Direct naar artikelinhoud
Column

Een kerstontbijt in een snackbar: een patatje oorlog mét uitjes

Een kerstontbijt in een snackbar: een patatje oorlog mét uitjes

Mijn huis zag er de volgende ochtend precies zo uit als viel te verwachten na een kerstdiner met twintig man, dus ik deed wat men dan doet: het pand verlaten en pas terugkeren als een ánder de rotzooi heeft opgeruimd. Ik had tenslotte gekookt en, à propos, van eten was het mijnerzijds niet echt gekomen maar van drinken wel, dus liep ik een snackbar binnen en bestelde een patatje oorlog om de boel een beetje te dempen.

‘Oorlog zonder uitjes?’, vroeg de jeugdige uitbater op een toon die ik niet anders kan omschrijven dan minachtend. Hier stond ik dus, 53 jaar oud, diploma’s ter inzage, op de ochtend van Tweede Kerstdag in een snackbar, en was zojuist door een beige getint snotjoch ingeschat als iemand die ontbijt met een patatje oorlog zónder uitjes. Hoe moest deze dag nog tot een goed einde komen?

‘Oorlog mét uitjes’, sprak ik ferm. Onaangedaan wierp het joch een schep frites in het kokende vet. Achter me praatte een man in zijn telefoon. Hij was een jaar of 50 en zijn buik was zo dik dat hij een beetje achterover moest leunen om niet naar voren om te vallen. Dat deed hij waarschijnlijk al zijn hele leven, en hij zag er dan ook moe uit. ‘Ja, het ging wel’, zei hij in zijn telefoon. ‘Alleen Sonja...’ Hij luisterde. ‘Nee, nee, dat was echt goed te doen’, vervolgde hij. ‘Varkenshaas. En ze hadden... wat? Nee, met champignons. Maar... o, nee hoor. Alleen Sonja, dus.’

Het snackjoch greep zo’n rechthoekig plastic bakje, pompte mayonaise in de rechterkant van het sauscompartimentje en pindasaus op links. Dat doe je verkeerd, eikel, dacht ik zwartgallig. Die patat is nog niet klaar en tegen die tijd is de pindasaus koud. Het fijne van een patatje oorlog is juist het contrast tussen de koude mayonaise, de warme pindasaus, die frisse, knersende uitjes en de gloeiend hete frites. Dat was die snotneus nu aan het verpesten.

‘Op het eind werd het echt...’, zei de dikke man achter me. ‘Ja. Ja, dát werk. En ik had ’r nog zo gezegd, Son, zeg ik, kunnen we nou dit jaar eens... wat? Eeeh, ijs, met wat flauwekul erbij. Hoe heet het, zo’n boomstam. Huh? Nee, met chocola en nootjes en zo. Jezus, man...’

Het snackjoch tilde mijn frites uit het vet, stortte ze in zo’n aluminium bak, strooide er te weinig zout over, schepte ze in het plastic bakje en plaatste dat op de toonbank. ‘Eén patatje oorlog’, zei hij koel.

‘Je vergeet mijn uitjes’, riposteerde ik. Zwijgend schepte hij een lepel vol uitjes op mijn ontbijt.

Ik stonk de rest van de dag uit mijn bek, maar non, je ne regrette rien.