Kamers vol muziekgeschiedenis

Will Ashon viert 25-jarig jubileum Enter the Wu-Tang met een boek

Het legendarische hiphopalbum Enter the Wu-Tang kwam 25 jaar geleden uit. De Britse auteur Will Ashon eert het album met een boek, hoewel hij zich afvraagt of hij dat als witte Engelsman wel had mogen doen.

Muziek kon hij niet meer aanhoren. Twintig jaar lang had Will Ashon als oprichter van het label Big Dada en als muziekjournalist elke dag haast non-stop naar muziek geluisterd, zo veel dat hij het helemaal zat was geworden. Nadat hij gestopt was met zijn baan en zich had gestort op het schrijven van boeken, heeft hij jarenlang geen plaat opgezet. ‘Werken in de muziekindustrie is een geweldige manier om je liefde voor muziek te verpesten.’

Pas toen de Engelse Ashon Enter the Wu-Tang, het debuutalbum van de Wu-Tang Clan uit 1993, weer ging beluisteren, herontdekte hij zijn liefde voor muziek en in het bijzonder voor hiphop. Waarom juist dit album? ‘Het was een van de laatste albums die ik had beluisterd als fan. Ik was 24 en had geen baan. Ik hoefde er geen professioneel oordeel over te vormen. Ik kon het album gewoon kopen, naar huis meenemen en simpelweg geweldig vinden.’

Enter The Wu-Tang, het debuutalbum van de Wu-Tang Clan, dat uitkwam op 9 november 1993

Inmiddels is hij 49, twee keer zo oud als toen. ‘Ik realiseerde me opeens dat het album in november 25 jaar geleden uit kwam’, zegt Ashon tijdens een interview in Amsterdam. ‘Het is de moeite waard om bij dat jubileum stil te staan, vond ik. Als dit een classic rock-album was, waren er al acht boeken over geschreven. Kijk maar hoe weinig er geschreven is over de golden age of hiphop, begin jaren negentig, vergeleken met de hoogtijdagen van rock in de jaren zestig.’

En dus schreef Ashon het boek Chamber Music over het album Enter the Wu-Tang (36 Chambers) van de legendarische hiphopformatie de Wu-Tang Clan, bestaande uit maar liefst negen leden, die begin jaren negentig in New York doorbrak. Als eerste grote rapcollectief had de Wu-Tang Clan een enorme invloed op de muziekindustrie, straatcultuur en hiphop. Rappers als RZA, Method Man, Ghostface Killah en Ol’ Dirty Bastard werden wereldberoemd en de zeer herkenbare Wu-Tang-esthetiek, hevig beïnvloed door kungfufilms, werd overal geadopteerd, onder meer door het eigen kledingmerk Wu-Wear.

Will Ashon - Na een korte carrière als muziekjournalist richtte Will Ashon het label Big Dada op. Hij ontdekte onder meer de acts Roots Manuva, Wiley en Young Fathers. Daarna ging Ashon boeken schrijven. Twee romans en het non-fictieboek Strange Labyrinth over het bos Epping Forrest aan de rand van Londen, waar hij woont. Op dinsdag 20 november staat hij in De Nieuwe Liefde in Amsterdam met een avond over 25 jaar Enter the Wu-Tang

Chamber Music is geen doorsnee muziekboek geworden. Verwijzend naar de albumtitel Enter the Wu-Tang (36 Chambers) is het boek verdeeld in 36 ‘kamers’, hoofdstukken die in wezen essays zijn. Veel van die kamers gaan nauwelijks over de Wu-Tang Clan, soms wordt de groep pas in een van de laatste alinea’s genoemd. Er zitten essays tussen over de Amerikaanse war on drugs, over de relatie tussen vechtsport en hiphop en over de invloed van de slavernij op zwarte muziek.

