Direct naar artikelinhoud
Reportage

In Duitsland wordt de jacht op zwijnen aangemoedigd, ‘voor de varkens’

Jager Jakob Zunk is het tijdens de jacht alleen gelukt herten te schieten en helpt mee met een geschoten zwijn.Beeld Daniel Rosenthal / de Volkskrant

Duitse overheden moedigen de jacht op wilde zwijnen aan, want die zou nodig zijn om de verspreiding van de Afrikaanse varkenspest tegen te gaan. In Mecklenburg-Voor-Pommeren krijgen jagers 25 euro per staart. ‘Schiet vooral veel volwassen mannetjes.’

Haar staart steekt als een harige radioantenne omhoog uit het rietland. Ze staat even stil om te snuffelen. Kop omhoog, oren gespitst, nu wordt ook haar snuit zichtbaar tussen de vaalgele halmen. Hoort ze daar iets ongewoons? Achter haar worden nog drie borstelige ruggen zichtbaar. Haar kinderen waarschijnlijk. Het vrouwtjeszwijn draaft verder, op tempo maar niet haastig. Bravoure of onwetendheid?

De zwijnen worden gadegeslagen door jager en boswachter Jacob Zunk (35), die een meter of honderd verderop in zijn hoogzit staat. Het houten jagerstorentje zou wegvallen in de bosrand, als er niet een neonoranje nummer op was gespoten, 48. Een mistige ­decemberochtend lang staat Zunk daar, muts over zijn oren, speurend naar wild. Soms klinkt er in de verte een schot. Een plof, gevolgd door zijn langgerekte echo en een wolkje geschrokken vogels dat opstijgt uit het bos.

Zunk is een van de vijftig jagers die deelnemen aan een jachtpartij in de Müritz. Dat is een natuurgebied in het noordoosten van Duitsland, Mecklenburg-Voor-Pommeren, met zijn uitgestrekte bossen, meren en moerassen een voorportaal van Scandinavië. Het is een groepsjacht waarbij een aantal jagers met honden de dieren uit hun schuilplaatsen tracht te drijven, zodat andere jagers ze vanaf hun hoogzit kunnen beschieten.

Met zijn ogen en de loop van zijn geweer volgt Zunk de zwijnenfamilie nauwgezet, maar hij schiet niet. Er staan struiken in de weg.

In december vinden in de Mürtiz veel van dit soort jachten plaats. De kersttijd is het hoogtepunt van het traditionele jachtseizoen. Maar hier is de jacht op wilde zwijnen nu het hele jaar door geopend. De jacht op ‘Schwarz­wild’, zoals het officieel heet, wordt door Duitse overheden sinds vorig jaar op allerlei manieren gestimuleerd en gesubsidieerd.

Jager Jakob Zunk sleept een geschoten hert weg.Beeld Daniel Rosenthal / de Volkskrant

Broodje-worsttheorie

Het is een preventieve maatregel tegen de Afrikaanse varkenspest. Die nadert de Duitse grens vanuit Polen, Tsjechië en België. De ziekte is voor mensen onschadelijk, maar dodelijk voor wilde zwijnen én gewone varkens. De ziekte doet varkensboeren en vleesverwerkers vrezen met grote vreze – de Duitse varkensvleesindustrie is een miljardenbusiness. De landbouwlobby, politiek overal in Duitsland goed vertegenwoordigd, heeft het wilde zwijn bij voorbaat aangewezen als de boosdoener.

Dat komt door de ‘broodje-worsttheorie’. Het virus dat de Afrikaanse varkenspest veroorzaakt, kan maanden overleven in verwerkte vleesproducten. Het doemscenario gaat als volgt: een wild zwijn snuffelt ’s nachts rond op een parkeerplaats langs de snelweg en peuzelt bij een vuilnisemmer van de resten van een broodje worst, meegenomen door een Poolse vrachtwagenchauffeur. Het zwijn wordt ziek. Nog voor hij het loodje legt, snuffelt hij aan een varken op een boerderij verderop, door een gat in een hek. Dan is het leed geschied.

Daarom heeft landbouwminister van Mecklenburg-Voor-Pommeren, Till Backhaus (SPD), vorig jaar premies ingevoerd: per geschoten wild zwijn kan een jager 25 euro verdienen. Het aantal geschoten dieren in de deelstaat steeg van 60 duizend in 2016 naar 85 duizend vorig jaar. Om de premies te incasseren moet de jager de staart van het dode zwijn meenemen naar het gemeentehuis. In Saksen en Nedersaksen ligt de vergoeding nog hoger, 50 euro per staart.

Robuust mes aan de broekriem

Het is zeven uur ’s morgens en nog donker als de jagers in de Müritz zich verzamelen rond het kampvuur voor het informatiecentrum van het nationale park. De meeste zijn ouder dan 60 en zwijgzaam. Hun fluorescerende kleding licht op in de gloed van de vlammen – de jachthonden worden in gele hondenhesjes gehesen. ‘Voor de veiligheid’, legt een van de weinige vrouwelijke jagers uit. En: ‘Wild ziet geen felle kleuren.’

Aan de dreigende varkenspest worden hier weinig woorden vuilgemaakt, zegt jachtleider Matthias Hellmund (37). De kleine man met de volle rode baard en een robuust mes aan zijn broekriem legt uit dat ‘de mensen hier willen jagen zoals men hier altijd heeft gejaagd. Tradities zijn het hoogste goed.’

In de DDR waren de jachtgronden in de Müritz geliefd onder partijbonzen. In die tijd werd het wild soms bijgevoerd om de populatie op pijl te houden. Daarvan, verzekert Hellmund, is geen sprake meer. ‘Bij alles wat we hier doen, houden we rekening met de natuur en het dierenwelzijn.’ Maar soms, zegt hij, ‘moet ik vanwege mijn functie wel streng zijn voor de jagers’.

