Direct naar artikelinhoud
InterviewJolande Withuis

Socioloog Jolande Withuis: ‘Het idee dat het leven van jou is, daar heb ik niks van meegekregen in mijn opvoeding’

Haar leven behoort aan de strijd, zo leerden haar communistische ouders haar. Maar, zegt Jolande Withuis tegen Fokke Obbema, het leven heeft geen zin. ‘Dat geeft eindeloos veel kansen.’

Socioloog Jolande WithuisBeeld Jitske Schols

‘De strijd’, dat kreeg de 69-jarige socioloog Jolande Withuis van huis uit mee als de zin van het leven. Welke strijd? Die tegen het kapitalisme en voor een socialistische samenleving natuurlijk. Haar communistische ouders goten haar dat met de paplepel in. Getroost worden was er als kind niet bij, want een communist kon geen verdriet hebben. Ze was slechts een klein radertje in een historisch proces, leerde ze: ‘Wat ik helemaal niet heb meegekregen, is dat je zelf iets over je leven te zeggen zou hebben.’

Als 19-jarige werd ze CPN-lid, een paar jaar later viel ze geleidelijk van het communistische geloof af. Dat was ‘een bevrijding’ en ‘een verrijking’. Vanaf dat moment mocht ze genieten van kunst en muziek en had het leven geen vastgesteld doel meer. Ze schreef biografieën over koningin Juliana en verzetsheld Pim Boellaard. In haar boek Raadselvader portretteert ze haar vader Berry, schaakjournalist. ‘Ik wilde laten zien hoe ideologie aardige mensen aanzet tot verschrikkelijke dingen.’ Inmiddels woont ze, na een Amsterdamse periode en een werkzaam leven bij onder meer het instituut voor oorlogsstudies NIOD, weer in Zutphen, de stad van haar vader. Haar levensles? ‘Probeer het goed te hebben met jezelf, daar ben ik erg van. Als je vriendelijk over jezelf kunt denken, ben je aardiger voor anderen.’

Wat is de zin van ons leven?

‘Geen. We zijn een van de miljoenen organismen op aarde die leven en sterven. We zijn er gewoon. Mijn eerste associatie is een boekje van Jaap van Heerden (wetenschapsfilosoof, red.), Wees blij dat het leven geen zin heeft. Hij betoogt dat als het leven een vastgestelde zin zou hebben, er veel wegen worden afgesloten. Want dan is er een ijkpunt waar je al je handelen aan moet afmeten. Het mooie van het leven is juist dat het open ligt. Dat het geen zin heeft, geeft eindeloos veel kansen. Van Heerden laat ook zien dat opvattingen die uitgaan van een zin tot groot leed hebben geleid, inclusief massamoorden – denk aan godsdienstoorlogen en het communisme. Dat ben ik met hem eens.’

Dus u bent blij dat het leven geen zin heeft?

‘Nou ‘blij’ vind ik wat overmoedig. Wanneer het in mijn leven lekker loopt, komt de vraag naar de zin niet op. Ben ik aan het onderzoeken dan voel ik me gelukkig. Schrijven is de zin van mijn leven. Mijn werk gaat over wezenlijke onderwerpen. Maar er zijn ook momenten geweest waarop het niet goed ging. Ik ben jaren werkloos geweest. Vreselijk. Dan vroeg ik me af: waar dient het allemaal toe? Dan heb je kennelijk niet meer de mogelijkheid al die mooie kansen te benutten. Mensen die wel een zin of geloof hebben, kunnen daar dan wat aan hebben. De kans op een gevoel van zinloosheid is dan minder. Dat wil ik ze niet ontnemen, alleen is die weg voor mij niet weggelegd. Het leven heeft ook dan nog steeds geen zin, want daar geloof ik nu eenmaal niet in, maar daar ben je dan minder blij om. Je moet wel heel stevig in je schoenen staan, wil je altijd ervan kunnen genieten dat het geen zin heeft.

‘De vraag naar de zin roept ook wel irritatie bij me op. Ik heb een intense weerzin tegen mensen die anderen de zin menen te moeten uitleggen. Het Zutphense sufferdje staat vol met kwakzalverige therapeuten die de wijsheid in pacht menen te hebben. Dat is een mensengroep die ik bijna als oplichters zie. Ze verspreiden veel kletspraat, vermomd als diepgang. Minder werken, is hun standaardadvies. Ik denk juist het omgekeerde.’