In andere hoofdstukken graaft Ashon als archeoloog door de muziekgeschiedenis, minutieus op zoek naar de evolutie van de cultuur, de keten van beïnvloeding. Zo gaat de tweede kamer over ‘de schreeuw’ in zwarte muziek. Ashon begint bij saxofonist Illinois Jacquet die zijn instrument als eerste liet krijsen en zo ‘het tijdperk van de toeteraars’ inluidde. Via uitstapjes naar de eerste krijszangers, Archie Brownlee, Sam Cooke en Little Richard, belandt hij uiteindelijk bij het lied ‘The Grunt’ van de band The JB’s dat begint met een piepende saxofoon. Oké, interessant, denk je, maar waarom lezen we dit?

Aan het eind blijkt pas waar Ashon de lezer mee naartoe wil nemen: de sample die producer RZA gebruikte van die snerpende pieptoon uit The Grunt voor het nummer Protect Ya Neck, de eerste hit van de Wu-Tang Clan. In de derde kamer, ‘Rules of Engagement’ geheten, verklaart Ashon zijn werkwijze. Het boek is een poging de vorm en het karakter weer te geven van het album waarover het gaat en van hiphop in het algemeen, schrijft hij. Daarom zal Chamber Music ‘een grotendeels non-lineaire, zwaar op samples leunende hamsteraarsbenadering als sjabloon hanteren’.

Hoe kwam u op deze onconventionele structuur?

‘Schrijven over muziek is vaak net als vlinders verzamelen. Je kunt een vlinder vangen en ’m in een lijstje aan de muur hangen, met de vleugels gespreid, maar dan is hij nooit zo mooi als wanneer hij rondvliegt. In muziekboeken is er soms een neiging om de muziek dusdanig gedetailleerd te beschrijven of uit te leggen dat het doodslaat. Ik wilde het boek graag schrijven op een manier waarop ik het album niet verpestte. Ik realiseerde me tijdens het werken aan mijn vorige boek dat het schrijven van non-fictie lijkt op het maken van hiphop. Omdat het een collage is. Je neemt citaten, die je samples zou kunnen noemen, van andere bronnen en daar brei je dan een eigen geheel van, zodat het weer fris is.’

U houdt niet van de biografische aanpak?

‘Er is niks mis met de biografische aanpak, alleen mijn brein werkt niet zo. Het biografische vind ik soms wat saai. Alleen een superfan kan het schelen wie precies op welke dag in de studio was en wie toen welke beat opnam en wie buiten een sigaret stond te roken. Ik wilde over andere dingen schrijven, ik wilde onverwachte kruisverbanden leggen zodat je een nieuw perspectief krijgt op het album, een breder begrip van de cultuur.’

Een hiphopalbum is verfijnder dan een roman, schrijft u.

Lacht. ‘Ja, dat is waar, maar het is ook retorische uitbundigheid van me – ik vind het leuk om te prikkelen. Die bewering ging over waarheid en onwaarheid. We hebben de neiging om wat rappers zeggen voor waar aan te nemen. En dat komt ook doordat authenticiteit erg belangrijk is in hiphop. Maar als je een rapper vraagt naar een bepaalde tekst zegt hij meestal: het is maar een rap, het is niet waar. RZA heeft een couplet op Tearz waarin hij vertelt dat zijn broertje werd neergeschoten toen hij naar een winkel liep. Uit mijn onderzoek is gebleken dat dat niet waar is, het is nooit gebeurd. Maar in het verhaal is het best een ontroerend stukje. Is het dan minder ontroerend omdat het niet waar is? Er wordt een verfijnd spel gespeeld met verwachtingen. Met het idee dat rap een authentiek document van het straatleven is. Dat maakt het kunst.’

Fragment uit Wu-Tang Clan - Tearz

My little brother, my mother sent him out for bread
Get the Wonder, it's a hot day in the summer
Didn't expect to come across a crazy gunner
"Hey, Shorty, check it for the bag and the dough!"
But he was brave, looked him in the eye, and said "No!"
Money splattered him, BOW! Then he snatched the bag
Hit his pockets, then he jetted up the Ave
Girls screamin', the noise up and down the block
(Hey, Rakeem!) What? (Your little brother got shot!)
I ran frantically, then I dropped down to his feet
I saw the blood all over the hot concrete
I picked him up, then I held him by his head
His eyes shut, that's when I knew he was…

In Nederland is er om de zoveel tijd ophef over geweld in rapteksten, of banden van rappers met criminelen. Ook een flink aantal leden van de Wu-Tang Clan is weleens opgepakt en ze rappen voortdurend over geweld. Is dat problematisch?

