Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Komen de IS-kinderen ooit nog terug?

De zorgen nemen toe over de 175 kinderen van Nederlandse IS-vrouwen in Syrië en Irak. Minister Grapperhaus praat morgen met de Kamer over hun situatie. Tot nog toe is de lijn: niet repatriëren. De dilemma’s van een terugkeer uit het kalifaat.

Kinderen uit IS-gezinnen spelen in het Al Roj-kamp in de autonome Koerdische regio in Noord-Syrië.Beeld Hollandse Hoogte / The New York Times Syndication

Het zijn Nederlandse vrouwen die droomden van een bestaan in het kalifaat van terreurorganisatie Islamitische Staat. Toen kwamen de bombardementen door coalitietroepen en klapte hun nieuwe thuisland in elkaar. Nu leven ze met hun kinderen in het vluchtelingenkamp Al Roj in de autonome Koerdische regio de Democratische Federatie van Noord-Syrië (DFNS).

Het leven in de tentenkampen van Al Roj is hard en onzeker. De kleintjes zouden er aan buiktyfus, cholera en hepatitis A lijden. De vrouwen zeggen er te zijn geschopt, bespuugd en soms zelfs te zijn aangerand. Ze willen er weg, maar de ­Nederlandse overheid is onvermurwbaar: iedereen die willens en wetens ­onder IS-regime wenste te leven, hoeft niet op hulp van Nederland te rekenen. Deze houding leidde het afgelopen jaar tot morele woede bij juristen, ombudsinstanties en terrorismedeskundigen die vinden dat kinderen niet de dupe mogen worden van de daden van hun ouders.

Volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie leven er in Al Roj zestien kinderen met een Nederlandse link. Van elf van hen wist de Volkskrant de gegevens te achterhalen. Ook de gegevens van vier moeders en een grootmoeder met een Nederlandse link zijn bekend bij de krant. Het oudste Nederlandse kind in Al Roj is 11 jaar, daarna komt een kind van 8, een kind van 6 en een van 5. Zes kinderen zijn tussen de 0 en 4 jaar oud. Twee van hen werden in Al Roj geboren.

De zestien kinderen in Al Roj vormen een fractie van de 175 Nederlandse kinderen die volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in Syrië of Irak leven. Tweederde van hen werd in dat gebied geboren en 145 van hen leven nog altijd in IS-gebied. Van de overige dertig kinderen leven er zoals gezegd zestien in Al Roj, twee andere kinderen leven met hun moeder in het vluchtelingenkamp Ain Issa, eveneens in Noord-­Syrië. De resterende twaalf Nederlandse kinderen bevinden zich volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie ook in Syrië, maar waar precies is niet bekend.

Communicatie met de buitenwereld is verboden in Al Roj. Toch lukt het de ­Nederlandse vrouwen soms een teken van leven te versturen. De berichten – ingezien door de Volkskrant – verhalen over de ziektes die de vrouwen en hun kinderen in het kamp oplopen en over het geweld dat ze er te verduren hebben van de Koerdische bewakers. Nadim Houry, een onderzoeker van Human Rights Watch die Al Roj begin dit jaar bezocht, bevestigt aan de Volkskrant dat er constant ziektes in het kamp uitbreken en dat de geboden medische hulp er minimaal is.

Een Egyptische vrouw met haar twee dochters in het kamp Al Roj.Beeld Hollandse Hoogte / The New York Times Syndication

Getraumatiseerd

Sommige vrouwen geven aan zodanig getraumatiseerd te zijn door het gebrek aan zorg en de dreiging van geweld in Al Roj dat ze suïcidale gedachten hebben. Ze zeggen veel liever te willen vastzitten op een Nederlandse terroristenafdeling waar ze gescheiden zullen leven van hun kinderen. Teruggekeerde Syriëgangers worden zonder uitzondering vervolgd voor hun tijd in het kalifaat.

Maar Nederland is niet bereid om de vrouwen en kinderen te repatriëren. Dat laat ook een woordvoerder van het ministerie van Justitie en Veiligheid weten. Personen die bewust naar IS-gebied zijn afgereisd, moeten de gevolgen daarvan zelf dragen. Morgen zal in Den Haag een Kamercommissie met de minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus discussiëren over de situatie van de ­Nederlandse vrouwen en hun kinderen in Al Roj. De verwachting is dat herhaald zal worden dat Nederland weinig voor hen kan betekenen.

Het Nederlandse kabinet beroept zich bij dit beleid voor een belangrijk deel op het risico dat de vrouwen en kinderen voor de nationale veiligheid kunnen vormen. Volgens de AIVD zijn volwassen vrouwen, en jongens van 9 jaar en ouder, mogelijk door IS getraind in gevechtshandelingen en in het plegen van aanslagen. Oudere meisjes – zoals het 11-jarige Nederlandse kind in Al Roj – zullen volgens de AIVD ‘zeer waarschijnlijk niet’ zijn getraind.

Schrikbeeld

Afschrikwekkend voorbeeld is het ­Indonesische gezin van zes – vader, moeder, twee zoons, twee dochters – dat ­terugkeerde uit het kalifaat en afgelopen mei dertien mensen doodde bij zelfmoordaanslagen in Surabaya. Het maakt Nederland en andere landen huiverig om hun onderdanen – ongeveer tweeduizend in totaal – in de vluchtelingenkampen terug te halen.

