Direct naar artikelinhoud
BoekrecensieA.F.Th. van der Heijden

Terwijl iedereen in de afgelopen snikhete zomer naar terras en hangmat werd gedreven, schreef A.F.Th. van der Heijden een eigentijdse tragedie (vier sterren)

Aan terugblikken doet de pensioengerechtigde jubilaris niet in zijn nieuwe, geëngageerde roman. A.F.Th. van der Heijden kijkt vooruit in deze eigentijdse tragedie. Wel knipoogt hij hier en daar naar eerder werk.

Boekcover van Mooi Doodliggen.Beeld rv

A.F.Th. van der Heijden: Mooi doodliggen

Querido; 364 pagina’s; € 22,99.

Deze maand is het veertig jaar geleden dat A.F.Th. van der Heijden debuteerde met de verhalenbundel Een gondel in de Herengracht, onder het pseudoniem Patrizio Canaponi. Wie een blik werpt op zijn lange lijst met publicaties, is al onder de indruk van zijn werktempo, en er bestaat ook nog veel vooralsnog ongepubliceerd werk. Aan de hand van zijn nieuwe roman Mooi doodliggen kun je bovendien zien hoe snel hij de actualiteit kan incorporeren – ik noem verwijzingen naar nepnieuws, #MeToo, Zwarte Piet, Femen, de ontmoeting tussen Trump (‘Trumpet’) en Poetin (‘President Tsaar’) in Helsinki, de tatoeage-rage, de 80-jarige Jane Fonda die in de recente film The Book Club haar afgezwakte geslachtsdrift stimuleert met Fifty Shades of Grey (‘ziedaar hoe een wereldverbeterende barricadiste eindigt met het propageren van het grootste brok taalvervuiling sinds de Grondwet van de Russische Federatie’) en het WK Voetbal in Rusland, inclusief het verrassingsoptreden van Pussy Riot in politie-uniform, in de tweede helft van de finale.

Zo wordt het begrijpelijk dat de publiciteitsafdeling van uitgeverij Querido, waar Van der Heijden na 9 jaar De Bezige Bij is teruggekeerd, in het persbericht dat Mooi doodliggen aankondigde, gewaagde van ‘40 jaar schrijversschap’. Inderdaad is het soms alsof er meer dan één Adri van der Heijden aan zijn oeuvre schrijft.

Het jubileum is voor hem geen aanleiding om terug te blikken. Juist niet. Terwijl iedereen in de afgelopen snikhete zomer naar terras en hangmat werd gedreven, heeft Van der Heijden zich gezet aan een hoogst eigentijdse tragedie, bijna gejaagd verteld, omdat de journalist Grigori Moerasjko die de Russen wil aanklagen voor het neerhalen van de vlucht ‘MX17’ met een Russische raket, in juli 2014 (met 298 doden tot gevolg, net als bij de MH17, en voornamelijk Nederlanders), boven Oekraïne, niet weet hoe lang hij nog zal leven. De eenling versus het systeem, het is een jongensboek, avontuurlijk en op momenten roekeloos als een James Bondfilm; maar achter alle actie en gevaar zit voelbare onvrede over de werkelijke gang van zaken: nog steeds heeft niemand de schuld voor het drama op zich genomen.

In plaats van achterom blikt Van der Heijden vooruit, en laat de zaak voor het Internationaal Strafhof in Den Haag komen, zoals hij ook al deed in President Tsaar op Obama Beach (2017), zijn noodgedwongen schetsmatige 60-delige feuilleton in NRC Handelsblad dat als een opmaat tot deze roman gezien kan worden. De schuldigen moeten eens bekennen. Dat doet ook denken aan De advocaat van de hanen (1990), waarin de zaak rond de gestorven kraker Hans Kok (in het boek Kiliaan Noppen geheten) leidde tot het aftreden van de burgemeester. Daar wel.

Er is al veel geschreven over het ‘leven in de breedte’ dat deze schrijver in zijn werk ten uitvoer brengt; het moment eindeloos oprekken en opladen met betekenis, zodat de tijd een loer wordt gedraaid. Meestal doelt men dan op Van der Heijdens vermogen om het verleden te laten herleven. Maar ook op déze manier geeft hij de autonoom wegtikkende tijd het nakijken – door er een schop tegen te geven en kwalijke ontwikkelingen (doofpot, traineren, juridisch getouwtrek, diplomatie, alle vertraging die de frustratie van de nabestaanden vergroot) naar een verhoopte afwikkeling te dirigeren.