‘Echt fysiek geweld is altijd problematisch, erover rappen is een ander verhaal. In Engeland is er nu veel gedoe over ‘drill music’, een subgenre van hiphop dat voortkomt uit de gangcultuur. Zoals altijd krijgt de muziek de schuld, terwijl drill en bendegeweld allebei symptomen zijn van dezelfde onderliggende problemen: armoede, weinig kansen, slechte huizen, geen opleiding, noem maar op. Het is een gemakzuchtige reactie om artiesten de schuld van de problemen te geven van een disfunctionele samenleving. Daarom moest dit boek ook breder zijn dan een biografie. Er zijn redenen waarom zeven van de negen Wu-Tang-leden in de gevangenis hebben gezeten. En de reden is niet dat ze kwaadaardige of moreel verdorven mannen zijn. Als je goed kijkt naar de omstandigheden waarin zij zijn opgegroeid, kun je pas begrijpen hoe opmerkelijk het is dat uit die situatie kunst is ontstaan.’

De Wu-Tang-esthetiek is sterk verbonden met kungfufilms en martial arts. Hoe verklaart u dat?

‘Ik kwam erachter dat er sinds de jaren zeventig een geschiedenis is van zwarte Amerikanen die houden van kungfufilms. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de helden niet-wit en niet-westers waren, in tegenstelling tot de films uit Hollywood. RZA keek veel naar kungfufilms en de hele esthetiek en mystiek van de Wu-Tang is daarop gebaseerd. De naam komt van de Wuxia-films, waarbij ‘wu’ geweld betekent en ‘xia’ ridderlijkheid. Op Enter the Wu-Tang hoor je geluidsfragmenten van vier kungfufilms. Staten Island, het stadsdeel waar ze vandaan komen, noemen de Wu-Tang-leden Shaolin, naar de tempels waar de vechtsporten zijn ontstaan.

‘Daarnaast is er het idee van martial arts als een vorm van zelfbeheersing. Dat heeft het gemeen met hiphop. GZA heeft gezegd dat je voor een goede flow tegelijkertijd kalm en woedend moet zijn, het gaat om gecontroleerde agressie. In zekere zin is hiphop ontwikkeld als een manier om niet te vechten. Een manier om strijd te ritualiseren zodat je elkaar niet hoeft aan te vallen. De vier basiselementen van hiphop – breakdancen, dj’en, graffiti, rappen – hebben allemaal een element van de ‘battle’ in zich, het draait om je territorium afbakenen. Het is moeilijk om een causaal verband te leggen, maar het lijkt logisch, met die blik, dat hiphopliefhebbers ook van vechtsport houden. Of andersom.’

Op pagina 295 las ik een nogal opmerkelijke bewering: ‘Dit boek zou niet moeten bestaan.’

‘Tja. Toen ik eraan begon was het niet in me opgekomen dat ik misschien niet de meest geschikte persoon was om dit boek te schrijven. Terwijl ik meer las en nadacht over de recente geschiedenis van zwart Amerika, begon ik me af te vragen: is het wel een goed idee om als witte Engelse man een boek over de Wu-Tang Clan te schrijven? Het boek beschrijft brede maatschappelijke tendensen: de invloed van de slavernijgeschiedenis op zwarte cultuur van jazz tot rap, de ontstaansgeschiedenis en segregatie van New York, de war on drugs, de relatie tussen geweld en hiphop. Zware kwesties, die ik vooral ken uit boeken en muziek. Toen ik dit overpeinsde was ik al te ver met het boek om te stoppen. Uiteindelijk beslist de lezer. Als het boek werkt en op de juiste manier met deze kwesties omgaat, dan heeft het genoeg zeggingskracht.’

