Direct naar artikelinhoud
interviewheddy honigmann

Documentairemaakster Heddy Honigmann: ‘Ik blijf filmen tot ik erbij neerval’

De personages in de documentaires van Heddy Honigmann zijn altijd, ook in haar nieuwe film Buddy, onwaarschijnlijke doorzetters. Net als zijzelf. ‘Als ik voel dat iemand medelijden met me heeft, is het afgelopen.’

Heddy Honigmann in FC Hyena.Beeld Erik Smits

De herfst en hij gaan niet samen, zegt Afghanistanveteraan Trevor met een nerveuze blik in zijn ogen, op een bankje in het park. Zo’n dikke deken van rode en gele en verdorde bladeren: ‘Wat ligt er verstopt onder die blaadjes? Vallen. Draden. Ouwe mijnen.’ De ontploffing die de getraumatiseerde militair op 50 meter afstand voor zich zag in Uruzgan, waarna hij in elkaar zakte, zal hij altijd voor zich blijven zien. Nachtmerrie na nachtmerrie.

Trevor is een van de hoofdpersonen in de aangrijpende documentaire Buddy van Heddy Honigmann. Langzaam vertelt hij in de film over zijn herfstspoken. Over oorlog. Over die verschrikkelijke keer dat zijn peloton ‘ergens in Europa’ postte. Hij moest toekijken hoe bewoners ’s nachts uit hun huizen werden gehaald. Hoe mannen en vrouwen werden gescheiden. ‘Maar je mocht niet ingrijpen. Je mocht alleen informatie inwinnen. Dan is de herfst toch even iets anders.’ Hij zwijgt. Zijn hulphond Mister zit met zijn rug naar de camera en staart strak in de verte, de hele scène. Mister houdt de wacht. Mister: de ogen in zijn rug.

Hoe erg moet het zijn om niks te kunnen doen, zegt filmmaker Heddy Honigmann. ‘Net zo erg als iemand die de lucht uit je wurgt’, vertelt Trevor. De oud-militair zegt niks meer. ‘Wat moet ik zeggen?’ Zijn vrouw, naast hem op het bankje: ‘Hij spreekt er niet graag over. Ook niet met mij.’

Dan volgt een typische Honigmann-vraag: onverwacht, ontregelend en met een lichte toets: ‘Heb je het wel aan Mister verteld?’ Ja, zegt Trevor, en hij kijkt liefdevol naar de bruine, krullerige reuzepoedel. Resoluut: ‘Mister vertelt niks door. Weet ik zeker.’

Heddy Honigmann (67) vindt het gesprek een van de mooiste scènes uit haar documentaire, die over de intense band tussen hulphonden en hun bazen gaat. ‘Zo’n vraag valt je ineens in. Trevor vertrouwde me ontzettend. Toen we nachtopnamen wilden gaan maken, met de camera in de slaapkamer, sloeg hij zijn arm om me heen en zei: ‘Heddy, ik ga vanavond mijn pil niet nemen. Mijn pil om goed te kunnen slapen. Misschien gebeurt er dan wat.’ Er is niets gebeurd, je ziet in de film alleen dat de hond onrustig is, alert is. Hij voelt dat zich binnenin Trevor iets afspeelt.’

Documentairemaakster Heddy Honigmann: ‘Ik blijf filmen tot ik erbij neerval’
Beeld Erik Smits

Jouw vader, die in het concentratiekamp heeft gezeten, probeerde altijd zijn wantrouwen tegen anderen op jou over te brengen. Dat is hem niet gelukt.

‘Ik hou van mensen. Hij hield niet van mensen. Hij kon het niet. Wat vaak gebeurt: als ouders zeggen dat je A moet doen, ga je B doen.’

Dus eigenlijk heeft je vader je geholpen documentairemaker te worden?

Ironisch lachend: ‘Hij was mijn grote inspiratiebron. Zo zeg ik nog iets goeds over hem.’

Honigmann ziet er vermoeid uit als ze het rumoerige terras van het Amsterdamse café oploopt, achter een rollator. De veelgeroemde Peruaans-Nederlandse filmmaker, winnaar van de slechts twee keer toegekende Living Legend Award van het Idfa, heeft multiple sclerose - de ziekte die met name de laatste jaren haar zenuwen heeft aangetast. Het karretje weerhield haar er niet van afgelopen oktober toch weer af te reizen naar New York en Los Angeles. Voor alweer een nieuwe film. Vrolijk, met het Spaanse, zangerige accent: ‘Ik heb nu een driedubbele jetlag.’

