Direct naar artikelinhoud

Dichter Frank Starik kreeg de uitvaart die hij verdient: een uit het boekje

Over het belang van plakjes uitvaartcake.

Toine Heijmans in Amsterdam

De dode dichter die op eenzame uitvaarten dichtte is niet alleen. Zijn eigen begrafenis is vol vrienden, zoveel, ze hangen met de benen buiten de kapel. Levende en een paar dode ook, daarboven, daarbeneden of waar ze dan ook zijn opgelost – van een afstandje bekeken is het een prachtig uitvaartschilderij.

Zo wil iedereen wel begraven worden.

Het gaat om rituelen, in een tijd die weinig houvast geeft. Het gaat om de taal, om de muziek, om de cake en om de ‘stinkers’, witte leliën, de lievelingsbloemen van de dichter, de bloemen van de dood. Het gaat om alle begrafenissen, niet alleen deze. Om de vreemde opluchting achteraf, als het leven een doorstart maakt en iedereen, eerst met, dan zonder weifeling, weer over andere dingen begint te praten. Want eigenlijk is het opnieuw een prachtige dag om te vechten tegen de tijd.

F. Starik was een dichter die niet alleen dichtte op papier maar met heel zijn lijf en bijpassende garderobe. Het goede pak, de juiste jas, zijn duidelijke stem die soms een beetje sleepte en dan weer gromde als een tweetaktmotor. Hij krijgt de uitvaart die hij verdient: een uit het boekje. Als voorman van de Poule des Doods natuurlijk, de dichters die de doden van een gedicht voorzien tijdens de eenzame uitvaarten van gemeentewege. Er is veel eenzaamheid, soms zelfgekozen. De laatste eenzame dode die Starik met een gedicht op zak naar het hiernamaals stuurde was zo rijk dat hij een rijtje buitenhuizen bezat.

Wat in elk geval gebeuren moet, is dat veiligstellen. De ene na de andere dichter uit de poule ging dood: Anker, Brands, Jaeggi, Menkveld, Vinkenoog, Wieg, Wigman. Hun werk bij de begrafenissen is meer dan aandacht geven aan de onbekenden. Iedereen moet zich verstaan met de dood, en met begrafenissen. Iedereen neemt naar elke uitvaart z’n eigen doden mee – en met de tijd worden dat er steeds meer. Daar ligt voor de dichters een zware taak.

Mijn doden zitten naast me op de bank van de kapel te kwetteren: Dikkie, de schat, Stevie, Sjaak. Stevie was een dichter trouwens, hij metselde mooi met taal en was daar te bescheiden over.

Laat me nu in liefde / laat me niet meer los

Staat op zijn grafsteen.

Eenzame uitvaart van een onbekende bolletjesslikker.

Hopen dat ze vandaag aan de cake hebben gedacht. Vanwege de welvaart zag ik al tapas verschijnen op begrafenissen, lungo’s en vega bittergarnituur. Dat mag. Maar de cake krijgt wat mij betreft nu snel de status van werelderfgoed: onze tradities staan al zo onder druk.

‘Starik is goed met de dood’, staat boven de rouwadvertentie. Hij doorgrondde het ritueel. Het belang van koffie uit kannen en uitvaartcake in plakken, ook al komt er niemand opdagen. Het belang van woorden. Naar zijn uitvaart gaan en er een stukje over schrijven is het minste wat je kunt doen. Dat hij doodgaat is een blamage voor de natuur. De man die pas 59 was, en niet voor niets in zijn gedichten vroeg of hij zelf buiten schot kon blijven – daar is het laatste woord nog niet over gezegd.

Stadsdichter en schrijver Frank Starik.

Dat de dode een dichter is, doet ertoe. Dichten bij begrafenissen is extreem moeilijk, omdat alle taal daar vanzelf in poëzie verandert. Elke uitgesproken tekst, of die nu van een dichter komt of niet, is ingekookt en zwaar van waarde. Probeer daar als dichter maar eens bovenuit te komen.

Later, / toen onze vader niet meer zo gezellig was, / was jij mijn vader.

Die is van zijn broer.

Ik accepteer jouw dood.

Die is van zijn zoon.

Ze brengen Starik weg in de beste tradities. Gedragen door zes man komt zijn kist de kapel binnen, twee stappen vooruit, één terug, en wij op zijn gezag maar stampen op de maat. Zijn zoon spreekt over griesmeelpudding. Nergens zijn humor en verdriet meer bevriend, dan op een begrafenis.

Onderweg naar de plek waar Starik ter aarde wordt gelaten, stuit ik op de grafsteen van Jaap Smit. Ik ken hem niet, maar door die grafsteen wel: een transparant hart met een foto van een man die knipoogt, overduidelijk tevreden met het leven. Jaaps graf is versierd met symboliek. Er staat bijvoorbeeld een beeldje bij van een indiaan. En een gedicht dat vermoedelijk Jaaps levensmotto was:

Wat sta je nou te kijken, / ik lag ook liever op het strand

Daarachter in de stilte klinken doffe ploffen: we gooien zand op Stariks kist. Het ritueel bijna ten einde.

Bij de koffie en de wijn barst de kapel weer uit zijn voegen. Er is cake in goede plakken, godzijdank. En er is leven.

Die middag trekt een lijn van lichte sneeuw en vorst over het land, het einde van de winter.

‘Weg met de dood’, dichtte Frank Starik.

Het enige voordeel van dode dichters is dat ze blijven leven.

Het graf van Jaap Smit.