Direct naar artikelinhoud
Reconstructie

Iedereen was enthousiast over de Stint, maar die komt niet meer terug

Het bedrijf achter de Stint heeft faillissement aangevraagd. Een reconstructie van de weken na het dodelijke ongeval met zo’n elektrische bolderkar in Oss, dat de onderneming in een vrije val deed belanden. 

Een Stint in de fabriek in PuttenBeeld Marcel van den Bergh

Tranen glinsteren in de ogen van Edwin Renzen. In een loods op een Puttens industrieterrein komt hij tot de constatering die hij, sinds het dodelijke ongeluk met de Stint in Oss, vijf weken lang voor zich uit heeft kunnen duwen. ‘Dit is het fucking einde van het verhaal’, zegt hij. ‘Hier heb je dan acht jaar keihard voor gewerkt.’

Ovalen bakken in waterijsjeskleuren staan tot de nok van de hal opgestapeld. Sommige zijn bestickerd met de namen van kinderdagverblijven die er tot begin deze maand nog kinderen mee van en naar school brachten. De oplossing van het vervoersprobleem in de kinderopvang, zoals ook de kinderdagverblijven in 2012 van enthousiasme kraaiden, is op het kerkhof beland.

Een dag eerder is Renzen bij de advocaat op kantoor geweest om de aanvraag voor het faillissement van zijn bedrijf voor te bereiden. Op de bedrijfsborrel, traditiegetrouw op de laatste vrijdag van de maand, vertelde hij zijn 25 collega’s dat het voorbij is met Stint Urban Mobility, kortweg Stintum. En dat ze er vanavond maar een goed biertje op moesten drinken met z’n allen.

Een bedrijf dat dit jaar afstevende op een recordomzet van acht miljoen en een winst van 1,2 miljoen en ruim duizend Stints leek te gaan afleveren, is in iets meer dan een maand stukgegaan. De nek omgedraaid, zegt Renzen liever. ‘Het ministerie heeft ons nooit een eerlijke kans gegeven.’

Directeur Edwin RenzenBeeld Marcel van den Bergh

Donderdag 20 september

Donderdagochtend 20 september. Renzen en projectmanager Richard van Ee zijn al vroeg op Schiphol voor hun vlucht naar Litouwen. Een afvalverwerkingsbedrijf wil weten of het Stints kan inzetten in de hoofdstad Vilnius.

Even na half negen gaat de telefoon van Renzen. In Oss is een Stint met kinderen door een trein aangereden. Vier van hen overleven het niet. Een kind en de bestuurder, een medewerker van kinderdagverblijf Okido, raken zwaargewond.

Renzen laat de vlucht naar Litouwen lopen, hij moet zo snel mogelijk naar Oss. Personeel van Stintum verzamelt zich intussen bij restaurant Puur in Lage Vuursche. De kantoortelefoons staan zoals wel vaker doorgeschakeld, maar nooit werden ze zo vaak gebeld als vandaag. Bso’s, buitenschoolse opvanglocaties, willen weten: was het een Stint in Oss? En kunnen zij er nog wel veilig kinderen mee blijven vervoeren?

Ga uit van je gevoel, adviseren de medewerkers van Stintum hun klanten. Laat de Stint staan als je er even geen vertrouwen in hebt. Wil je dat we hem voor de zekerheid nakijken, dan doen we dat.

Renzen beleeft de rit naar Oss in een roes, met de telefoon aan zijn oor en een collega achter het stuur. Iedereen heeft vragen over het ongeluk, maar ook hij zoekt naar antwoorden. Op de radio hoort hij dat de medewerker van Okido zou hebben geroepen dat ze niet meer kon remmen.

Die avond, als deze krant Renzen na negen pogingen eindelijk aan de telefoon krijgt, loopt zijn hoofd over van gedachten. Hij weet dat zijn product onderwerp van onderzoek is geworden: de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zal de Stint ook als vervoersvorm tegen het licht houden. Als dat betekent dat zijn uitvinding onder vuur komt te liggen, heeft hij daar vrede mee. ‘Ik heb liever dat wij de schuld krijgen dan de vrouw die dit ongeluk heeft moeten meemaken.’

