Direct naar artikelinhoud
Selma Engel-Wijnberg (1922-2018)

Zij was de laatste Nederlander die vernietigingskamp Sobibór kon navertellen: ‘Wij moesten om de executie heen staan’

Selma Engel-Wijnberg overleefde vernietigingskamp Sobibór en werd na de oorlog tot ‘ongewenste vreemdeling’ verklaard. Op excuses van de Nederlandse regering stelde ze in 2010 geen prijs meer.

Portret van Selma Engel-Wijnberg. Engel-Wijnberg was de laatste nog levende Nederlander die de verschrikkingen in het Poolse vernietigingskamp Sobibor heeft overleefd.Beeld ANP

Wat Selma Engel-Wijnberg zich naderhand herinnerde van haar aankomst in het vernietigingskamp Sobibór, in april 1943? De barakken aan de rand van het complex, waar de Duitse en Oekraïense bewakers woonden. Daarvan ging een enigszins kalmerende invloed uit. Ze zagen eruit als Tiroler huisjes en droegen namen als ‘Lustiger Floh’, ‘Gottes Heimat’ en ‘Schwalbennest’. ‘Voor de ramen hingen gordijnen met bloemetjes’, zei Engel-Wijnberg na de oorlog. In de barak waar zij zelf werd ondergebracht, trof ze Poolse meisjes ‘in prachtige pyjama’s en nachtjaponnen’. ‘Ze gingen zingen, zodat wij dachten in een paradijs terecht te zijn gekomen’.

Wilt u dit artikel liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.

Engel-Wijnberg, destijds 20 jaar oud, en haar lotgenoten moesten dansen – op de vioolmuziek die door een medegevangene werd gespeeld. Zij werd aan de Pool Chaim Engel gekoppeld, de man met wie zij later zou trouwen. Uit het verderop gelegen deel van het kampcomplex, Lager 3, steeg rook met een indringende geur op. Die was afkomstig van de mensen met wie zij eerder die dag in Sobibór was aangekomen, vermoedde een medegevangene. Maar zij kon dat niet geloven.

Dinsdag is Selma Engel-Wijnberg op 96-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats Branford, Connecticut. Vijftien jaar na haar man Chaim, en ruim twee jaar na Jules Schelvis – die andere Nederlandse overlevende van Sobibór.

Selma Engel-Wijnberg werd op 15 mei 1922 geboren in Zwolle, waar vader Samuel aan de Veemarkt een koosjer hotel uitbaatte. Het gezin nam de Joodse tradities in acht. De vier kinderen – Selma was het enige meisje – gingen elke middag naar Joodse les. Er werd thuis veel gemusiceerd. Broer Abraham stond in Zwolle bekend als ‘dance master’.

In 1941 overleed haar vader. Een jaar later legden de Duitsers beslag op zijn hotel. Selma dook onder – eerst in Utrecht, vervolgens in De Bilt. Daar werd zij als Joodse herkend en verraden. Ze werd gevangengehouden in Utrecht, Amsterdam en in kamp Vught. Daar waren de leefomstandigheden ‘nog redelijk’, verklaarde ze in 1947 met de kennis van toen. ‘Wij rookten de beste sigaretten, en wij hadden hoofdkussens op ons bed.’ Zij maakte poppen voor de kinderen die in kamp Vught verbleven. Vanuit Vught werd Engel-Wijnberg naar Westerbork overgebracht. Van daaruit werd ze op 6 april 1943 ‘op transport gesteld’ naar Sobibór, waar ze drie dagen later arriveerde.

De meeste reisgenoten werden onmiddellijk naar kamp 3 afgevoerd, waar de Duitse vernietigingsindustrie op volle toeren draaide. Zijzelf werd als bewoner van kamp 2, een werkkamp, tot nader order gespaard voor het ergste. Zij bewerkte een groenteveld met as dat afkomstig was van kamp 3. En ze sorteerde kleren en andere eigendommen van de omgebrachte gevangenen – zonder te willen beseffen wat hun lot was geweest.

Het voormalige treinstation in het Poolse Sobibór.Beeld Reuters

In zakken en naden trof ze geld en juwelen aan die ze, voor zover mogelijk, begroef. En levensmiddelen. ‘Die gingen mee de barak in, zodat wij soms wel drie dagen achter elkaar volop te eten hadden.’ Op dat vergrijp stond de doodstraf. ‘Dit was ook het geval met een jongen die een sardineblikje openmaakte. Toen de executie plaatsvond, moesten wij er omheen gaan staan.’ Een schokkende vondst als sorteerster was die van een pop die ze in Vught had gemaakt voor een van de gedetineerde kinderen.

Op 14 oktober 1943 werd de ontsnapping uitgevoerd die Russische en Poolse gevangenen, onder wie Chaim Engel, enige tijd tevoren hadden beraamd. Selma Engel-Wijnberg was daarover te elfder ure geïnformeerd. Bij de uitbraakpoging kwamen tien Duitsers om het leven en wisten zo’n driehonderd gevangenen te ontkomen. Verreweg de meesten werden later opgepakt en vermoord. Slechts achttien mensen die vanuit Nederland naar Sobibór werden vervoerd, hebben de oorlog overleefd. In totaal hebben 57 mensen die in Sobibór waren geïnterneerd de oorlog overleefd. Er zijn bijna 170 duizend mensen omgebracht.

Selma en Chaim doken onder bij een Poolse boer, waar zij beviel van een jongetje – Emiel. In juli 1944 werden ze bevrijd door het Rode Leger. Tijdens haar thuisreis naar Nederland – via Odessa en Marseille – overleed Emiel. Later kreeg Selma nog twee kinderen.

In Nederland viel het echtpaar Engel geen hartelijk welkom ten deel. Chaim werd als Pool (Polen behoorde tot de Russische invloedssfeer) tot ongewenste vreemdeling verklaard – een kwalificatie die tot zijn uitzetting moest leiden. Dat lot dreigde ook Selma te treffen toen zij met Chaim trouwde, waardoor zij de Poolse nationaliteit verwierf. Omdat Polen hen niet wenste op te nemen, bleven zij op gedoogbasis nog tot 1951 in Zwolle – waar ze een stoffenwinkel uitbaatten. Na een verblijf van zes jaar in Israël – de gelukkigste periode in haar leven – vestigde het gezin zich in 1957 in de Verenigde Staten.

In 2010 was Engel-Wijnberg, voor het eerst sinds haar vertrek in 1951, even terug in Nederland. Tijdens de Westerborkherdenking van dat jaar verontschuldigde toenmalig minister Ab Klink (VWS) zich namens de Nederlandse regering voor de harteloze ontvangst die haar na de oorlog in Nederland ten deel was gevallen. Selma Engel-Wijnberg wilde de excuses echter niet aanvaarden, omdat ze decennia te laat waren uitgesproken.