Direct naar artikelinhoud
BeschouwingVerhalen

Het wordt tijd om onze chaotische werkelijkheid te accepteren, de werkelijkheid kent nu eenmaal geen geordend plot

Religies en ideologieën hebben in veler ogen afgedaan, terwijl wij mensen niet zonder verhaal kunnen, zeker niet in deze verwarrende tijden. Historicus Jilt Jorritsma plaatst kanttekeningen bij dit idee. Bieden verhalen wel bescherming?

Het wordt tijd om onze chaotische werkelijkheid te accepteren, de werkelijkheid kent nu eenmaal geen geordend plot
Beeld Claudie de Cleen

Er is iets vreemds aan de hand met onze verhalen. Aan de ene kant wordt de mens steeds meer gezien als een storytelling animal: een dier wiens verhalende neiging hem een groot evolutionair voordeel opleverde. In de loop der eeuwen bouwde hij zijn eigen fictieve werelden, waarin communicatie en samenwerking op steeds grotere schaal mogelijk werden. Tegenwoordig leidt dat inzicht er voornamelijk toe dat content marketeers verhalen inzetten als krachtige tools om mensen te verleiden. Elk kopje koffie krijgt een back story, iedere politicus een ontstaansgeschiedenis.

Aan de andere kant ontbreekt het anno 2019 aan grote verhalen die ons kunnen helpen greep te krijgen op het heden en de toekomst. Waar vroeger de kerk, de staat of een ideologie onze levens nog van een richtinggevend plot voorzag, zijn we nu op onszelf aangewezen. Een duidelijke visie ontbreekt.

De obsessie met verhalen is geen nieuw fenomeen. De idee dat mensen leven in door zichzelf gebouwde, fictieve werelden is zo oud als de filosofie zelf. Socrates en Plato bekritiseerden de schijnwerelden van de mens al, net als Francis Bacon of Søren Kierkegaard eeuwen daarna.

Tweede huid

Maar de laatste jaren is sprake van een opmars van boeken die deze verhalende neiging als het fundamentele kenmerk van het mens-zijn gaan beschouwen. Voorbeelden zijn Brian Boyds On the Origin of Stories (2010), Jonathan Gottschalls The Storytelling Animal (2012) en, waarschijnlijk het bekendste, Sapiens (2011) van Yuval Noah Harari. Wij mensen, concluderen zij, wonen in verhalen zoals we wonen in onze huid. Door de eeuwen heen hebben mensen zich constant afgemat met geloven, zij stapten van het ene verhaal over op het andere, van de ene illusie op de volgende. Verhalen voorzagen de chaotische werkelijkheid steeds van een geordend plot, een beredeneerde verhaallijn die als leidraad diende voor ons handelen. Zo vertelde het communisme een verhaal over volksverheffing en een toekomstige communistische maatschappij; het liberalisme een verhaal over vrijheid en ontwikkeling van het individu; en de religies een verhaal over het goede en het kwade dat uitmondt in een naderend Eindoordeel.

Dat verhalen evolutionair handige uitvindingen zijn heeft een ongemakkelijke bijsmaak. Het impliceert namelijk dat we verhalen nodig hebben, omdat ze ons in staat stellen de wereld en haar geschiedenis bewoonbaar te maken. We kunnen kennelijk niet zonder een verhaal dat ons met behulp van een ideaal toekomstbeeld aanspoort om ons in het heden op een bepaalde manier te gedragen.

Tegelijkertijd worden we gedwongen te erkennen dat diezelfde verhalen en toekomstbeelden slechts bedenksels zijn – grootschalige illusies. De werkelijkheid kent helemaal geen plot, zoals een film of een boek die (meestal) wel kent. Door dat in te zien zijn we onvrijwillig losgeraakt uit onze eigen verhalen en zitten we nu vast in een verhaalloze werkelijkheid, waarin – paradoxaal genoeg – alles een fictie lijkt geworden (tot aan klimaatverandering en vaccinaties).

Dat is een ramp, meent Harari. Leven zonder overkoepelend verhaal, schrijft hij in zijn recente 21 lessen voor de 21ste eeuw (2018), is afschuwelijk: ‘Niets lijkt nog enige zin te hebben.’ De wereld om ons heen oogt plotseling willekeurig. ‘Vreemdheid’ wordt de nieuwe norm, ‘verhalen uit het verleden zijn niet langer een betrouwbare gids voor de toekomst.’ En dus zitten we vast in een ‘nihilistisch moment van ontgoocheling en woede’, aldus Harari. We voelen ons buiten onze eigen huid en blijven in een vacuüm achter.

Andere filosofen, historici en publieke intellectuelen onderstrepen dit probleem. ‘Waar is de toekomst gebleven?’ vraagt Philipp Blom zich af in Wat op het spel staat (2017) ‘We huizen in de vervallen structuren van een naoorlogse droom.’ Blom betreurt dit collectieve gebrek aan vooruitzicht, want iedere samenleving heeft volgens hem een verhaal nodig dat perspectief geeft. Zonder zo’n verhaal ‘kunnen we niet meer controleren en begrijpen wat er op het ogenblik aan de hand is’. Er stroomt dan vage paniek door onze aderen. Ook Albert Faber (De gemaakte planeet, 2018) pleit voor ‘een nieuwe betovering’. De huidige tijd, schrijft hij, ‘vraagt om nieuwe verhalen’.