Donderdag 20 september
Beeld Marcel van den Bergh

Zaterdag en zondag 29 en 30 september

Renzen schudt zaterdagochtend, ruim een week later, handen op een beurs voor kinderopvangprofessionals om de hoek bij de Amsterdam Arena. Een welkome afwisseling na de korte nachten, en de lange dagen op kantoor.

Er staat dezer dagen veel op het spel, weet hij. Alles draait om vertrouwen in de kinderopvangbranche. In een wereld waarin elke handeling in een protocol is vastgelegd, moet het vervoer van jonge, kwetsbare kinderen boven elke twijfel verheven zijn.

Renzen houdt vertrouwen in een goede afloop voor zijn bedrijf. Hij heeft een open lijn met de ILT, leidend in het onderzoek naar het ongeval in Oss. Hij levert informatie, beantwoordt vragen, haalt een paar Stints op zodat de inspectie die kan onderzoeken.

Die zaterdag belt de inspectie hem: er is nieuwe informatie die meteen moet worden besproken. Ze komen samen op kantoor in Tiel bij zijn advocaat Marieke Coumans, onder anderen een inspecteur producttoezicht en het hoofd van het onderzoek zijn erbij. Ze leggen uit dat er een ‘werkhypothese’ is die vragen over de veiligheid van de Stint oproept. Dat gaat nog niet over de Stint in Oss: de gecrashte bolderkar is zwaargehavend en kan pas later worden onderzocht.

De ILT vertelt hem dat een medewerker van een kinderdagverblijf in Amsterdam zich bij de politie heeft gemeld vanwege een incident met de Stint. Die melding telt op bij andere voorvallen, zoals bij het bedrijf Strukton en de kinderopvang in Delfzijl. De inspectie wijst hem erop dat de zogeheten 0-stroomkabel kan breken of kan losschieten, waardoor de Stint op hol kan slaan.

De medewerkers van de ILT drukken Renzen op het hart: haal de Stints naar binnen, neem je verantwoordelijkheid voordat het te laat is. ‘Bij het volgende ongeluk kleeft het bloed aan jouw handen’, is wat Renzen naar eigen zeggen te horen krijgt. De ILT ontkent dat dit zo is gezegd.

Renzen vraagt tijd van de inspectie, de problemen met de stroomkabel zijn nieuw voor hem. ‘Laat me onderzoeken wat er aan de hand is.’ In de Stint zit volgens hem een veiligheidsmechanisme ingebouwd dat de motor uitschakelt als de 0-stroomkabel breekt of losschiet.

Renzen en de ILT komen er niet uit dat weekend. De irritatie bij hem neemt toe. In Nederland rijden 3.500 Stints rond en, tot Oss, is er nog nooit een zwaar ongeluk mee gebeurd. Daarbij vindt hij de bevindingen van de ILT slecht onderbouwd. Er bekruipt hem een gevoel dat iets niet klopt, dat er onder valse voorwendselen jacht wordt gemaakt op de Stint. ‘Search and destroy’, noemt hij het.

Aan een terugroepactie of het stilzetten van de Stints werkt hij niet mee, laat hij de ILT een dag later weten. ‘Doen jullie het dan zelf maar.’

Directeur Edwin RenzenBeeld Marcel van den Bergh

Dat doet minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat inderdaad. De volgende dag, op maandag 1 oktober, maakt ze bekend dat de openbare weg tot nader order verboden terrein is voor de Stint. De incidenten en analyse van vergelijkbare Stints als die in Oss, roepen volgens haar ‘twijfels’ op over de veiligheid van deze elektrische bolderkar.

De overheid, eindverantwoordelijk voor wat er op de weg rondrijdt, grijpt in. Het ministerie wil voorkomen dat zich nog een ongeluk met een Stint voordoet. Gaat het nog een keer mis, dan zal er ook worden gekeken naar de rol van het ministerie. Dat verleende zes jaar geleden via Van Nieuwenhuizens voorganger Melanie Schultz van Haegen zelf ruim baan aan de Stint.

