tussen de seksen mij nogal drastisch leek. Als Marokkaanse Arabier was ik gewend aan gemengde etentjes en feesten. Verbijsterd had ik toegekeken toen ik voor het eerst meemaakte dat vrouwen in de keuken stonden te wachten tot de mannen in de woonkamer waren uitgegeten, voordat zijzelf - als de kust vrij was - konden eten. Ik viel zowat van mijn stoel, was dit een slechte grap?! Nee hoor, het bleek bij veel Marokkanen doodnormaal. Sterker nog, hoe meer Berbers ik leerde kennen, hoe meer gescheiden feestjes ik bezocht. Inmiddels zie ik ook het voordeel ervan, want de vrouwen gaan waanzinnig los op de dansvloer. Maar het lukt me met de beste wil van de wereld niet mijn gezicht in de plooi te houden als ik een rij vrouwen ineens een snoekduik zie nemen in hun handtas, naarstig op zoek naar die verrekte hoofddoek omdat er een piemel is binnengelopen.

Aanvankelijk zag ik de westerse maatstaf als ideaal, gewoon ontspannen met elkaar omgaan. Maar mijn westerse vrienden en collega’s bleken niet zo onverschillig als ik dacht. Er broeit altijd wel wat, met allerlei uit de hand gelopen gerommel en gedoe. En nu die #MeToo-beerput is opengetrokken, vraag ik me af wat er nog over is van mijn westerse ideaal.

Toen ik zwanger was van mijn zoontje, was ik geschrokken dat het een jongetje werd. Paniekerig had ik me afgevraagd of ik wel een ‘jongetjes-mama’ zou kunnen zijn, wat de functieomschrijving daarover vermeldt. Er bleek gelukkig nauwelijks een verschil met meisjes: ook bij jongetjes moet er een eindeloze hoeveelheid geprakte banaan en liefde in. Verder slopen beide soorten in gelijke mate je huis. En is het hoe dan ook een klus om ze ontspannen en veilig hun eigen seksualiteit te laten ontdekken.

ibtihal.jadib@volkskrant.nl