Direct naar artikelinhoud
InterviewJerry Afriyie

Een paar dagen op pad met Jerry Afriyie, de voorman van Kick Out Zwarte Piet

We begrijpen dat u niets meer over Zwarte Piet wilt lezen. Maar wacht. Ga een paar dagen mee op pad met Jerry Afriyie, de voorman van Kick Out Zwarte Piet. Zijn aanpak? Praten, praten, praten. En als dat niet werkt: nog meer praten.

Jerry Afriyie.Beeld Jaap Scheeren

Als ze hun gezichten niet verstopt zouden hebben in hun telefoons, hadden de forenzen op perron 8a op station Amsterdam Centraal kunnen zien hoe een van ’s lands meest besproken personen van dit moment de roltrap opkwam. Zwarte jas, zwarte broek, zwarte schoenen, zwarte rugtas, donkerblauw blik Bavaria 8.6. Het bier blijft lang onaangeroerd, omdat Jerry Afriyie, voorman van Kick Out Zwarte Piet, onmiddellijk van wal steekt. Over de demonstraties in achttien gemeenten tijdens de intocht van Sinterklaas. Over de mensen van het ‘stille midden’, waarvan hij vindt dat het tijd is dat ze ook komen opdagen. ‘Het hele jaar door complimenteren ze mij en anderen. Ze zeggen dat ze ons zo dapper vinden. Maar het enige dappere aan ons is dat wij het afschaffen van Zwarte Piet belangrijk genoeg vinden om de straat voor op te gaan.’

Afriyie kennen we vooral van demonstraties tijdens de intochten in Rotterdam of Dordrecht, van de filmpjes waarin hij en zijn mede-demonstranten door de politie gearresteerd worden en van die ongemakkelijke avond bij Twan Huys’ RTL Late Night. Maar wie ís de man achter de actievoerder, de mens achter de beweging? We trokken een paar dagen op met Jerry King Luther Afriyie.

Vanavond staat Hoorn op het programma. De bijeenkomst ‘Hoe overleef ik de Zwarte Pieten-discussie?’ is georganiseerd door Movement of Colour, een West-Friese organisatie van jonge mensen met een migratieachtergrond die racisme en discriminatie willen bespreken en bestrijden. Afriyie stapt de coupé binnen en ploft neer op een bankje. Hij werd op 30 april 1981 geboren in Bechem. Dat is een stad in Ghana en niet, zoals veel mensen denken, een dorpje in Nederland. ‘Als mensen mijn paspoort zien, denken ze dat ik in Nederland geboren ben.’ Zijn vader was 19, zijn moeder 16. Afriyie groeide deels op bij zijn oma en tantes. Ghana was al een tijd onafhankelijk, maar de naweeën van het kolonialisme waren nog voelbaar. ‘Er waren mensen die probeerden hun huid te bleken om minder zwart te zijn. Kerken hingen nog vol met afbeeldingen van een witte Jezus.’ Toen de universiteit waaraan zijn vader studeerde begin jaren tachtig de deuren sloot vanwege de politieke onrust in Ghana, vertrok zijn vader naar Nederland. In Utrecht vond Afriyie begin jaren negentig een nieuw leven en kreeg hij van vriendjes - als de fanatieke voetballer die hij was - al gauw de bijnaam Kalusha, naar Kalusha Bwalya, de aanvaller van PSV. Die overigens niet uit Ghana komt, maar uit Zambia.

Het monumentale Foreestenhuis in Hoorn, waar de bijeenkomst plaatsvindt, ligt op loopafstand van het treinstation. Toch neemt Afriyie een taxi. Dat heeft hij beloofd. Aan zijn vrienden, aan zijn familie. Ze maken zich zorgen, zijn moeder voorop. Ze woont in Ghana en lang heeft Afriyie geprobeerd haar te behoeden voor de berichten uit Nederland: de beelden van de arrestaties, de bedreigingen, scheldpartijen op sociale media. Maar de Ghanese gemeenschap in Nederland houdt haar op de hoogte. Ze vindt het verschrikkelijk. ‘Ze gaan je kind doodmaken’ is haar wel eens verteld.