Een gastouderbureau uit Almere stapt naar de rechter om het besluit van de minister aan te vechten. Tijdens de zitting op 18 oktober blijkt dat de Stint nog zeker tot eind dit jaar aan de kant moet blijven. Zoveel tijd heeft in elk geval TNO nodig om zijn deel van het onderzoek af te ronden. Al weet niemand of de Stint ooit nog op de weg terugkeert.

Renzen wil in gesprek blijven met het ministerie over een oplossing. Zeg maar welke aanpassingen hij moet doen om de Stint weer op de weg te krijgen en ze komen er, biedt hij aan. ‘Het wordt knielen voor de Heer, maar wij willen graag door.’

Deskundigen van de TU Eindhoven, de Universiteit Twente en de belangenverenigingen van kinderopvangbedrijven en voor ouders in de kinderopvang, scharen zich achter een ‘verbeterplan’ voor de Stint. Onderdeel daarvan zijn uitgebreidere rijtrainingen voor bestuurders en een verplicht certificaat voor de verzekering. Ook stellen de partijen vier extra technische maatregelen aan de Stint voor, zoals een noodstop en een dodemansknop, zodat de Stint niet kan rijden zolang niemand op het plateau staat.

‘Er zijn nog steeds heel veel mensen die vertrouwen op de Stint’, zegt Renzen. Tegelijk weet hij dat de tijd dringt. Stints verkopen doet het bedrijf niet meer, want wie wil er nog een voertuig dat je alleen op eigen terrein mag gebruiken? Een bso in Amersfoort heeft op 1 oktober, de dag dat Van Nieuwenhuizen haar besluit kenbaar maakte, een Stint afgeleverd gekregen. Het zal de allerlaatste zijn.

Zaterdag en zondag 29 en 30 september
Beeld Marcel van den Bergh

Maandag 22 oktober

Renzen is de wanhoop nabij. Hij heeft net overleg op het ministerie van IenW gehad, maar er bleek ‘nul opening’ voor zijn plannen. Het was vooral ‘standpunten uitwisselen’, zegt hij over het overleg met de plaatsvervangend directeur-generaal Mobiliteit bij het ministerie van IenW.

Het ministerie wil het onderzoek afwachten, maar zoveel tijd heeft Renzen niet. Het eind van de maand nadert, de Stints staan nu al drie weken stil. Intussen melden steeds meer kinderdagverblijven en andere bedrijven zich, als de ILT weer ergens een Stint heeft opgehaald. Wat Renzen heeft willen voorkomen is volgens hem gebeurd: de Stint is een ‘speelbal’ geworden, terwijl nog lang niet duidelijk is hoe het ongeluk in Oss precies kon gebeuren.

Twee dagen later, op woensdag 24 oktober, komt zijn accountant snel ter zake. Wat Renzen vijf weken geleden niet kon of wilde geloven, krijgt hij nu te horen: het is financieel onverantwoord om nog langer met het bedrijf door te gaan. Op vrijdagavond, in het restaurant in Leusden, weten sommige collega’s al wat Renzen ze gaat vertellen. Op zijn verzoek schalt even later Frank Sinatra door de speaker: ‘That’s life.’

‘We hebben het op onze manier willen doen’, zegt hij een dag later. ‘Met een plan om het vervoersprobleem in de kinderopvang op te lossen. Iedereen was enthousiast over de Stint, de kinderopvang is dat nog steeds. Maar we vallen als een baksteen, van de hoogste toren.’

Wat als de rechter het Almeerse gastouderbureau donderdag gelijk geeft en beslist dat de Stint weer de weg op mag? Renzen gelooft er niet meer in. Volgens hem is er te veel twijfel over zijn product gezaaid. ‘En dat mag, als het terecht zou zijn. Maar dat is niet zo.’

Hij weet het zeker: de Stint, die komt nooit meer terug op de weg.