Direct naar artikelinhoud
Reportage

Hoe een Hongaarse journalist terugvecht tegen Orbán

Journalist Attila Babos.Beeld Julius Schrank / de Volkskrant

De krant waar Attila Babos tot en met 2016 werkte, kwam in handen van een vriend van premier Viktor Orbán. Net als het overgrote deel van alle andere Hongaarse media. Babos vecht nu om onafhankelijk nieuws te kunnen brengen. ‘Op het platteland bestaat er feitelijk geen vrije pers meer.’

In een appartement met grote ramen zitten twee mannen tegenover elkaar. Een is journalist, de ander zijn bron. Ze lachen en schenken bittere Hongaarse kruidenlikeur in. Beneden in de vallei valt de avond boven Pécs, de vijfde stad van het land. De kamer vult zich met verhalen over corruptie in de stad. De bron is een zestiger met pretoogjes. Hij praat veel, opvallend veel. Waarom eigenlijk? ‘Omdat Attila de waarheid opschrijft. De anderen vertrouw ik niet. Hij is de eerste aan wie ik dit vertel.’

Kort daarna jaagt Attila Babos (41) zijn Suzuki door de straten van Pécs. Hij is tevreden: weer een stapje dichter bij een onthulling. Babos is de oprichter en beheerder van Szabad Pécs. Vrij Pécs, betekent dat. In de hele gemeente is Szabad Pécs de laatste nog volledig onafhankelijke nieuwsbron. Aantal fulltime medewerkers: één.

Hongarije beleeft een onstuimige winter: tienduizenden mensen gaan de straat op, ook afgelopen weekend weer. Ze hebben tabak van het bewind van premier Viktor Orbán, onder meer van diens ingrijpende mediabeleid. Een week voor Kerst liepen demonstranten naar het gebouw van de MTVA, de Hongaarse NOS. Ze brulden: ‘De tv liegt!’ Een handvol parlementsleden van de oppositie werd met harde hand het gebouw uit gewerkt. MTVA staat symbool voor het sluipende autoritarisme, redacteuren krijgen geregeld woord voor woord gedicteerd wat ze van Orbáns Fidesz-partij moeten berichten.

Stokpaardjes

In totaal, becijferden onderzoeksjournalisten van Atlatszo, hebben oligarchen rond Orbán meer dan 470 radiozenders, kranten en tv-zenders opgekocht. Bij elkaar zo’n 90 procent van alle titels. Ze berichten trouw over de Fidesz-stokpaardjes: migratie, boeman George Soros en de boosaardige Europese federalisten. Afgelopen november kwam de volgende stap: alle oligarchen ‘doneerden’ hun media aan één stichting, gerund door mensen uit Orbáns nabijheid.

Het handige van die aanpak is dat de regering niemand hoeft op te sluiten. ‘Je wordt niet in elkaar geslagen’, knikt Babos aan zijn keukentafel. Op papier mogen duizend bloemen bloeien. De praktijk is anders. ‘Op het platteland bestaat er feitelijk geen vrije pers meer.’

Babos klapt z’n laptop open en laat een YouTube-filmpje zien van Viktor Orbán, eind jaren tachtig. Orbán zit nog in de oppositie. Hij draagt een matje en een baard. Alle regionale kranten zijn in handen van één partij, klaagt hij, een onwerkbare situatie. ‘Ook al zijn er eerlijke verkiezingen’, zegt Orbán, het is maar de vraag of er ‘gelijke kansen’ zijn voor alle partijen. Babos grijnst.

Nieuwtjesjager

Het verhaal van Babos is dat van Hongarije in het klein. Jarenlang werkte hij voor Dunántúli Napló, de regiokrant in Pécs. Hij had de reputatie van een echte nieuwtjesjager. Het kantelpunt, schetst hij, was 2016. Het gerucht ging dat een zakenman dicht bij Orbán alle regionale media zou opkopen. Babos wist wat dat zou betekenen. ‘Op de redactievloer stootten collega’s me aan. Ze zeiden: je vliegt eruit, jongen.’

Het werd december 2016. Op een dag werd de leiding van de krant naar Boedapest gesommeerd, waar de uitgever zat. Eén van de mensen die zich moesten melden, was Ferenc Nimmerfroh (45), op dat moment commercieel directeur van Dunántúli Napló. Die dag staat hem helder voor de geest, zegt hij in een hippe koffiezaak. ‘Binnen vijf minuten was duidelijk dat we op straat stonden.’ De krant was in handen gevallen van de steenrijke ondernemer Lörinc Mészáros, een oud-klasgenoot van premier Orbán.

Tegen de tijd dat Nimmerfroh terug was in Pécs, kon hij niet meer bij z’n e-mail. Op de redactie escorteerden beveiligers hem naar zijn bureau, waar hij zijn spullen kon pakken. Een oud-medewerker: ‘Het was als een staatsgreep.’