Je blijft de wereld maar rondvliegen, ondanks die MS.

‘Omdat ik dan vergeet wat ik heb. Als ik aan het filmen ben, heb ik niks. Mijn grootste probleem is niet de MS, maar de pijn in mijn rug, van het scheeflopen. Toen ik hier binnenkwam, deed het zeer. Maar nu ik rechtop zit en praat voel ik het niet meer.’

Wilskracht en doorzettingsvermogen: een belangrijk thema in jouw documentaires.

‘Ja.’

‘De MS krijgt me niet te pakken’, zei je in een interview. ‘Ik blijf filmen tot ik erbij neerval.’

‘En dat ga ik ook doen. Ik zie mezelf niet stoppen. En ik hou zo van het reizen. Ook in Nederland, zoals bij Buddy.

Voor deze film volgde ze zes hulphonden en hun eigenaren, allemaal zwaar gehandicapt, allemaal taai. Van een blinde 86-jarige vrouw die dankzij de langharige Makker nog steeds hardloopt tot het verlamde heavymetalmeisje Annebel dat in haar rolstoel toch naar een woest concert gaat en halverwege aan de beademing moet - hond Kay slapend bovenop haar.

De slechtziende Hans vertelt in het begin van de film over zijn bijzondere gehechtheid aan de zwarte labrador Missy, waarmee hij nog meer is vervlochten dan met zijn voorgaande hulphonden. Hij wil niet sentimenteel doen: ‘Het blijft een hond. Maar als ik eerlijk ben, past het woord liefde. Een vlindergevoel in je buik.’ Hoe zal het zijn als Missy er niet meer is?, wil Honigmann weten. Hans wil daar niet over denken: Missy heeft nog wel een aantal jaar. Tegen het einde van de documentaire volgt de mokerslag. Missy blijkt botkanker te hebben. Hans moet haar binnen twee dagen laten inslapen.

Verschrikkelijk, maar indringend.

‘Dat is altijd het dilemma. In elke film gebeurt wel iets wat je niet wilt, maar wel wilt. Maar nee, het was heel treurig. Hij sprak zo mooi over Missy. Niet banaal van: o, ik hou zo van die hond. Hans legde echt uit wat liefde is en dat hij blij was dat er zo’n liefde tussen twee totaal verschillende wezens kan bestaan.

‘Toen we hoorden dat Missy ging sterven, dacht ik onmiddellijk: dat spuitje moeten we filmen. Dat is het moment dat de hond verdwijnt, weggaat. Forget it. Hij wilde het niet, zijn vrouw wilde het niet. Hij wilde er ook maar weinig over vertellen.’

Had je dat spuitje echt willen filmen?

‘In mijn jeugd heb ik een hond op een afschuwelijke manier om het leven zien komen.’ Korte zinnetjes, het accent klinkt ineens minder zangerig: ‘Mijn oma, die bij ons in huis woonde, had een oude straathond. Bobby. Hij werd ziek. Mijn vader riep mijn zusje en mij. Hij wurgde de hond.’

Je vader liet jullie zien hoe hij een einde aan de zieke Bobby maakte?

‘Ja, waarom? Om wat te laten zien? Ik was 9. Hij pakte een jas met een capuchon en een koord... Dat vergeet je nooit.’ Tranen in haar ogen, bijna zestig jaar later.

Je wordt er nog steeds emotioneel van.

‘Ja. Ja. Vandaar mijn fixatie op het spuitje. Een eerlijke, zachte dood.’

Heddy Honigmann. Haar & Make-up: Bianca Fabrie (Frank Agency), Assistent: Nick de Leuw. Met dank aan FC Hyena.Beeld Erik Smits

Heddy Honingmann groeide op in de Peruaanse hoofdstad Lima, als dochter van twee Joodse immigranten. Haar moeder ontvluchtte Polen vlak voordat Hitler het land binnenviel. Haar Weense vader zat in het Oostenrijkse kamp Mauthausen, maar wist te ontsnappen. Uiteindelijk belandden ze in Peru, en ontmoetten elkaar in het theater. Zij als actrice in opleiding, hij als decorbouwer.

‘Mijn vader was een prachtige tekenaar. Zijn manier om te ontsnappen aan de werkelijkheid: hij werkte dag en nacht. Hoe minder hij sliep, hoe beter hij zich voelde. Slapen stond gelijk aan nachtmerries. Hij had zijn werkkamer achterin de tuin, soms werkte hij daar drie nachten en dagen achter elkaar door. Het maximum was elf nachten, volgens mijn moeder.

