Sylvia Witteman wilde net naar bed gaan toen ze in haar portiek geluiden hoorde van iets dat leek op een interessante ruzie: Britse toeristen, een jongeman en een meisje, en hun veelbelovende afspraak in Portugal: ‘‘Denk je dat ik voor de lol hier in een fuckin’ smerig, koud Amsterdams portiek zit ruzie te maken? Denk je dat dat míjn idee is van leuk op reis zijn? Portugal, jij met je Portugal. We zijn nu in Amsterdam!’ Hij spuwde dat laatste woord uit, alsof het om Stalingrad ging, of Dachau. Ook had hij mijn portiek beledigd.’