Chaos

Marilynne Robinson gelooft dat we tegenwoordig in ‘een toestand van chaos’ leven (Wat doen wij hier?, 2018). Het marxisme en het darwinisme, ‘twee vertellers van hetzelfde verhaal’, hebben zich in haar ogen te schande gemaakt. Het is daarom tijd voor ‘een nieuwe theologie’ die alle onderlinge verbanden in de wereld herstelt. Onzekerheid lijkt hét thema van onze tijd geworden. Dat betoogt ook Naomi Jacobs in Onszelf voorbij (2018): traditionele structuren en verbanden bieden geen houvast meer, ‘ontdaan van de vroeger vanzelfsprekende bescherming’ zijn we als individu nu kwetsbaar. Zij pleit daarom voor Hoop als nieuw ‘verhaal van onzekerheid’.

Maar hoe vanzelfsprekend is de ‘bescherming’ die verhalen bieden? In al deze voorstellingen van ons ‘chaotische heden’ wordt het verhaal een soort helende kracht toegedicht. Als was het een medicijn tegen onzekerheid en verwarring. Placebo of niet, dat maakt niet uit – als je erin gelooft dan werkt het.

Het is een tamelijk simplistische kijk op het heden en ook het verleden, omdat het ons doet geloven dat verwarring een nieuw, uniek fenomeen is. Dat is niet zo: verwarring is van alle tijden. Wie weleens een belijdenis van een gelovige heeft gelezen weet bijvoorbeeld dat het verhaal van God weliswaar enig houvast bood voor de mensen in de Middeleeuwen, maar hen tegelijkertijd opzadelde met talloze twijfels: ben ik goed genoeg in Zijn ogen? Hoe passen natuurrampen en andere catastrofes in het plan van God?

Volgens Harari werden zulke twijfels destijds opgelost door het verhaal simpelweg aan te passen. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 1789, schrijft hij, toen de Franse bevolking ‘bijna in een nacht’ overstapte op een nieuwe mythe – die van de soevereiniteit van het volk.

Wat hij hier ‘een nacht’ noemt duurde in werkelijkheid bijna een hele eeuw. Het nieuwe verhaal van na de Revolutie was in geen enkel opzicht vanzelfsprekend. En als we de memoires, dagboeken en schrijfsels uit die tijd mogen geloven, dan leidde de nieuw teweeggebrachte situatie alleen maar tot meer verwarring. ‘Niets lijkt op deze tijd, en de geschiedenis biedt geen enkele referentie of analogie’, schreef Joseph de Maistre in 1804. Zijn woorden hadden evengoed vandaag geschreven kunnen zijn.

Uiteindelijk waren het negentiende-eeuwse Franse schrijvers als Stendhal, Victor Hugo en Honoré de Balzac die de taak op zich namen de chaotische werkelijkheid van na de Revolutie met hun pen te temmen. Te midden van de maatschappelijke omwentelingen verzetten zij zich tegen het nostalgische geloof in een harmonie die ooit, in een ver verleden, werkelijkheid zou zijn geweest. Hun verhalen probeerden die illusie niet te herstellen, maar toonden er juist de onmogelijkheid van. Kenmerkend hiervoor is Balzacs La Comédie humaine, een immense romancyclus waarin de Fransman zich opwerpt als een ‘geschiedschrijver van het heden’. De ontelbare, tegenstrijdige perspectieven die erin zijn opgenomen ontdeden het heden niet van verwarring, maar kanaliseerden haar juist.

Verwerken

Harari doet het voorkomen alsof verhalen voorafgaan aan onze handelingen, maar het is meestal andersom: we werpen onszelf de toekomst in en brengen nieuwe situaties teweeg die we nooit hadden kunnen voorzien. Vervolgens hebben we verhalen nodig om het gebeurde te kunnen verwerken. Verhalen komen altijd pas achteraf. Dat maakt het heden ook zo lastig: omdat het nooit af is, weten we er vaak geen raad mee. We weten niet welke richting we opgaan, maar dat weet de mens vrijwel nooit.

Ons heden is daarin niet uniek. Wie beweert dat dat wel zo is, omdat ‘onze tijd’ geen verhaal meer heeft en de meest chaotische tijd is uit de geschiedenis, zit juist onwetend gevangen in een dramatische vertelling. Die voorstelling van zaken doet ons namelijk geloven dat wij in een fundamenteel moment leven, een ‘historisch scharnierpunt’ of een ‘kantelpunt’. Vroeger hadden mensen zekerheid, die zijn we verloren, de wereld gaat naar de kloten, de toekomst is een dreiging en nu is het aan ons om te veranderen en de wereld om ons heen te herdenken – als de held van een verhaal.

We dramatiseren onszelf. Iedere mens en iedere tijd is nu eenmaal gewend om zichzelf als de protagonist van de geschiedenis te zien. De waarde van goede verhalen schuilt er juist in dat zij ons eraan helpen herinneren dat dit niet zo is. Zij stimuleren ons om niet vanuit onszelf te denken en om ons in te leven in de situaties en gevoelens van anderen – andere mensen, andere levenssoorten of andere tijden.

Wie in 2019 de wereld wil begrijpen, doet er daarom goed aan een roman op te pakken. Ficties gaan vaak veel dieper dan non-ficties, juist omdat zij niet pretenderen zich met de werkelijkheid bezig te houden of beweren de wereld inzichtelijker te maken. De wereld is nu eenmaal rommeliger en gecompliceerder dan we kunnen navertellen.

Jilt Jorritsma (27) is de winnaar van de eerste Joost Zwagerman Essayprijs, die hem in november werd uitgereikt. Hij is historicus en werkt momenteel aan zijn eerste roman.