‘Hij zag gevaar in alles, voor ons. Hij was al bang als mijn zusje en ik de straat overstaken. Mijn moeder vertelde me een keer dat hij er niet eens tegen kon als ik een wondje had: hij wilde het niet zien.’

En aan de andere kant was hij zo wreed tegen jullie.

‘Als mijn vader een boek vond dat je niet mocht lezen, scheurde hij het doormidden. Ik herinner me Reflecties op het Joodse vraagstuk van Sartre. Krttsss. Kapot, dat boek. Hij was erg sterk. Aan de andere kant: hij kreeg zo veel spijt, zo was-ie dus ook, dat ik dat boek twee weken later weer van hem kreeg. In leer gebonden.’

Bijna zoals een man die zijn vrouw mishandelt en het dan drie keer zo hard probeert goed te maken. Om haar vervolgens opnieuw te mishandelen.

‘Om weer hetzelfde te doen, ja. Het volgende boek werd ook verscheurd. Ik mocht niet naar bepaalde films, niet met bepaalde mensen omgaan. Langzamerhand ben ik me gaan ontworstelen aan die controle. Het is gelukt.’

Ze verhuisde naar Mexico-Stad en studeerde daar literatuur. Na omzwervingen door Israël, Spanje en Frankrijk kwam ze terecht op de filmacademie in Rome. Daar werd ze verliefd op een Nederlander. Honigmann belandde in Amsterdam, waar ze nu al veertig jaar woont.

Aanvankelijk richtte ze zich vooral op speelfilms. In de jaren negentig ging ze terug naar Lima, waar ze een documentaire maakte over de tragiek van de Peruaanse middenklasse, van wie een hoop mannen en vrouwen taxichauffeur waren geworden om de crisis te kunnen overleven. Honigmann hopte van taxi naar taxi, om hun, vaak weemoedige, persoonlijke geschiedenis te horen. Het veelbekroonde Metaal en melancholie was haar doorbraak. Een lange reeks documentaires zou volgen. Zoals de beroemde documentaire, O amor natural, waarin Honigmann de erotische poëzie van Carlos Drummond de Andrade laat voorlezen door oude Brazilianen, die vervolgens vol nostalgie hun hart uitstorten over hun liefdesleven, inclusief expliciete details. Of het indrukwekkende Crazy, over Nederlandse militairen die aan VN-missies deelnamen en daarover vertellen met als achtergrond de muzieknummers die hen door de ondraaglijkste momenten heen hielpen. Tranen op Guns N’ Roses.

Al jouw documentaires gaan impliciet over overleven.

‘In Buddy vind ik de gehandicapte, alleenstaande vrouw Erna zo fantastisch. Alles in haar huis is erop gericht om zelfstandig te kunnen zijn. ‘Dan hoeven we niet almaar juffertjes te laten komen’, zegt ze. Hond Kaiko helpt haar bij het aan- en uitkleden, het dekbed over haar heen te leggen, lades open en dicht te doen, papier uit de printer te halen.’

Hij geeft haar zelfs injecties, door met zijn neus op de spuit te drukken.

‘Ze kan dat zelf niet meer. Als Erna te veel kracht zet, gaan haar vingers uit de kom. ‘De hond is mijn vrijheid’, zegt Erna.’

Die onafhankelijkheid van Erna herken je in jezelf?

‘Ja.’

Medelijden schijn je te verafschuwen.

‘Vreselijk, och. Als ik voel dat iemand medelijden met me heeft, is het afgelopen. Natuurlijk is de MS in de loop der jaren erger geworden. Het was een overwinning voor me voor de eerste keer met rollator over de rode loper van het Idfa te lopen, in Tuschinski. Iedereen vroeg: ‘Wat heb jij?’ De weinigen die ik het had verteld, zeiden: ‘O shit, is het al zóver.’

‘Ik heb mijn man meer en meer nodig. Hij steunt me enorm. Henk woonde in Tilburg, maar is naar Amsterdam verhuisd. Vorig jaar zijn we getrouwd, na zestien jaar. Hij is een ict’er, een totaal ander vak. Toen hij me leerde kennen, wist hij niet eens wie ik was. Heel goed. Henk is de beste filmcriticus die ik ken.’

