Direct naar artikelinhoud
ReportageBijzondere opsporingsambtenaren

Tussen agenten en boa’s ligt een grijs gebied

Er schort veel aan de samenwerking tussen politie en boa’s – bijzondere opsporings­ambtenaren. Hoe kunnen zij nader tot elkaar komen? Rotterdam probeert het uit.

Een man wordt aangehouden door agenten en boa’s van de gemeente (lichtblauwe jas) en de NS (gele jas) bij een fietsenstalling bij Rotterdam Centraal Station.Beeld Freek van den Bergh / de Volkskrant

De politie in Rotterdam gaat intensiever samenwerken met de boa’s – de bijzondere opsporingsambtenaren van de ­gemeente. Ze gaan meer informatie uitwisselen en boa’s krijgen meer toegang tot locaties van de politie. Het proef­project moet de veiligheid en leefbaarheid in de stad vergroten.

Zo logisch en vanzelfsprekend als de Rotterdamse samenwerking klinkt, zo weerbarstig is de praktijk. ‘Boa’s en ­politie opereren complementair en versterken elkaar’, schreef minister Ferd Grapperhaus (Justitie) vorige week aan de Tweede Kamer. ‘Zij zijn geen concurrenten van ­elkaar.’ In dat laatste zinnetje schuilt het venijn, want de relatie is vaak delicaat.

Op papier is de taakverdeling tussen ­politie en de gemeentelijke hand­havers duidelijk. Overtredingen die overlast veroorzaken en leiden tot kleine ergernissen, zijn bij uitstek het werkterrein van de boa’s – denk aan parkeerboetes of het aanspreken van hangjongeren. De politie is aan zet als het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Zo definieerde minister Ivo Opstelten (Justitie) het in 2014.

Tussen agenten en boa’s ligt een grijs gebied

Toch is op straat het verschil tussen ‘leefbaarheid’ (boa’s) en ‘veiligheid’ (politie) niet altijd even makkelijk te maken. Afspraken tussen boa’s en ­politie zijn vaak niet duidelijk afge­bakend, samenwerkingsverbanden verwateren snel. Over en weer is er een gebrek aan respect: ‘blauw’ en ‘boa’ spreken niet altijd elkaars taal en zijn niet altijd bereid om over de grenzen van elkaars disciplines te kijken, zo constateerden onder anderen onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Meer samenwerken

‘Ook de 400 gemeentelijke boa’s in ­Rotterdam en de politie werken nu nog te vaak onafhankelijk van elkaar’, ­beaamt een woordvoerder van de ­gemeente. ‘Boa’s beschikken over veel kennis van wat er speelt in de wijken, maar hun infor­matie komt lang niet altijd bij de politie terecht. Dat kan beter.’ Nu al zijn er al ­gezamenlijke briefings rondom grote evenementen. Voortaan mag de leiding van de Rotterdamse opsporingsambtenaren ook regel­matig aanschuiven bij de ‘driehoek’ – het overleg van burgemeester, ­politie en Openbaar Ministerie.

De politie ziet problemen en kansen in de samenwerking met de boa’s, zo blijkt uit het vorige week verschenen rapport Boa en politie, niet naast elkaar maar met ­elkaar. Daarin waarschuwt de politie dat toezichthouders en handhavers geen nieuwe, lokale politielaag moeten vormen. De politie is bovendien bang dat het beeld ontstaat dat zij niet meer optreedt tegen simpele (verkeers)overtredingen en eenvoudige misdrijven. Anderzijds dreigen ‘blinde vlekken’ in de hand­having, omdat er grenzen zijn aan de ­bevoegdheden van de boa’s.

‘Daarom juichen we het initiatief in Rotterdam toe’, zegt Jaco van Hoorn, hoofd operatiën van de Nationale Politie. ‘Er zijn veel verschillende praktijken van samenwerking. Vaak gaat het goed, maar op veel meer plekken moet het beter.’ De boa’s zijn een ‘nuttige en belangrijke ­samenwerkingspartner, net als bijvoorbeeld particuliere beveiligers’. Van Hoorn vindt het onterecht dat agenten de inzet van boa’s zien als uitholling van hun vak. ‘Juist daarom gaan de korpschefs met onze notitie de boer op.’

BOA-schouderembleem

Want onderhuids is er wrevel bij de politie, stelt Ruud Kuin van de Nederlandse BOA Bond. ‘Het oude imago van de boa is toch de stadswacht met een melkertbaan, zeg maar de firma Wielklem & co.’ Dat beeld uit de jaren tachtig en negentig, van de ‘extra ogen en oren op straat’ of, minder vleiend, ‘werkloze in uniform’, is hardnekkig. Ten onrechte, aldus Kuin: ‘Er zijn veel jonge boa’s met een driejarige mbo-­opleiding, terwijl een agent al na twee jaar de straat op mag. Boa’s zijn bovendien verplicht elk jaar jaar cursussen te volgen om hun boa-screening na vijf jaar te kunnen verlengen.’

