Direct naar artikelinhoud
ColumnEva Hoeke

Ik zei niets en probeerde me voor te stellen hoe het is om oud te worden, alleen

Ik zei niets en probeerde me voor te stellen hoe het is om oud te worden, alleen

De Man logeerde een paar dagen bij zijn moeder (87). Toen ik hem na drie dagen kwam ophalen, trof ik twee mensen bij wie de rek er wel zo’n beetje uit was. ‘Ze stond vanmorgen al om 7 uur aan mijn bed om te zeggen dat jullie vandaag zouden komen’, zei de Man. Daarna was hij er drie keer op uitgestuurd voor boodschappen en er was ook iets met haar gehoorapparaat. Mijn schoonmoeder stond ondertussen een opklaptafel vanuit de schuur naar binnen te duwen. Ik keek de Man aan, maar die had ook geen idee.

Pas bij de koffie kwam het tot een gesprek. Het belangrijkste nieuws was dat Gerda, haar buurvrouw, in het ziekenhuis lag. Ze was gevallen, van de open trap, zo, hup de woonkamer in, het hoofd op de stenen vloer. Schoonmoeder: ‘Twee gebroken polsen, vijf ribben gebroken, een gapende hoofdwond... Het was één en al bloed. En zo lag ze al een uur, want ze had de ketting op de deur.’ Ze keek naar de Man: ‘Je moet de ketting niet meer op de deur doen. Dat heb je gisteravond wel gedaan.’

De Man: ‘Maar ik was er nu toch zelf bíj?’

Schoonmoeder, naar mij: ‘Door die ketting kon niemand naar binnen, zie je. Uiteindelijk is er iemand over het hek geklommen. En nu gaat ze naar een verzorgingstehuis, ze komt niet meer terug.’

Ik: ‘Hoe weet u dat?’

Man: ‘Omdat dit al de tiende keer was dat ze viel, op een gegeven moment pikt de thuiszorg het niet meer. Ik heb haar ook nog eens opgeraapt, weet je nog mama?’

Schoonmoeder: ‘Ze liep héél moeilijk. Terwijl ze jonger is dan ik.’

Ik: ‘Dus u krijgt nieuwe buren?’

Schoonmoeder: ‘In januari.’

Man: ‘Nee, dan wordt het huis te koop gezet, dan heb je nog niet meteen nieuwe buren.’

Schoonmoeder: ‘Ja, dan krijg ik nieuwe buren.’

Later, toen we de Man voor zijn eigen bestwil naar buiten hadden gestuurd, zei mijn schoonmoeder dat ze dacht dat Gerda flink bang moest zijn geweest. ‘Anders had ze die ketting niet op de deur gedaan.’ Ik herinnerde me hoe ze zelf op wacht had gezeten toen er een paar keer vroeg in de ochtend was aangebeld. Vanachter de gordijnen had ze uren vergeefs zitten kijken om de daders te betrappen. Onze suggestie dat het misschien haar eigen wekker was geweest, had ze resoluut van de hand gewezen. ‘Mijn bloeddruk was toen veel te hoog. Maar nu heb ik een alarm. Ik hoef hier maar op te drukken en ze komen. Maar ja, dan moeten ze er wel ín kunnen.’

Ze vertelde nog een keer dat Gerda de ketting op de deur had gehad.

Ik knikte.

Ze ging nog maar eens koffie zetten, wist ik dat er een gat in mijn trui zat? Terwijl ze het stopte met wolletjes uit een oude Agio-sigarendoos, zei ze dat ze hoopte dat de nieuwe buren aardig zouden zijn. ‘Ik weet nog dat we net in Arnhem kwamen wonen. Ik stond in de lift en niemand zei iets, niemand. Toen ik thuiskwam moest ik huilen. Ja, zei Wil toen, da’s die stadsmentaliteit. Afstand houden. Dat waren we niet gewend, in Oirschot. Maar goed, dat heb ik toen van me afgezet, en dat doe ik nu ook. Als die ketting maar niet op de deur zit. Wacht, ik ga toch even kijken.’

Ik zei niets en probeerde me voor te stellen hoe het is om oud te worden, alleen.

eva.hoeke@volkskrant.nl