Even later, over het meervoudig beperkte, maar razend intelligente jongetje Zeb in de documentaire: ‘Zijn hond is de enige die niet afhaakt, zoals zijn moeder zegt. Dat is wat we zouden willen van mensen: dat ze niet afhaken. Dat ze bij ons blijven, dat ze trouw zijn. Dat ze ons niet verlaten omdat we ziek zijn. Een paar mensen hebben afstand van me genomen. Ze zijn bang van mijn rollator, waarschijnlijk.’

Durven ze die ziekte niet onder ogen te zien?

‘Het is angst dat het henzelf overkomt. Angst, omdat ze niet weten hoe ze moeten omgaan met iemand die hulp nodig heeft. En er zijn erbij die denken: met haar ga ik toch niet meer werken. Hoelang zal ze nog films maken? Misschien twee jaar.’

Je bedoelt eigenlijk: je bent niet meer functioneel, voor ze?

‘Je bent niet meer... nuttig. Gelukkig gebeurt dat in de documentairewereld wel veel minder dan in de speelfilmwereld. Die is harder.’

Eigenlijk zou jij ook een hulphond moeten hebben.

Opgewekt: ‘Maar dan moet ik ook om 7 uur opstaan en hem uitlaten in het park. Een hond is een grote verantwoordelijkheid.’ Ineens, uit de grond van haar hart: ‘Toen ik net in Nederland was vond ik ze verschrikkelijk, die honden hier. We hadden een buurman met een agressieve bouvier. Veel honden hier vond ik agressief. Blaffen. Herrie. En ze poepten overal. Overal! Waarom lach je?’

Omdat je die Nederlandse honden zo van katoen geeft, terwijl je daarvoor telkens de liefde verklaarde aan de hond. Dat werkt onbedoeld komisch. Over humor gesproken: jij hebt vaker gezegd over je documentaires: ‘Er moet wel humor in zitten.’

Ze citeert de Amerikaanse filmmaker Billy Wilder: ‘If you’re going to tell people the truth, be funny or they’ll kill you.’ Hij heeft groot gelijk. Het gaat bij mij vanzelf hoor, het is mijn natuur. Ik weet nog goed hoe een heel gezelschap me aangaapte tijdens een etentje. Iemand vertelde over een film op de Belgische televisie, waarin kinderen werden meegenomen naar een concentratiekamp. Ze moesten ervaren hoe dat was. De kinderen kregen alleen brood en een beetje water, mochten maar even slapen. ‘Hoe eindigde die film?’, vroeg een ander aan tafel. Ik zei: ‘Dat is toch logisch, hoe die film eindigt? Die kinderen worden vergast.’ De rest keek me geschokt aan: wat zeg je nou. Behalve een joodse vriend die ook aan tafel zat. Hij schoot in de lach.’

Joodse humor.

‘Misschien wel de moeilijkste film die ik ooit heb gemaakt speelt zich af in een dorpje in de heuvels rond Sarajevo, waar tijdens de burgeroorlog 80 procent van de mannen is vermoord. Aan de hand van paspoorten, een hoed, horloges, foto’s die waren overgebleven van de gedode mannen wilde ik een beeld van hen schetsen. Ik hoorde vreselijk verdrietige verhalen, van hun moeders en vrouwen. Toen moest ik ze uitleggen dat ik geen documentaire kon maken die alleen uit tranen zou bestaan. Dat wil niemand zien. Ik zei: ‘Als jullie niet ook vertellen hoe leuk jullie mannen en zoons waren, komen ze niet tot leven.’ De vrouwen begrepen me. Allemaal.’

Ook dan is het thema in de kern weer: overleven.

‘Mijn vader was een...’ Ze geeft een typering. ‘Ik wil niet dat het zo wordt opgeschreven. Noem hem maar een tiran.’

Onder wie jij overeind moest zien te blijven?

‘Ik moest overeind zien te blijven onder hem. De dingen blijven denken die ik wilde denken. Het was idioot. Ik knipte plaatjes uit de Reader’s Digest van beroemde schilders, die ik op de muur van mijn slaapkamer plakte. Van Gogh, Gauguin. Prachtig. Op een dag kom ik thuis, waren ze allemaal weg. Mijn vader had besloten dat het slechte schilders waren.

‘Hij was dol op oorlogsfilms. Ik was een jaar of 14 toen hij me meenam naar een film van de eerste cameraman die vlak na de bevrijding in Auschwitz was geweest, een Rus. Gruwelijke beelden. Ik snapte ze niet, kon het niet bevatten, keek weg. Mijn vader pakte mijn kin: ‘Kijken. Dat is de werkelijkheid. Zo zijn de mensen. Zo zijn alle mensen. Behalve de Joden.’