Om acht uur blazen drie ­jagers een schor hoornsignaal waarna Hellmund het veiligheidsprotocol voorleest en opsomt welke wildsoorten in welke mate mogen worden bejaagd. Bij herten en reeën zijn er begrenzingen, bij wilde zwijnen niet. ‘Schiet vooral veel volwassen mannetjeszwijnen’, spoort de jachtleider de jagers aan, ‘want die maken onze honden kapot!’ Dan gaat het in een stoet het bos in.

Hoogleraar Sven Herzog vindt de jacht een mooie, eerwaardige bezigheid. Aan de Technische Universiteit van Dresden bekleedt hij de leerstoel wild- en jachtecologie. Maar vraag Herzog of het verkleinen van de populatie wilde zwijnen ook een zinvolle maatregel is tegen de Afrikaanse varkenspest en er klinkt meewarig gesnuif aan de andere kant van de lijn. ‘Nee. Het heeft absoluut geen enkele zin.’

Zolang wilde zwijnen onbekommerd de grens over kunnen steken, is de vraag niet of de varkenspest Duitsland bereikt, maar wanneer, redeneert Herzog. Ook als er wat minder zwijnen zijn. Bovendien is er een wel heel imposant jagersleger nodig om de wildezwijnenpopulatie blijvend kleiner te maken. Het aantal zwijnen in Duitsland stijgt al tientallen jaren met een adembenemend tempo. Betrouwbare cijfers bestaan er niet, maar schattingen gaan uit van een populatie van meer dan een miljoen.

Het geschoten wild van de dag.Beeld Foto’s Daniel Rosenthal / de Volkskrant

Uitroeiingsverlangens

Boeren klagen over schade aan gewassen als maïs en koolzaad. ‘Voor hen komt de dreiging van de varkenspest als een godsgeschenk’, zegt hoogleraar Herzog. En dus stelde de beroepsvereniging Deutscher Bauernverband ­vorig jaar een eis: 70 procent van de wilde zwijnen moet dood. Het percentage werd door de overheid nooit letterlijk overgenomen, maar verschillende ministers van Landbouw spraken goedkeurend over een ‘structurele reductie’.

Maar de boeren zijn niet alleen de voornaamste slachtoffers van het bloeiende zwijnenleven, ze zijn ook de grootste veroorzakers. De agrarische schaalvergroting en monocultuur bieden wilde zwijnen landerijen per strekkende kilometer, waar ze zich in de zomer ongestoord kunnen verstoppen zonder honger te lijden.

Hoogleraar in wild- en jachtecologie Herzog vindt het een slechte zaak dat ‘jagers zich laten lenen voor uitroeiingsverlangens van boeren’. De meeste jagers stoort het niet, omdat veel jagers ook boeren zijn en vice versa.

Ook boswachter en jager Jacob Zunk kijkt kritisch naar de rol van de agrarische industrie en vindt dat er in relatie tot de varkenspest te weinig over wordt gesproken. ‘Kijk naar de geschiedenis en je ziet dat soort epidemieën altijd optreden als het natuurlijk evenwicht verstoord is.’

Voor boswachter Zunk is de jacht meer een noodzakelijk onderdeel van zijn werk dan een hobby. Dat maakt hem niet minder ambitieus, blijkt tijdens de uren op zijn hoogzit. Als hij al een schot lost, dan het liefst een zinvol schot. In een keer raak, in de hals-, hart of longstreek, zoals het hoort.

Jonge hond

Aan het einde van de ochtend trippelen dezelfde vier zwijnen nog een keer voorbij. Weer legt Zunk aan. Maar nu springt zijn hond hem steeds in het vizier. Bente, heeft hij van tevoren gezegd, is nog jong voor een jachthond. ‘Ik denk dat de andere honden moeten lachen om haar  grote enthousiasme.’

Dus verdwijnen de zwijnen opnieuw ­levend in het kreupelhout. Wel schiet Zunk die ochtend een edelhert en een damhert. Om half één, als de jacht ten einde is, vilt hij ze ter plekke. De ingewanden blijven achter in het bos. De rest van het dier sleept Zunk naar de aanhanger vol reeën met dof geworden ogen.

Terug bij het kampvuur is er koffie, gebak en worst van de barbecue. De dieren worden gewogen en in het koelwagentje van een wildhandelaar uit de buurt gehangen. Het wild is eigendom van het nationale park, de jagers mogen het vlees niet zomaar meenemen. Wie wil kan zijn buit  terugkopen. De prijzen voor zwijnenvlees liggen laag, rond 1 euro per kilo.

Twaalf zwijnen zijn er geschoten. Niet heel bevredigend, vindt jachtleider Hellmund. ‘Zwijnen zijn slim en ­leren snel. Ze weten dat we in het moeras niet veel tegen ze kunnen beginnen’, zegt hij, wijzend op zijn tot de enkels bemodderde broek.

Henrik Polster (41), die voor deze jacht helemaal uit Saksen is gekomen, heeft wel een oplossing voor dat probleem. ‘Gewoon een paar keer goed in het moeras schieten.’ De grote man met millimeterhaar legt een denkbeeldig geweer aan en schiet een imaginaire kogelregen voor zich in de grond. ‘Dan komen de zeugen wel uit hun schuilplaatsen. Maar dat zien ze hier in het nationale park niet zo graag. Schwein gehabt voor de dieren.’

‘Zwijn gehad’ betekent in het Duits ‘geluk gehad’.