Al is hij pensioengerechtigd, voor nostalgie heeft Van der Heijden geen tijd. Hooguit staat hij zich, als ik het wel heb, enkele knipogen toe. ‘De Krim hangt onder Oekraïne als een gondel onder een luchtballon’, daar dacht ik toch even aan die gondel in de Herengracht. En in een beschrijving van glasvezelkabels over de oceaanbodem: ‘Een zeepaardje hing stil en aandachtig te bidden boven deze zeeslang zonder begin en zonder eind’, daar zag ik het omslag van Kwaadschiks (2016) voor me, met het zeepaardje dat daarin het logo was van een fabrikant van apneu-apparatuur.

De Beatles-song Helter Skelter en filmregisseur Polanski komen langs (en we roepen: Het schervengericht, 2007). Op de burelen van de Oekraïense geheime dienst bevinden zich ‘sandwichdeuren’, en het gaat misschien te ver om daar een verwijzing naar De sandwich (1986) in te zien. Maar dan deze: ‘Alleen al uit overwegingen van rechtvaardigheid zou het schappelijk zijn als rampspoed, in z’n unieke gedaante, zich ook strikt eenmalig zou voordoen’. Daarop is maar één reactie mogelijk: ‘Catastrofes treden zelden in hun eentje op. Het liefst overvallen ze je in groepsverband. Ze trommelen elkaar op en kondigen elkaar aan: de ene ramp is de jobsbode namens de andere’. Vallende ouders, 1983. Moerasjko kan dat allemaal niet weten, de klassieker is nog niet in het Russisch vertaald, maar voor de Nederlandse fan is er wel wat te puzzelen.

Als hij tenminste die tijd wil nemen. Van der Heijden maakt het de speurder en terugbladeraar niet makkelijk, want het verhaal zwiept hem voort. Een geëngageerde journalist, Grigori Moerasjko, die zich heeft vastgebeten in de MX17-zaak, is met vrouw en kinderen uitgeweken naar Oekraïne. Maar niet veilig. De geheime dienst in Kiev waarschuwt hem voor een aanslag die op hem beraamd zou zijn, en biedt hem beveiliging. Samen met de baas bedenkt hij een krankzinnig plan: hij gaat zijn eigen sterfscène spelen, om zo de door de Russen aangezochte huurmoordenaar te vangen, en uiteindelijk het Kremlin te kunnen aanklagen. Grigori zal een nepcrematie krijgen, en hem wordt een nieuwe identiteit in het vooruitzicht gesteld (net als gebeurde bij Hennie Avezaath, die haar beide ouders zou hebben vermoord, zie Onder het plaveisel het moeras, 1996, maar dit terzijde).

Het toneelstuk slaagt. Maar pas wanneer Moerasjko als zogenaamd lijk naar het mortuarium is gebracht, en daar tussen de dode zielen vertoeft, niet wetend of hij zijn gezin ooit nog zal zien, begint het hem te dagen dat er geen weg terug is – en dat hij, die officieel al niet meer bestaat, dan maar rücksichtslos moet proberen alles in het werk te stellen om zijn boodschap uit te dragen. Van gesjochten tot heldhaftig.

Met zijn acties wil hij óók nog zijn vader, die in een strafkamp zit, én zijn vrouw Yulia, die hem ineens kwijt is, weer bereiken. Dat is veel gevraagd. Van de vader krijgen we niet veel te zien. Maar van de geliefde ineens een detail dat haar uitzonderlijke schoonheid tekent. Als de zon op haar buik scheen, herinnert Moerasjko zich, ‘viel je de lichtschittering van de bijna microscopische donshaartjes op, die zich bij een verblijf in de schaduw verscholen achter hun eigen schutkleur (…). Als ze dan bewoog, Yulia, en haar bovenlijf vanuit de heupen een kwartslag draaide om de zonnebrandolie factor 30 op een schier onbereikbare plek uit te smeren, dan verplaatste de donzen schittering zich razendsnel over de huid- en dat deed de aangedane toeschouwer onvermijdelijk denken aan de magische choreografie waarmee een zwerm spreeuwen zich langs de hemel bewoog, daarbij voortdurend van vorm veranderend zonder de dichtheid van het groepsverband op te geven. Ik verdenk Yulia ervan zich met zo’n wereldwonder te hebben getooid om niet in een boek van mij terecht te komen.’ Omdat het onbeschrijfelijk zou zijn.

 Maar wat Van der Heijden betreft, zal er niets aan verwoording ontkomen.