Direct naar artikelinhoud
Column

‘Dat moet je maar gewoon negeren’, maar hoe platter het populisme, hoe moeilijker dat negeren wordt

‘Dat moet je maar gewoon negeren’, maar hoe platter het populisme, hoe moeilijker dat negeren wordt

Sinds het oprukken van het platte populisme in de politiek, hebben we er in de media een nieuw fenomeen bij gekregen: de opmars van de gelegenheidscommentator die de hele tijd loopt te roepen dat we een en ander ‘gewoon moeten negeren’. Deze krijgt vervolgens vijfenhalve krantenkolom en een uur op televisie om uitgebreid uit te leggen dat we er géén melding van moeten maken wanneer een bekend figuur iemand voor stoephoer heeft uitgemaakt of een naaktfoto van zichzelf heeft getwitterd of op ludieke wijze proefballonnetjes heeft opgelaten. Waardoor ook de mensen die nog in gelukzalige onwetendheid verkeerden, te weten krijgen dat iemand voor stoephoer is uitgemaakt en dat er naaktfoto’s circuleren en dat er heel ludiek proefballonnen zijn opgelaten.

Geert Wilders is er groot mee geworden. Dat ging jarenlang zo.

Het Journaal van acht uur ’s avonds: ‘Geert Wilders is vandaag tijdens de Algemene Beschouwingen hard gebotst met XXX.’ Volgt een filmpje waarin Wilders er een reeks aandoenlijke beledigingen uit het pre-internettijdperk (‘knettergek’, ‘bedrijfspoedel’, ‘u kunt de boom in’) uitbraakt.

Vervolgens schuiven drie uur later drie commentatoren aan bij Pauw om aan de hand van hetzelfde filmpje omstandig uit te leggen dat je dit ‘eigenlijk moet negeren’ omdat je ‘het incident dan alleen maar groter maakt dan het verdient’, maar dat we er niet omheen kunnen omdat dit nu eenmaal ‘vandaag de meeste aandacht heeft getrokken’. Waarop een twintig minuten durende exegese van een en ander volgt.

Het gaat dan meestal om een belediging die om kwart over elf ’s morgens is geuit in een politiek debatje, op een moment dat geen normaal mens politieke debatten volgt, dus het blijft altijd een beetje in het midden wie toch die mensen zijn bij wie het besproken voorval ‘vandaag de meeste aandacht’ heeft getrokken.

De premier adviseerde in zulke gevallen steevast nuffig om ‘niet te reageren op elk stuk rood vlees dat de arena wordt in geslingerd’.

Gisteren legde Frank Hendrickx in deze krant uit hoe de VVD er de laatste tijd in slaagt om, inderdaad, ‘de meeste aandacht te trekken’. Door het niet bij een enkel stuk rood vlees te laten, maar door complete koeien de arena in te slingeren. Quatsch over de ‘klimaatdrammers’ van D66 en ‘het sausje van vrouwenrechten’ waar de minister van Buitenlandse Handel onze buitenlandse handelsbelangen mee overgiet. Leut over vaasjes en de witte wijn drinkende elite. Hitserij over mensen die liefst in elkaar geslagen zouden moeten worden – een verre echo van de Erdogan-sympathisanten die moesten oppleuren en de Syriëgangers die beter daar in de woestijn kunnen sterven.

Soeverein negeren is een optie. Echt lukken wil dat niet, onder journalisten. Hoe platter het populisme, hoe lastiger het negeren gaat. Vervolgens wordt avondvullend en krantenbreed de verbazing uitgevent ‘dat we deze campagnetaal niet negeren!’. Waarop uitvoerig wordt uitgelegd dat dit allemaal gratis publiciteit is voor de verkiezingscampagne van de VVD en voor ‘politieke profileringsdrang in campagnetijd’. Ja, dit ook.

Je hoort weleens lamenteren: als de media Donald Trump maar genegeerd hadden. Als er maar niet telkens een microfoon hing te bungelen voor het gezicht van Boris Johnson. Als er maar niet zou worden toegehapt bij elke pirouette van de circusclown van dienst.

Achter die verzuchting schuilt overschatting van de macht van de media. En onderschatting van de menselijke hang naar reuring. Geef ons heden ons rode vlees. Desnoods kweekvlees.