Tegenstanders van Zwarte Piet zien in Afriyie een verzetsheld die voor ze opkomt, pro-Pieten zien een terrorist die hun feest van ze wil afpakken. Er zijn geregeld bedreigingen, maar Afriyie is niet bang. Of beter, dat weigert hij: ‘Het leven valt niet te leven als je bang bent.’

Jerry Afriyie.Beeld Jaap Scheeren

Als het programma in de voormalige patriciërswoning begint, is de zaal bijna helemaal gevuld. Zo’n zestig mensen, het grootste gedeelte zwart, bezetten de houten stoeltjes en luisteren stil als Afriyie met zijn presentatie begint. Hij laat de geschiedenis van het Sinterklaasfeest zien: hoe dat oorspronkelijk zonder Pieten gevierd werd en ze pas later als zwarte knechten werden toegevoegd. Er klinkt een Sinterklaasliedje: ‘...want al ben ik zwart als roet, ik meen het toch goed’ en een fragment van Sesamstraat uit 1987 waarin Gerda Havertong een statement tegen Zwarte Piet maakt. Routineus, met één hand in zijn broekzak, houdt Afriyie zijn verhaal. Soms maakt hij een grapje.

In 1993 maakte Afriyie zijn eerste Sinterklaasintocht mee. Er was een parade in Utrecht, er waren pepernoten, cadeaus, snoepgoed. Samen met kinderen uit zijn buurt rende hij achter Sint en de Pieten aan. Hij vond het geweldig. Maar niet veel later werd hij tijdens een ruzie met andere kinderen uitgescholden voor Zwarte Piet. ‘Ik had het feest meegemaakt en gezien dat Zwarte Piet een knecht is. Zeker aan het begin van de jaren negentig, toen Zwarte Piet nog een Surinaams accent had en een beetje dommig was.’

Sindsdien voelde hij, als er om Zwarte Piet werd gelachen, dat er ook om hem gelachen werd. Maar als hij er wat over zei, tegen zijn leraar, tegen de trainer bij het voetbal, werd het weggewuifd. ‘Ze zeiden: joh, trek je er niets van aan. Zwarte Piet is gewoon leuk.’

Na zijn presentatie neemt Afriyie plaats in een panel. De moderator vraagt de zaal of er mensen zijn die vóór Zwarte Piet zijn. Niemand steekt zijn vinger op. ‘Zijn er mensen die vandaag tot inzicht zijn gekomen?’, gaat ze verder. Geen handen. ‘Zijn er mensen die de afgelopen vijf jaar tot inzicht zijn gekomen?’ Een paar handen gaan voorzichtig omhoog. Een oudere vrouw vertelt hoe ze nooit kwaad zag in Zwarte Piet, totdat ze hoorde dat veel zwarte kinderen ermee gepest worden en geen plezier beleven aan het sinterklaasfeest. Er is een raadslid van de ChristenUnie dat welwillend staat tegenover de verandering van Zwarte Piet, maar het te ver vindt gaan om het racisme te noemen. Afriyie probeert hem uit te leggen dat je niet een racist hoeft te zijn om racistische dingen te doen. Maar die demonstraties bij de intochten dan? Het is de enige manier om de aandacht te krijgen zegt Afriyie. ‘Als wij niet hadden geprotesteerd bij de intocht in Dordrecht in 2011, hadden ze nu in Amsterdam nog Zwarte Pieten gehad.’

Ja, zijn zoon is wel eens uitgemaakt voor Zwarte Piet. Maar de brandstof voor zijn verzet tegen Zwarte Piet vond Afriyie niet zozeer bij zijn eigen kinderen, maar bij die van de Bijlmer. Zijn organisatie Soul Rebel Movement organiseert activiteiten voor jongeren uit Amsterdam-Zuidoost. Sommigen van hen zijn Nederland nog nooit uit geweest, maar ze voelen zich toch geen Nederlander. Ze voelen zich achtergesteld, weggemoffeld, niet volwaardig. ‘Wat heeft dit land ooit voor mij gedaan?’, is een opmerking die Afriyie geregeld hoort. ‘Ik moet steeds maar geven en geven, maar als wij ergens mee zitten kijkt het land weg.’ Wat als het ons nou lukt, dacht Afriyie, om Zwarte Piet uit te bannen. ‘Dan kan ik wel tegen zo’n jongen zeggen: kijk, geen excuses meer. Nu moet je het zelf doen. Je kan je niet meer verschuilen. ‘Het is tough love, maar je land houdt van je.’