Feit is dat de boa’s de laatste jaren steeds belangrijker zijn geworden – ­zeker voor burgemeesters. Zij hebben immers minder te vertellen over het werk van agenten sinds de vorming van de Nationale Politie in 2013. Bovendien heeft de politie een gebrek aan ­capaciteit en moeten er dus prioriteiten worden gesteld. De boa’s springen volgens Kuin in dat gat. ‘Ze hebben toch een een verlengde politietaak.’

Daarom stoort het de vakbond dat de bijzondere opsporingsambtenaren wel ‘met lege riem in de frontlinie staan’, zoals Kuin het formuleert. Oftewel: zonder ­wapenstok, pepperspray en handboeien. ‘Boa’s komen geregeld in gevaarlijke situaties terecht. Ze zien dat een oude dame wordt beroofd of dat iemand op een ­station door een poortje loopt zonder in te checken. Dan kun je niet zeggen: ik geef het door aan de politie. Je hebt een uniform aan, je vertegenwoordigt de overheid, het publiek verwacht van je dat je ­actie ­onderneemt.’

Schouderembleem van de politie.

Geen geweldsmiddelen

Daarbij horen volgens de vakbond voor boa’s geen vuurwapens, maar wel ‘verdedigingsmiddelen’ zoals een wapenstok. In de aanloop naar de jaarwisseling klinkt dat pleidooi weer luid en duidelijk. Minister Grapperhaus ziet dat echter niet zitten, uitzonderingen daargelaten. Van de 23 duizend boa’s beschikken er nu 193 over een vuur­wapen, 292 boa’s mogen pepper­spray gebruiken, 780 hebben een wapenstok en 4.329 handboeien. De overige boa’s moeten wachten op versterking van de ­politie – die volgens de normen binnen 5 minuten paraat moet zijn.

Ook hoofd operatiën Van Hoorn van de politie trekt de grens bij gewelds­middelen. ‘De politie heeft geen wapens om zich te verdedigen, maar om actief in te grijpen, desnoods met geweld. Als het publiek een stap achteruitzet, stapt de politie naar voren. Het is niet raar als ook de boa’s dan een stap terug doen. Hun training moet duidelijk maken wat hun ­taken wel en niet zijn.’

Twee agenten en een boa van de gemeente nemen een man mee bij Rotterdam CS.Beeld Freek van den Bergh

Grote verschillen

Zo blijven de verschillen toch groot. Hoe kunnen blauw en boa nader tot ­elkaar komen? Door de gemeentelijke opsporingsambtenaren onder te brengen bij de Nationale Politie, sug­gereerde Pieter van Vollenhoven dit voorjaar. De voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid waarschuwde ervoor dat er ‘sluipenderwijs’ een nieuwe soort gemeentepolitie ­ontstaat. Meer bevoegdheden – en ­bewapening voor deze beroepsgroep in ontwikkeling – zijn volgens Van Vollenhoven onvermijdelijk. ‘Anders raakt het publiek teleurgesteld in de boa’, zei hij in het AD. ‘Vergelijk het met een brandweerman die bij uw brandende huis staat en zegt: dit huis mag ik niet blussen.’

Ruud Kuin van de Nederlandse BOA Bond ziet die samenvoeging met de ­politie niet zo snel gebeuren. Om te ­beginnen zijn burgemeesters dan alsnog hun eigen opsporingsambtenaren kwijt. En zoals de politie vooroordelen heeft over boa’s, bestaan ze omgekeerd ook. ‘Er is ook veel scepsis onder boa’s over de Nationale Politie’, zegt Kuin. ‘Het beeld is toch dat die erg bureaucratisch en centralistisch is. Meer praktische samenwerking zoals Rotterdam voor ogen heeft, is zo gek nog niet.’

Lees verder

Op nachtpatrouille bij de politie van Tilburg. Met boa’s in het algemeen hebben agenten weinig op. ‘Wie door de keuring voor de politie­academie komt, wordt nu eenmaal geen boa.’ Dré is anders. Hij is boswachter in dienst van een landgoed, mag een pistool dragen en heeft een nogal officieel aandoend stopbord op zijn pick-up.

Handhavers gaan ongewapend door de ‘wetteloze jungle’ van Amsterdam. Is dat verantwoord? Moeten boa’s voor hun eigen veiligheid worden bewapend? De boa’s zelf vinden van wel. De vraag ligt politiek gevoelig.