Direct naar artikelinhoud
Nieuws

Burgers van nu positiever over politici dan in 1975 - kiezers bleven trouw aan ‘hun’ partij maar verwachtten er weinig van

‘Politici geven niet om wat wij denken’: in de tijd van Joop den Uyl vonden meer kiezers dat dan nu, constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zijn Nederlanders positiever geworden?

Premier Mark Rutte komt aan op het Binnenhof voor de wekelijkse ministerraad.Beeld ANP

De jaren zeventig worden vaak gezien als een gouden periode in de politiek, waarin titanen als Joop den Uyl, Hans Wiegel en Dries van Agt schijnbaar moeiteloos het leeuwendeel van het kiezersvolk aan zich wisten te binden. De huidige politiek zou er maar bleekjes bij afsteken. 

Maar anders dan vaak wordt aangenomen staat de gemiddelde Nederlander in 2018 niet negatiever ten opzichte van de politiek dan in 1975. Sinds de jaren zeventig is de politieke scepsis zelfs gedaald, stelt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) dat vandaag verschijnt.

In 1975 ging 55 procent van de Nederlanders akkoord met de stelling ‘Ik denk niet dat Kamerleden en ministers veel geven om wat mensen als ik denken’. In 2018 was dat aanzienlijk minder, 45 procent. In 1975 vond 58 procent van de Nederlanders dat ‘Mensen als ik geen enkele invloed hebben op wat de regering doet’, in 2018 was dat 51 procent. In beide jaren vond 62 procent dat ‘Kamerleden te veel letten op het belang van enkele machtige groepen en te weinig op het algemeen belang’.

Ook in de jaren zeventig hadden veel mensen negatieve ideeën over politici, nog iets meer zelfs dan nu. Daarvan viel echter niets te merken bij de verkiezingen. In 1977 haalden PvdA, CDA en VVD samen 130 van de 150 Kamerzetels binnen. Slechts 3 zetels gingen naar een protestpartij, 2 naar de CPN en 1 naar Boer Koekoek. Hoe dat komt, heeft het SCP niet uitgezocht, maar waarschijnlijk speelde de erfenis van de verzuiling een rol. Veel kiezers bleven trouw aan ‘hun’ volkspartij, al verwachtten ze er kennelijk niet al te veel van.

Polarisatie

Dat is radicaal veranderd. De grote volkspartijen vielen uit elkaar en er kwamen nieuwe partijen die zich speciaal op ontevreden kiezers richtten. Daardoor is de polarisatie sterk toegenomen. In de jaren zeventig verenigden de volkspartijen relatief tevreden en ontevreden kiezers. Sindsdien is ‘specialisatie’ opgetreden. Partijen als de VVD, D66 en GroenLinks trekken vooral mensen met relatief positieve ideeën over de politiek. Anderzijds laat de PVV een mate van politieke scepsis zien die in de jaren zeventig bij geen enkele partij voorkwam, zelfs niet bij de CPN.

Die polarisatie correspondeert voor een belangrijk deel met een verschil tussen hoger en lager opgeleiden. Sinds de jaren zeventig is de hoogst opgeleide helft van Nederland positiever over de politiek gaan denken, terwijl de onvrede bij de laagst opgeleide helft constant bleef.

Die polarisatie blijkt ook uit andere cijfers van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven. Zo vindt 75 procent van de VVD- en 73 procent van de D66-aanhang dat Nederland de goede kant op gaat, terwijl 73 procent van de PVV-kiezers juist vindt dat het land de verkeerde kant opgaat. Een potentieel aan ‘gele hesjes’ is ook in Nederland aanwezig, denkt SCP-onderzoeker Paul Dekker.

Sociale media

‘We moeten alleen niet doen alsof die groep ontevredenen het topje van de ijsberg is’, zegt hij. Ontevreden burgers laten duidelijk van zich horen, onder meer via sociale media. Maar volgens Dekker is de gemiddelde Nederlander de afgelopen jaren juist positiever geworden. ‘Dat merkten we ook als we bijvoorbeeld over vluchtelingen praatten. Veel Nederlanders zeggen: je moet die mensen toch helpen, maar anderzijds willen we ook niet dat er te veel vluchtelingen naar Nederland komen. Ze vinden het een heel ingewikkeld probleem en ze klagen ook over de druk van sociale media om partij te kiezen in dit debat.’

Van alle Nederlanders is 48 procent pessimistisch en 42 procent optimistisch. Begin 2018 waren de optimisten nog in de meerderheid, maar hun aandeel daalde, vooral door de mindere economische vooruitzichten. Toch is 42 procent optimisten een heel behoorlijk cijfer, aldus het SCP. In voorgaande jaren lag het vaak lager. De optimisten wijzen vaak op de economie, de pessimisten hechten meer belang aan zaken als nationale identiteit.