Na afloop drommen de mensen om Afriyie heen. Hij wordt omhelsd, vastgepakt. ‘Je doet het zo goed man’, zegt de een, ‘je bent echt een inspiratie’, zegt de ander. ‘Ik heb veel respect voor je’, zegt een plaatselijke politiechef. ‘Ik vind het lastig dat je zo in die terrorismehoek wordt gedrukt.’

Tegenstanders zoals Jenny Douwes, die vorig jaar de blokkeeractie op de snelweg bij Dokkum organiseerde, wijzen er graag op dat Kick Out Zwarte Piet vorig jaar opgenomen werd in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. In een tv-interview zei Nationaal Coördinator Terrorisme Dick Schoof dat hij zich zorgen maakte om de beweging, maar dat er van geweld bij deze groep ‘nog echt geen sprake was’. Dit jaar ontbreekt KOZP in het Dreigingsbeeld, maar staat er wel dat Zwarte Piet ‘een splijtzwam in de samenleving’ is en wordt de snelwegblokkade als voorbeeld genoemd.

De Jerry Afriyie hier in Hoorn staat in schril contrast met het militante gevaar dat zijn fanatiekste tegenstanders en sommige media in hem zien. Rustig doet hij zijn verhaal, beantwoordt hij vragen en probeert hij zijn strategie over te brengen. Als een vrouw zegt dat ze nú verandering wil en niet tevreden is met steden of organisaties die Zwarte Piet geleidelijk uitbannen (‘Waarom zou ik nog twee jaar pijn moeten lijden omdat jullie Zwarte Piet niet kunnen loslaten?’), probeert Afriyie tot geduld te manen. ‘Als een gemeente zoals Amsterdam of Utrecht zegt dat ze even de tijd nodig hebben om ernaartoe te werken, ben ik het er niet mee eens, maar ik respecteer het wel. Maar dan moet er in die tussentijd wel wat gebeuren: bewustzijn kweken, gastcolleges geven, zodat het een aantoonbaar proces is.’

Het is ook daarom dat een gedeelte van de anti-Pieten Afriyie te soft vindt. Ze hebben geen geduld meer, willen meer en hardere acties. ‘Die noemen ons leunstoeldemonstranten. Ik moet steeds zeggen: vertrouw me, we got this. Maar dat kost veel energie.’ Afriyie gelooft heilig zijn methode.

Want hoewel hij voornamelijk bekend is van de demonstraties bij de intochten, is zijn eigenlijke methode de dialoog. Praten, praten, praten. En als dat niet werkt: nog meer praten. Door middel van gastcolleges, presentaties, maar het liefst oog in oog met pro-Pieten. Hij laat ze altijd eerst helemaal leeglopen, de woede eruit. ‘Ik weet dat ik ze boos maak omdat ik iets van ze eis waar ze helemaal niet op zitten te wachten. Dus ik anticipeer op hoe ze zich gaan uiten.’ Hij wil wederzijds respect: ik laat jou praten, daarna laat jij mij praten. Afriyie zegt 50 procent van de mensen die hij spreekt in vijf tot twintig minuten te kunnen ompraten. Niet iedereen. ‘Ik kan mensen die doen alsof ze slapen, niet wakker maken.’

Daarom baalt hij dat er in Hoorn geen enkele pro-Piet aanwezig was, noch de burgemeester, noch de winkeliers die de intocht sponsoren. ‘Mensen zeggen over onze demonstraties altijd dat we de discussie niet moeten voeren waar de kinderen bij zijn. Ze hebben een grote mond op sociale media, maar wanneer je een avond voor volwassen organiseert en ze uitnodigt voor een gesprek, zonder protestborden, zonder noodbevel, maar met pepernoten, komen ze niet opdagen.’

