Direct naar artikelinhoud
Column

We hebben voor de Geldmaat een krottige vertaling nodig die dezelfde lieve uitstraling heeft

Ik vind het heel flauw dat mensen de Geldmaat nu al uitlachen. Hij is er nog niet eens. De Geldmaat, voor als u er niet over hebt gelezen, is de pinautomaat nieuwe stijl die eraan komt. Hij wordt voor alle banken hetzelfde. Geel is hij, erg geel. Met afgeronde hoeken. En hij heet dus Geldmaat. Dat staat er in letters op die ook rond zijn, en onder de a’s staat een lachend mondje.

Mensen vinden dat kinderachtig en vergelijken de geldmaat met een Teletubbie, maar ik vind het een wonder dat er überhaupt nog actief wordt nagedacht over machines waar geld uitkomt. Zo’n archaïsch apparaat: wat lief dat de banken er nog geld tegenaan willen gooien om daar een nieuwe versie van te maken.

Geldmaat is, dat ben ik met de criticasters op Twitter die de hele dag op alles snedige kritiek geven wel eens, een onhandig woord als je het internationaal bekijkt. Ik denk dat toeristen bijna de enige mensen zijn die ooit geld pinnen. En dan vragen ze je waar de geldautomaat is. En dan zeg jij: zoek naar iets geels dat Geldmaat heet. Geldmaat? Ze schrikken ervan hoe je dat uitspreekt. Met die g. En die aa. Die klanken hebben ze in andere landen niet. Dat snappen ze niet.

We moeten er nu dus alvast een krottige vertaling voor verzinnen die dezelfde lieve uitstraling heeft, en dan vind ik Money Buddy wel leuk. Want een maat is natuurlijk niet alleen een automaat, het is ook een vriend. En omdat de Geldmaat bij voorbaat een achterhaald concept is, moet je het ook vooral zien als een sociale voorziening. Een verzamelplek voor mensen uit het dorp. Een pleisterplaats waar je je buren nog eens tegenkomt. Een soort monument voor de pinautomaat, een gedenkplek voor fysiek geld.

Ik bedoel, fysiek geld, wie doet daar nog aan? Ik parkeerde deze week mijn fiets bij de stalling op het station en moest daarna een euro afrekenen. Die had ik natuurlijk niet bij me. Ik vroeg of ik die euro mocht pinnen, en in de woorden ‘mag ik’ hoorde ik die ouderwetse zenuwachtige tril in mijn stem, die je vroeger had als je heel bang en nerveus aan winkeliers vroeg of je een klein bedrag mocht pinnen. Natuurlijk mocht ik pinnen.

Ik zie de Geldmaat dus vooral als een vriend voor bejaarden, die daar drie keer de verkeerde pincode intoetsen om vervolgens, geholpen door een aardige vrouw uit de buurt, nog net op tijd tot de goede te komen en dan een briefje van twintig pinnen. Ondertussen kunnen de andere ouderen in de rij, rustig op elkaar wachtend, een kletspraatje maken. Bij dat grote gele ding met die lach en die gezellige uitstraling.