Een slok koude cola: ‘Ik heb hem pas vergeven toen ik het boek van Primo Levi las, eind jaren negentig: Is dit een mens. Eén passage vergeet ik nooit meer. Levi beschrijft hoe de gevangenen van Auschwitz naar een fabriek in de buurt moeten lopen met hun gamel, de kom waaruit ze aten. Sommigen hadden hun kampnummer gegraveerd in de bodem van dat kommetje, anderen hun naam. Maar een Fransman had erin gegraveerd: ‘Probeer maar niet te begrijpen.’ Zijn manier om te overleven.’

Door de tekst: ‘Probeer maar niet te begrijpen’, begreep je uiteindelijk je vader?

Kort knikje. Stilte.

Honden zijn de beste troosters van verborgen pijn, zeg je in het naschrift van Buddy.

‘De pijn die niemand ziet. Zij voelen die. Ik weet het van vroeger. Het was een van de redenen om Buddy te maken.’

De aangrijpendste scène vond ik die van het meervoudig beperkte jongetje Zeb met hond Utah, ’s nachts in zijn slaapkamer. ‘Ik wil niet dat we elkaar vergeten als jij dood bent en ik dement’, zegt hij tegen de hond.

‘Zonder Utah was Zeb verloren geweest. ‘Mijn hobby is thuiszitten’, vertelde hij. Dat komt omdat andere kinderen niet meer met hem willen spelen. Hij is te traag. Zeb kan zelf geen boterham smeren, maar op andere niveaus is hij heel slim. Binnen een half uur leerde Zeb negen Spaanse woorden van me. Die twee kanten van hem kan hij niet met elkaar verenigen. Ze botsen.’

Zeb klampt zich zo vast aan Utah, het doet bijna fysiek zeer om ernaar te kijken.

Zachte glimlach: ‘Hij wurgt haar bijna, uit liefde.’

Wat gebeurt er als Utah overlijdt?, vraag je je af als kijker.

‘Er zal een nieuwe Utah moeten komen.’ Een zijpad: ‘We hebben ook een vrouw met een epilepsiehond gefilmd. Die hond waarschuwde haar een half uur voor ze een aanval ging krijgen. Dan ging de vrouw liggen en drukte de hond op een alarmknop. Uiteindelijk hebben we de opnamen niet gebruikt, vanwege technische problemen. Maar voor een ding was ze erg bang. De hond was al oud. De vrouw wilde niet dat we in beeld brachten dat de hond misschien niet meer kon doen wat hij moest doen.’

De vrouw was zo trouw aan de hond dat ze het als -verraad beschouwde als de buitenwereld kon zien dat hij niet meer op zijn taak was berekend?

‘Ja. Ze was bang dat hij weggehaald zou worden. Ze wilde geen andere hond.’

Ontroering in haar ogen.

Een van de taxichauffeurs in je documentaire Metaal en melancholie zegt: ‘Het leven is hard, maar mooi.’

Ze kijkt op, verrast. ‘Die zin hangt boven mijn koelkast.’

Documentairemaakster Heddy Honigmann: ‘Ik blijf filmen tot ik erbij neerval’
Beeld Erik Smits

CV Heddy Honigmann

Geboren in Lima, 1 oktober 1951

Werk

Honigmann maakte aanvankelijk speelfilms, onder meer Tot ziens en Hersenschimmen. Metaal en melancholie (1993) was haar eerste belangrijke documentaire. Momenteel reist ze de wereld rond voor een film over honderdjarigen.

Opleiding

Filmopleiding aan Centro Sperimentale di Cinematografia in Rome.

Prijzen

Onder meer: Gouden Kalf in 2000 voor Crazy; 2006 Gouden Kalf voor Forever, over de Parijse begraafplaats Père Lachaise.

2013 Idfa Living Legend Award.

2016 Oeuvreprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Privé

Ze is gehuwd geweest met de Nederlandse filmmaker Frans van de Staak, van wie ze later scheidde. Met hem kreeg Honingmann een zoon. Honingmann is vorig jaar hertrouwd. Ze woont in Amsterdam.

De film Buddy draait tijdens het Idfa en in maart bij het toonaangevende filmhuis Film Forum in New York. De film is geselecteerd voor de Volkskrant Magazinedag op 25 november.

Privé
Beeld Erik Smits