Twee dagen later stapt hij ’s ochtends vroeg in de auto. Aan zijn ‘goedemorgen’ te horen, was het een korte nacht. Maar slapen komt later wel. Deze ochtend geeft hij gastlessen op een kleine middelbare school in een dorp in West-Friesland. Onderweg vertelt hij dat het er heus niet allemaal ernstig aan toe gaat bij Kick Out Zwarte Piet. Op Facebook doen samenzweringstheorieën de ronde, zoals dat ze zouden worden betaald door de Nederlandse overheid of door filantroop George Soros. ‘Nou, maak het geld maar over.’ De website GeenStijl noemt hem Jerry Airfryer, dat vond hij grappig. ‘Soms moet je erom lachen, soms is het verwerpelijk’. Zoals bij een gefotoshopt plaatje waar hij geketend staat afgebeeld op een slavenschip.

De ogen van de meeste leerlingen zijn nog dik van de slaap als ze het geschiedenislokaal binnenkomen. Hij vertelt over antisemitisme, etnisch profileren en wit privilege, maar weet de aandacht van de 12- en 13-jarigen pas goed op zich wanneer het onderwerp Zwarte Piet aan de beurt is. Een jongetje neemt het woord. ‘Toen ik nog geloofde, was het gewoon Zwarte Piet en die was gewoon zwart en daar was verder niets mis mee. En toen kwamen al die migranten allemaal het land in en gingen ze heel veel problemen maken. En mijn broertje is 9 en die gelooft nu niet meer omdat ze allemaal rood, geel, groen zijn.’

Afriyie, onbewogen, vraagt het jongetje of hij zich wel eens heeft afgevraagd waarom mensen willen dat het anders wordt. Het jongetje krijgt bijval van klasgenootjes: ‘Zo zijn we het gewend’. ‘De liedjes worden ook aangepast’, zegt een ander, ‘dat slaat nergens op.’ Een meisje met een lange blonde paardenstaart draait zich om. ‘Als je hier komt, respecteer dan onze feestdagen of ga weg.’

Hij hoeft ze niet te overtuigen, zegt hij later. Discussiëren wil hij niet, ‘want dat is niet eerlijk. Ik ben volwassen, zij zijn kinderen. Ik wil alleen maar twijfel zaaien.’ Hij probeert het met de video van Sesamstraat, met verhalen over zwarte kinderen die onder de douche hun huidskleur van zich af proberen te schrobben, met de geschiedenis van het sinterklaasfeest. Maar hij weet dat het moeizaam gaat, dat de mens zich van nature verzet tegen verandering. Daarom is hij blij met alle overwinningen: groot, zoals de Zwarte Piet-loze intochten in Amsterdam en Utrecht; of klein, zoals een voormalig pro-Piet die zijn posts op Facebook liket.

Hij is moe, maar nog niet klaar. Nog lang niet. In de auto op de terugweg naar Amsterdam heeft hij even tijd om de tientallen gemiste oproepen en de 777 - nee, 778 - ongelezen appjes door te lopen. Buiten trekt de West-Friese polder aan hem voorbij. Uitgestrekte weilanden met tegen de horizon silhouetten van huizen en kerken. De zon staat al wat lager, de lucht is op een enkele wolk na strakblauw. ‘Als ik schrijf, denk ik vaak aan dit landschap. Zo zie ik Nederland. Ik zie potentie. Een leeg veld, wat gaan we er neerzetten? Ze zeggen wel eens dat het vol is. Maar kijk eens.’

Tien dagen later demonstreert Afriyie bij de intocht van Sinterklaas in Eindhoven. Daar wordt hij belaagd door PSV-hooligans: bedreigd, uitgescholden, bekogeld met eieren, bierblikjes en bananen. Ook dat is Afriyie’s Nederland. ‘Ik snap dat veel mensen geschokt zijn’, zegt hij daags na de intochten tijdens een telefonisch gesprek, ‘maar dit is voor veel zwarte mensen in Nederland de dagelijkse realiteit.’ De reacties op de demonstraties tegen Zwarte Piet bewijzen de noodzaak van die demonstraties. ‘Iedereen heeft dat nu kunnen zien.’

Ja, het waren intimiderende, vernederende en beangstigende momenten. Maar Afriyie weet dat hij weer iets dichter bij zijn doel is gekomen. Elk jaar weer een stap. ‘Het grote kamp wordt steeds kleiner. En het kleine kamp steeds groter.’