Zou een witte man niet over een zwart cultureel fenomeen moeten schrijven?

‘Zo hard wil ik het niet stellen. Wat ik probeer te zeggen is dat het problematisch is dat de meeste boeken over zwarte cultuur geschreven zijn door witte mannen.’

Wat is uw kijk op culturele toe-eigening? Zou een witte man of vrouw bijvoorbeeld wel mogen rappen?

‘Ik vind een ongenuanceerd allesomvattend systeem voor zo’n ingewikkeld vraagstuk sowieso niet goed. Je moet nooit zeggen: dit kan wel en dit kan per definitie niet. Er zijn witte rappers wier werk ik geweldig vind en die volledig in de hiphopcultuur ingebed zijn, erin opgegroeid zijn. Dat is niet problematisch. Maar een witte rapper moet zich er wel van bewust tonen, liefst ook in zijn lyrics. Iemand als Eminem heeft dat altijd heel goed gedaan.’

tekst loopt door onder de afbeeldingen

Wie is wie in de Wu-Tang Clan?

RZA wordt gezien als het meesterbrein. Hij is de producer en bracht alle rappers samen, de groep bestond grofweg uit twee vriendengroepen. Ashon: ‘Ik heb RZA drie keer geïnterviewd en hij is een van de meest bedachtzame en spirituele personen die ik ken.’ | Foto's in slideshow: Getty Images

U schrijft erg weinig over uzelf en uw eigen fascinatie voor de Wu-Tang Clan in het boek. Heeft dat ook met deze kwesties te maken?

‘Absoluut. Toen ik begon, stelde ik me voor dat er een lijn in het boek zou zitten over mijn kennismaking met hiphop. Maar ik besloot uiteindelijk: het is een boek over de Wu-Tang Clan, niet over mij. Er is een neiging de laatste jaren van auteurs om zichzelf erg in non-fictieboeken te schrijven, het is een trend. In mijn vorige boek heb ik dat ook gedaan, met zelfspot. Maar dit keer wilde ik het niet zo doen. Het moest over hiphop, zwarte cultuur en Amerika gaan, ik heb geen recht op een plek in die zaken.’

Toch wil ik graag weten hoe u een hiphopliefhebber werd.

‘Ik ben een beetje achterstevoren in hiphop geraakt. De meeste mensen beginnen naar hiphop te luisteren als tiener. Terwijl je meer geïnteresseerd raakt, ga je misschien eens kijken waar de samples vandaan komen, dan ga je naar jazz, funk en soul luisteren, James Brown, noem maar op. Zo ploeg je je een weg terug door de muziekgeschiedenis. Bij mij ging het anders. Mijn vader had een aardige platencollectie, vooral jazz. Ik werd als tiener fan van Miles Davis, Fats Waller en Art Tatum. Jazz werd ons ding, van mijn vader en mij, vooral bij gebrek aan interesse voor sport. We gingen samen naar concerten.

‘In 1986 ging ik naar Miles Davis met mijn vader, bij de Wembley Conference Center, een grote vergaderzaal. Heel lelijk. Het was vreselijk. Ik zat daar en keek om me heen en de zaal was vol met mensen van mijn vaders leeftijd. Ik dacht opeens: alle artiesten die ik echt goed vind zijn dood, de enkeling die niet dood is zal snel sterven en maakt zeker niet meer de beste muziek van zijn carrière. Heel bewust ben ik toen op zoek gegaan naar het hedendaagse equivalent van jazz. Waar kon ik dezelfde opwinding vinden? Toen kwam ik bij hiphop terecht. Mijn zus was fan van Public Enemy. Dat liet ze me horen. En ik begon naar De La Soul en A Tribe Called Quest te luisteren. Maar ik hield het meest van de avant-garde jazz, de experimentele jazz. Ik zocht daarnaar in hiphop. Iets met dezelfde rauwheid en hoekigheid. Enter the Wu-Tang was het eerste hiphopalbum waar ik diezelfde energie in vond. En het heeft me nooit meer losgelaten.’