Houdt die weerzin verband met uw jeugd? Toen kreeg u ook een bepaalde zin van het leven voor gehouden.

‘Het communisme geeft inderdaad een uitstekende zin aan het bestaan. Als je maar meedoet aan de strijd dan is je leven zinvol. Dat is een treurig bedrog, waar veel mensen aan onderdoor zijn gegaan. Er is een prachtig boek van Svetlana Alexijevitsj (Nobelprijs-winnares, red.) over de zelfmoordgolf onder Sovjet-veteranen, kort na de val van de Sovjet-Unie. Die mensen hadden hun leven geïnvesteerd in wat een luchtkasteel bleek. Jorge Semprún (Spaanse Nobelprijswinnaar, ex-communist, red.) heeft beschreven hoe de waarheid van de Goelags (Sovjet-kampen voor politieke tegenstanders, red.) tot hem doordrong, staand op een Frans metrostation in de jaren zestig. Terwijl hij dankzij zijn geloof in het communisme het concentratiekamp Buchenwald had weten te overleven. ‘Ik was vrij en mijn bewakers waren de gevangenen’, redeneerde hij. Hij was ervan overtuigd deel uit te maken van een historisch juiste beweging, terwijl zijn bewakers onwetend waren. Dat is vergelijkbaar met religie, al is dat de ergste belediging die ik bijvoorbeeld mijn vader kan aandoen. Semprúns geloof stortte in toen de Goelag-boeken van Solzjenitsyn uitkwamen. Zingeving bleek tot moord te kunnen leiden. Hij moest de oorlog opnieuw tot zich nemen, maar dan zonder de troost van het communisme. Het geeft mooi aan hoe de zin van het leven kan werken, maar ook bedrieglijk kan zijn.’

Wat was de zin van het leven die u kreeg bijgebracht?

‘Die was een vanzelfsprekendheid. Er werd niet over gediscussieerd, maar het zat impliciet in alles. Leven is strijd, dat was een favoriete zin, die het leven perspectief gaf, zelfs als het om een huurverhoging ging. Wat een socialistische samenleving zou brengen, werd niet precies omschreven. De gedachte was dat er een eind aan alle ongelukkigheid op aarde zou komen. Alsof mensen dan nooit meer somber, jaloers en egoïstisch zouden zijn! Er was de mythe van een harmonieuze arbeidersklasse. Daarbij werd voorbijgegaan aan andere verschillen dan economische, bijvoorbeeld die tussen man en vrouw. Feminisme kon niet voor communisten, de mannen waren voor hen vanzelfsprekend kostwinners.

(Declamerend:) ‘‘Niet mijn man, maar zijn baas is mijn onderdrukker.’ Dat was de leuze – man en vrouw waren allebei van de arbeidersklasse. Ook met het generatieconflict van de jaren zestig konden communisten niks.

‘Wat ik helemaal niet heb meegekregen, is dat je iets over je leven te zeggen hebt – het idee dat het leven van jou is. Nu zou ik zeggen dat wat je te doen staat, is: ontwikkel je talenten, zorg dat je je tijd goed besteedt, zorg voor je naasten, je poes en je tuin en doe anderen geen verdriet. Maar in het communisme gaat het niet om jou, je bent niet meer dan een radertje. Je weet wat je geacht wordt te denken. Communisten wilden ook nooit gezien worden als individuen, maar als deel van een beweging. Vandaar dat ze op hun begrafenissen geen persoonlijke toespraken hielden. Wel draaiden ze De Internationale. De ‘ik’ hoorde geen enkele rol te spelen.’

André Roelofs, journalist van De Waarheid en later van de Volkskrant, zei: ‘Het was heerlijk om erin te geloven.’ Heeft u dat ook ervaren?

‘Nee, heerlijk heb ik het nooit gevonden. Provo vond ik leuk, dat was heel anders. De aantrekkingskracht van de CPN zat erin dat je dingen wist die anderen niet wisten, de wetten over de historisch noodzakelijke ontwikkelingen. Je verhief je zo boven onwetende anderen. Ook keek ik tegen communisten op omdat ze het fascisme hadden verslagen. Die claim versterkte hun gelijk. Er kon geen reden voor somberheid zijn, de toekomst was aan ons, dat was wetenschappelijk bewezen.