Daar sta je, als ex-journalist in Pécs, beroofd van je idealen. Wat doe je dan? De een is financieel adviseur geworden, blijkt uit een korte rondvraag, een ander probeert een eigen restaurant op poten te zetten. Een derde verkoopt de helft van het jaar worsten in een snackbar op wielen.

Gedegradeerd tot kinderen

In de koffiezaak schuift een man aan die na maandenlang weifelen bij Dunántúli Napló vertrok. Hij doet nu iets in de horeca, en wil niet met zijn naam in de krant, omdat hij bang is dat de autoriteiten hem anders zakelijk aanpakken. ‘Na de overname werd ons beloofd dat we onafhankelijk zouden blijven’, blikt de man terug. Het tegendeel bleek waar. Hij is er zichtbaar door geraakt. ‘We kregen stukjes kant en klaar aangeleverd van een pro-regeringsjournalist. Het was verboden om daar iets aan te veranderen. Het voelde alsof we van volwassenen gedegradeerd waren tot kinderen. Kinderen die zich niet met zaken van volwassenen mogen bemoeien.’

Van links naar rechts: Attila Babos en freelancers Ervin Gut en Ferenc Nimmerfroh.Beeld Julius Schrank

Het verschil tussen de vertrekkers en de zittenblijvers? Volgens Atilla Babos is het simpel: ‘Een ruggengraat.’ Zo streng wil de anonieme ex-redacteur niet zijn. ‘Ik zie ze als slachtoffers van het systeem, zoals de hele vrije pers dat is.’

Nimmerfroh, de oud-commercieel directeur, heeft nog steeds moeite te geloven wat er gebeurd is. De peetvader van zijn kind, een collega bij de krant, wist van tevoren van de overname, maar hield zijn mond. Hij is nu hoofdredacteur. Hoofdschuddend: ‘We waren twintig jaar lang vrienden. Aan de telefoon zei hij: begrijp me alsjeblieft, deze kans kon ik niet laten schieten.’

Bewondering

Op interviewverzoeken gaan redacteuren bij Dunántúli Napló niet in. Aan de telefoon wil een van hen alleen kwijt dat hij ‘moreel gesproken’ bewondering heeft voor Babos en zijn start-up. Op schriftelijke vragen van de Volkskrant aan de uitgeverij van de krant volgt geen antwoord.

In zijn kleine appartement op driehoog tilt Babos zijn binnenstormende zoontje van drieënhalf jaar op. Begin 2017, kort na zijn vertrek bij de krant, startte hij Szabad Pécs vanachter zijn keukentafel. Twee oud-collega’s leveren als freelancers verhalen aan, onder wie Nimmerfroh. Op goede dagen trekt de site meer dan 10 duizend bezoekers, wat aardig veel is voor een regionaal medium, maar nog niet genoeg om te overleven.

Voor de laatste onafhankelijke site van Pécs is de weg omhoog lang. Bij openbare evenementen en persconferenties wordt Babos geregeld weggestuurd. Informatieverzoeken aan de gemeente blijven onbeantwoord. Investeerders vinden valt ook niet mee: de meesten hebben een politieke kleur die ze willen terugzien. Babos volhardt. Het bewind van Orbán accepteert geen dissidente geluiden, zegt hij, ‘en uiteindelijk wordt dat zijn ondergang’.

Bekijk hier hoe Polen en Hongarije hun democratie afbreken :

Meer over het Hongarije onder Orbán

Sinds de regering van premier Orbán in december dakloosheid illegaal verklaarde, is ’s lands bekendste predikant Gábor Iványi – die Orbán en zijn vrouw eind jaren negentig nog trouwde en hun oudste kinderen doopte – zijn grootste tegenstander. ‘God zal Orbán straffen, nu hij mensen uithongert.’

Tegen Hongarije loopt sinds september een Europese strafprocedure vanwege het uithollen van de democratie. Hongarije kan hierdoor het stemrecht in de Europese Unie verliezen.

Dat het Europees Parlement stemde voor een strafprocedure stemde tegen de regering van de Hongaarse premier Orbán, is voor een groot deel te danken aan de Nederlandse Europarlementariër Judith Sargentini. Tegen de Volkskrant vertelde zij:‘Bij Orbán draait uiteindelijk alles om de centen.’

LEES VERDER

‘Kun je niet over mode gaan schrijven?’ Correspondent Jenne Jan Holtland over de druk op persvrijheid in Midden- en Oost-Europa
‘De Poolse publieke omroep brengt eigenlijk fulltime propaganda, een ander woord is er niet voor.’ Jenne Jan Holtland, sinds twee jaar correspondent Midden- en Oost-Europa, vertelt hoe zijn collega-journalisten in onder andere Hongarije, Tsjechië en Polen worstelen met censuur en overheidsbemoeienis.