Direct naar artikelinhoud
Column

Het meisje begon piepend te huilen, afgewisseld met hees gefluister dat ik, halverwege de trap, niet kon verstaan

Het meisje begon piepend te huilen, afgewisseld met hees gefluister dat ik, halverwege de trap, niet kon verstaan

Het was na middernacht en ik wilde juist naar bed gaan, toen ik in mijn portiek de geluiden hoorde van een oplopende ruzie. Een jongeman en een meisje. Ze spraken Engels: Britse toeristen. ‘Wil je er nou aan werken, of wil je er níét aan werken?’, riep het meisje op dringende toon. ‘We hadden toch afgesproken... weet je nog, vorige week in Portugal? Daar hadden we toch afgesproken dat we...’

Ze dempte haar stem. Omdat ik op een bovenhuis woon, zat er een hoge trap tussen mij en het portiek, en omdat ik de conversatie wilde volgen, sloop ik op blote voeten naar beneden. Halverwege de trap ging ik zitten. ‘In Portugal had je zulke mooie plannen’, zei het meisje. ‘Geef mij óók eens een vuurtje.’ Door mijn brievenbus kwam een stroom sigarettenrook binnen. ‘Dus ik vraag je nog een keer: wil je eraan werken of niet? Ik heb mijn moeder verteld over Portugal en zij zegt ook...’

‘Je moeder? Serieus, je móéder?’, smaalde de jongen. ‘We zijn amper een week op reis en jij gaat zitten klagen tegen je móéder?’ Het meisje begon piepend te huilen, afgewisseld met hees gefluister dat ik, halverwege de trap, niet kon verstaan.

Ik sloop verder naar beneden en ging onderaan de trap zitten. Het was wel koud, op blote voeten. ‘En mijn zus vindt het óók’, hoorde ik haar snikken. De jongen liet sissend de lucht tussen zijn tanden ontsnappen en riep: ‘Oh, kom op, Abby, je zús? Wat heeft je bloody sister er in godsnaam mee te maken?’

Het meisje huilde inmiddels hartverscheurend. ‘Maar je had het belóófd’, hikte ze. ‘Weet je nog... in Portugal... in dat kleine haventje... we hadden net gegeten. Kip, weet je nog? En toen zei je... toen zei je... dat je er écht aan wilde werken.’ Met een woest slurpgeluid haalde ze naar neus op en begon theatraal te hoesten.

‘En wat denk je dat ik nu aan het doen ben? Hè?’ bulderde de jongen. ‘Denk je dat ik voor de lol hier in een fuckin’ smerig, koud Amsterdams portiek zit ruzie te maken? Denk je dat dat míjn idee is van leuk op reis zijn? Portugal, jij met je Portugal. We zijn nu in Amsterdam!’

Hij spuwde dat laatste woord uit, alsof het om Stalingrad ging, of Dachau. Ook had hij mijn portiek beledigd. Daar is het trouwens inderdaad smerig, omdat er voortdurend toeristen in roken en pissen. Woedend stampte ik de trap op, terwijl het meisje achter mijn rug voorthuilde, met jammerende uithalen.

Zelfs in bed wilden mijn voeten niet meer warm worden.

Ik moet toch weer eens naar Portugal.