Een bijkomend probleem: vrouwen noch kinderen hebben een identiteitsbewijs op zak. Van kinderen die daar werden geboren, zal middels dna-onderzoek moeten worden vastgesteld of ze daadwerkelijk de kinderen van Nederlandse staatsburgers zijn.

Tot nu toe repatrieerden alleen Amerika, Rusland, Soedan, Tsjetsjenië en ­Indonesie een handvol vrouwen en ­kinderen. België zegt kinderen tot 10 jaar oud op te willen nemen, mits uit dna-­onderzoek is gebleken dat hun ouders daadwerkelijk Belgische burgers zijn. Volgens Belgische en Nederlandse bronnen heeft zulk dna-onderzoek nog niet plaatsgevonden. Frankrijk lijkt wel een beetje te zijn opgeschoven. Franse vrouwen in de kampen hebben sinds kort de mogelijkheid om hun kinderen te laten repatriëren. Zelf moeten de vrouwen in de kampen achterblijven om vervolgd te kunnen worden door lokale autoriteiten. Mensenrechtenorganisaties hebben het Franse plan om vrouwen van hun kinderen te scheiden al ‘onethisch’ genoemd.

In Syrie en Irak leven 175 Nederlandse IS-kinderen, tweederde is daar geboren; 16 kinderen bevinden zich in Al Roj.

Kinderombudsvrouw

Ondertussen maakt de Nationale Kinderombudsvrouw zich grote zorgen over de Nederlandse kinderen in Al Roj. Hoe langer ze daar blijven, hoe schadelijker dat zou zijn voor hun fysieke en ­psychische gezondheid. Niet repatriëren kan ook gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. In april deed Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer daarom een moreel appèl op de Nederlandse overheid om de minderjarigen uit Al Roj te halen. Gebeurt dat niet, dan zullen de kinderen ooit ‘alleen maar bozer terugkeren’.

Een precieze inschatting van de psychologische toestand van de kinderen in Al Roj is niet te geven. Nederlandse hulpinstanties hebben geen rechtstreeks contact met de vrouwen en kinderen in het kamp. Afgelopen oktober zijn wel de Belgische kinderen in Al Roj onderzocht door de Vlaamse kindertherapeut Gerrit Loots. De psycholoog bezocht het kamp met een nieuwsteam van de Belgische tv-zender VRT en de hulporganisatie Child Focus. Loots had ‘geen enkele indicatie’ om aan te nemen dat de kinderen tot geweld bereid of in staat zijn. Wel kunnen de kinderen ‘tikkende tijdbommen’ worden als ze nog langer in de kampen moeten leven, aldus Loots, want in Al Roj groeit de frustratie alleen maar.

Een andere reden voor de Nederlandse overheid om niet in actie te komen zijn de risico’s die aan een repatriëringmissie in Noord-Syrie zouden kleven. Volgens premier Rutte is het ‘simpelweg te gevaarlijk om daar ­Nederlandse militairen of diplomaten heen te sturen’. Wel lijken de vrouwen in Al Roj bezoek te krijgen van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD). Daarover berichtten diverse media begin dit jaar al. Een vader van een van de vrouwen in Al Roj vertelt aan de Volkskrant ook dat zijn dochter is verhoord door de ‘gemaskerde mannen’ van de MIVD. De MIVD’ers zouden haar foto’s voorgelegd hebben van individuen en gevraagd of ze iemand ervan herkent. Toezeggingen van de MIVD over een eventuele terugkeer naar Nederland kreeg zij niet.

Wat Nederland de vrouwen en kinderen in Al Roj wel biedt is een advies: probeer op eigen houtje een Nederlands consulaat in de regio te bereiken – Istanbul of Erbil (Noord-Irak) – en we helpen je verder. Maar van de Koerden mogen de vrouwen en hun kinderen vanwege hun verleden in IS-gebied het kamp niet uit. Een woordvoerder in Den Haag van de ­Democratische Federatie van Noord-Syrië (DFNS) zei afgelopen september in de Volkskrant dat de Koerden ­Syrië­gangers niet onbegeleid willen vrijlaten, omdat zij er niet op aangekeken willen worden als een van hen later een aanslag in het Westen pleegt.

‘Terugkeerplan’

Ondanks de schijnbaar uitzichtloze positie waar de kinderen in Al Roj zich in bevinden, heeft de Raad voor de Kinderbescherming wel een zogeheten ‘terugkeerplan’ voor ze klaar. Bij deze op maat gesneden plannen zijn psychiaters en psychologen betrokken die zich bij terugkeer van minderjarigen zullen bezig houden met eventuele trauma’s, hun woon- en gezinsomstandigheden, en hun ideologische vorming.

De plannen, die per kind verschillen, zijn opgesteld op basis van ingewonnen informatie bij familieleden van Syriëgangers. Onderling kunnen de plannen verschillen, want niet elk kind heeft in Syrië of Irak hetzelfde meegemaakt, niet elk kind is er even lang geweest en niet elk kind is er mogelijk ‘gehersenspoeld’ door de radicale ideologie van IS. Voor dat laatste maakt de Raad bovendien gebruik van zogeheten ‘duidingdeskundigen’ die kunnen helpen bij het afstand nemen van gewelddadige ideeën. Inmiddels liggen er terugkeerplannen klaar voor honderd kinderen.

Lees ook:

‘De kleinkinderen zijn onschuldig’, interview met vader waarvan de dochter naar IS-gebied vertrok
Zijn dochter en hij weten dat ze bij een eventuele terugkeer uit het kamp Al Roj de gevangenis in zal moeten. Daarom zal hij de kleinkinderen opnemen.