‘Godzijdank ben ik er uitgestapt. Als het voorbij is, begrijp je niet dat je er zo in kon geloven. Dat is gênant, natuurlijk, maar ik heb het in mijn boek wel zo zuiver mogelijk opgeschreven. Als wetenschapper ben ik gehouden aan de waarheid, Raadselvader is geen roman. En ik beschrijf het als afvallige, dat is natuurlijk wel een luxepositie. Ik wilde laten zien hoe ideologie aardige mensen aanzet tot verschrikkelijke dingen. Dat vind ik met de islam ook. De meeste moslims zijn vast aardig, maar hun geloof roept op tot narigheid. Ik zie een generatie opgroeien tot salafisten, kinderen die nog vromer willen zijn dan hun ouders. Daar zie ik mezelf in terug. Ga toch alsjeblieft een fijn leven leiden, geniet van muziek en laat je haren in de wind wapperen! En houd het klein – zorg dat je het naar je zin hebt en zorg voor je naasten. Doe niet alsof je de wereld moet verbeteren. Mijn motto is: wees hoffelijk tegen gelovigen, maar wees scherp en meedogenloos tegen hun religies. Iedereen mag geloven wat hij wil, maar geloven en culturen verdienen geen respect. Die verdienen kritische bevraging.’

Bent u ooit op zoek geweest naar andere vormen van zingeving? Hoe stond u bijvoorbeeld tegenover het gereformeerde geloof van de rest van uw familie?

‘Ik nam van mijn ouders over dat die mensen in sprookjes geloofden. Om dat zo te zeggen was natuurlijk van een gênante pedanterie. Verwarrend was dat ik het bij hen zo plezierig vond – het waren hartelijke mensen, precies wat voor een kind fijn is. Ik ging graag met ze naar de kerk, want ik vond dat reuzegezellig. Ik heb nooit de neiging gehad erin te geloven. Of in iets anders. Wat voor mij vooral belangrijk is geweest, was mijn psychotherapie. Daar ben ik in 1972 voor gezwicht, toen ik al jaren leed onder paniekaanvallen. ‘Een communist wordt niet gek, die gaat niet in therapie’, had ik geleerd. Ik had een perfecte jeugd gehad, dacht ik. Alleen had ik angstaanvallen, gelieve die eruit te opereren. Mijn behandelaar heeft dat geduldig uitgezeten. Langzaam kwamen barstjes in mijn geloof in het communisme en vooral in mijn perfecte jeugd. Ik leerde dat je innerlijke conflicten kon hebben, wat in mijn wereldbeeld tot dan toe uitgesloten was. Therapie was voor mij een verrijking. Eindelijk mocht ik van kunst en muziek genieten, dingen die ik fijn vond, maar die in mijn ogen niet hoorden.’

Heeft de zinloosheid van het bestaan waar u op uit bent gekomen, niet ook iets ontgoochelends?

‘Nee, zo zie ik dat niet. Het afvallen van het communisme was vooral een bevrijding. Ik heb er een diepe afkeer van fundamentalisme aan overgehouden en van mensen onder morele druk zetten. Wel denk ik dat mijn overtuiging dat het leven geen zin heeft, risico’s in zich draagt. Want die opvatting huldigen en ook nog alleen in het leven staan, lijkt me een slechte combinatie. Ik heb een man, maar geen kinderen en nauwelijks familie. Soms kan ik met een zekere afgunst kijken naar overlijdensadvertenties waar zo’n jaarclub onder staat – mensen die je vanaf je 18de kennen en die er ook zijn wanneer je doodgaat. Dat ingebed zijn, lijkt me een grote bescherming.

‘In mijn leven is het anders gelopen. Door het afscheid van het communisme heb ik vrienden verloren. Maar ik heb daardoor wel mezelf gevonden, als wetenschapper en schrijver. Als er iets de zin van het leven is, dan is het wel: je eigen behoeften vinden, je eigen wensen, het vak waar je je talenten in kunt ontplooien. In dat opzicht voel ik me heel tevreden.’

Zin van het leven

Journalist Fokke Obbema kreeg op 1 april 2017 een hartstilstand.Ruim een jaar later gaat hij in een reeks ­interviews op zoek naar de zin van ons leven.

Voor alle verhalen in deze serie: volkskrant.nl/zinvanhetleven