Direct naar artikelinhoud
nieuwsbrexitcrisis

Strijdbijl tussen Tories en Labour wordt alleen in noodgevallen begraven

Theresa May en Jeremy Corbyn blijven elkaar ontlopen, ook nu de Brexitcrisis vraagt om een vorm van nationale eenheid. Samenwerking tussen de partijen is de zwaarste opdracht in de Britse politiek, helemaal wanneer de hoofdrolspelers een hekel aan elkaar hebben.

Jeremy CorbynBeeld AFP

Het is een van de meest ongemakkelijke momenten in de Britse politiek: de jaarlijkse wandeling van de Lagerhuisleden naar het Hogerhuis om aldaar de troonrede van de koningin bij te wonen. Voorop lopen, zij aan zij, de premier en de leider van Her Majesty’s Most Loyal Opposition. De twee leiders die elkaar elke week tijdens het vragenuurtje tot vermaak der natie in de haren vliegen, ondernemen dan voorzichtige pogingen een praatje te maken. Soms lukt dat, zoals bij Tony Blair en David Cameron, maar meestal loopt het uit op ongemakkelijke stiltes, zoals bij de huidige bekleders van deze functies.

Het Britse politieke systeem is er niet op ingericht om het met elkaar eens te worden, maar om de verschillen te benadrukken. In het districtenstelsel, waarbij de winnaar van een kiesdistrict, zoals in het bekende nummer van Abba, alle roem krijgt in de vorm van een – nog te bevechten – plekje op groene bankjes van het Lagerhuis. In dat strijdtoneel zitten de partijen niet in een halve cirkel, zoals op het vasteland meestal het geval is, maar tegenover elkaar. Bij grote debatten of het vragenuurtje wordt van Members of Parliament verwacht dat ze de eigen leider zo hard mogelijk toejuichen, schreeuwend en wapperend met zittingspapieren.

Bonuspunten

De leiders, staand achter de versleten ‘dispatch boxes’, worden slechts gescheiden door een middentafel die een paar meter breed is. Ze kunnen elkaar in de ogen kijken, hun adem ruiken, hun handen zien trillen. Hun zwakheden voelen. Het doel van het debat is niet te zoeken naar oplossingen, maar de woordenstrijd te winnen terwijl parlementair journalisten als juryleden of recensenten op de perstribune zitten. Bonuspunten zijn er te verdienen voor steken onder de gordel, zoals het moederlijke advies dat Cameron een paar jaar geleden aan Corbyn gaf om eens een keer nette kleren aan te trekken. Het Lagerhuis is geen plenaire vergaderzaal.

De geschiedenis van Westminster is er een van tweekampen, waarbij persoonlijk motieven vaak even belangrijk, soms belangrijker zijn, dan politieke. Diep was in Victoriaanse tijden de afkeer tussen de evangelische Liberaal William Gladstone en het Conservatieve goudhaantje Benjamin Disraeli. Hetzelfde gold in de jaren zestig en zeventig toen de oer-Engelse en telegenieke socialist Harold Wilson tegenover de introverte kosmopoliet Ted Heath stond. Klassiek waren ook de confrontaties tussen de charmante David Cameron en de ernstige Schot Gordon Brown die het lijden van de wereld op zijn schouders voelde rusten.

Geruststellend is van oudsher de gedachte dat ze nooit samen hoeven te werken. Bijna nooit.

Alleen wanneer het landsbelang op het spel staat, komen de partijen samen. Zoals tijdens de crisis begin jaren dertig en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gedreven door de liefde voor hun land werkten Winston Churchill en Clement Attlee samen. Na de oorlog konden de partijpolitieke vijandelijkheden weer worden hervat, gesymboliseerd door een wc-anekdote. Op een dag stond Attlee te plassen in het parlementaire herentoilet. Churchill kwam binnen en ging zo ver mogelijk weg staan. Op de vraag van de socialist, inmiddels premier, waarom, daarop antwoordde Churchill: ‘Telkens wanneer je iets groots ziet, wil je het nationaliseren.’

IJspegels

Nu er wederom sprake is van een landsbelang heeft het land twee leiders die elkaar niet kunnen zien of luchten. Bij de troonredewandeling groeien er ijspegels aan de neuzen van de gebeeldhouwde aanvoerders, terwijl ze elkaar in de kamer aankijken met blikken die het midden houden tussen min- en verachting. Anders dan in genoemde gevallen gaat het hier om leiders die op elkaar lijken: stug, humorloos en gehecht aan de eigen stam – in het geval van May de Tories en dat van Corbyn het herboren Oud Labour. De robotachtige May is niet iemand die makkelijk is in de sociale omgang, terwijl Corbyn zijn warmte bewaart voor gelijkgezinden.

Van Mays zijde was er aanvankelijk weinig belangstelling om samen te werken met de oppositie, maar nu haar Brexitstrategie is stukgelopen, opent ze de deuren van 10 Downing Street. Corbyn heeft de uitnodiging om te komen praten afgeslagen zolang May de No Deal-optie op tafel laat liggen. De afwijzing wekte bevreemding omdat Corbyn in het verleden geen moeite had dialogen aan te knopen met belangrijke leden van de IRA, Hamas en Hezbollah. Daar komt bij dat May en Corbyn wat de Brexit betreft ongeveer op dezelfde lijn zitten. Zij is een Remainer die doet alsof ze voor de Brexit is, en voor Corbyn geldt het omgekeerde.

Achter de ruggen van de leiders vinden er besprekingen plaats tussen de parlementsleden van Labour en de Conservatieven, die nodig zijn omdat het debat over het Europese vraagstuk zich niet geheel langs partijlijnen voltrekt. De hoop bij moderniseerders dat dit tot een doorbraak in het politieke stelsel zal leiden – vergemakkelijkt door een tijdelijke verhuizing uit het te renoveren parlement – is voorbarig in een land waar politiek al eeuwen een stammenstrijd is. Dat bleek woensdag bij de vertrouwensstemming toen de leden van beide partijen zich vierkant opstelden achter hun leiders, hoe impopulair en incompetent ze ook zijn.