Direct naar artikelinhoud
InterviewDe Correspondent in Amerika

Hoe De Correspondent The Correspondent probeert te worden

Met een gelikte campagne wil De Correspondent nu ook The Correspondent worden. Waarmee gaan directeur Ernst-Jan Pfauth en hoofdredacteur Rob Wijnberg de Amerikanen overtuigen?

en
Ernst-Jan Pfauth (links) en Rob Wijnberg in het metrostation vlak bij hun nieuwe kantoor in Manhattan.Beeld Amy Lombard

Ze zien er zelf de ironie natuurlijk ook wel van in. De Correspondent, de journalistieke website die zich keert tegen de gekte van het nieuws en de waan van de dag, is deze weken bovenmatig geïnteresseerd in de waan van de dag. Sterker, The Correspondent zou vandaag niets liever willen zijn dan de waan van de dag.

Ernst-Jan Pfauth (32), aanstaand directeur, afgelopen vrijdag in een koffiezaakje pal naast zijn tijdelijke kantoor in Manhattan: ‘Als we ergens zenuwachtig over zijn, dan is het wel de vraag: wat wordt het nieuws? Vindt er een aanslag plaats? Gaat Trump Robert Mueller ontslaan?’

Rob Wijnberg (36), hoofdredacteur: ‘Zulk nieuws zou kunnen dwarsbomen dat we zelf in het nieuws komen. Ja, het is tegenstrijdig: onze missie is dat we radicaal anders met nieuws om willen gaan. Maar daarvoor moet je wel zelf in dat nieuws zien te komen. Wij willen iets doen tegen de waan, maar om die boodschap internationaal te kunnen brengen, moet je even zelf de waan worden.’

Laptop met de campagneslogan van The Correspondent: #unbreakingnews.Beeld Amy Lombard

Woensdag begint hun poging daartoe. Om middernacht in New York (zes uur ’s morgens in Nederland) gaat de crowdfunding-campagne voor The Correspondent van start. Voor een internationale, Engelstalige versie van het platform dat in 2013 door Wijnberg en Pfauth in Nederland werd opgericht om ‘een nieuw soort journalistiek’ te brengen. Advertentievrij. Met door hun lezers gevoede achtergrondverhalen. En weg van het nieuws dat zich louter richt op ‘sensationele, uitzonderlijke, negatieve, recente gebeurtenissen’.

Dat dat Hollandse concept ook in de VS een snaar raakt, blijkt op de website thecorrespondent.com. Daar staan zo’n tachtig hoofden getekend in de typische Correspondent-stijl, van (vooral) Amerikanen die de grondgedachte van The Correspondent onderschrijven. Klinkende namen, zoals Jimmy Wales, oprichter van Wikipedia, en David Simon, schrijver van series als The Wire en The Deuce. DeRay Mckesson, pilaar van de Black Lives Matter-beweging. Politiek waarzegger Nate Silver, van de invloedrijke statistiekwebsite FiveThirtyEight. En Rosanne Cash, muzikant, activist en dochter van.

In een campagnefilmpje van Harald Dunnink (37), creatief directeur en mede-oprichter, vertelt een aantal van deze ‘ambassadeurs’ wat hen aanspreekt in The Correspondent (‘Je helpt op deze manier een nieuwe gemeenschap van verhalenvertellers te vormen die in staat zal zijn verandering tot stand te brengen’, aldus Mckesson). Alle ambassadeurs sporen vanaf woensdag hun volgers aan zich aan te sluiten bij de journalistieke beweging en deze financieel te ondersteunen. Ouderwetse mond-tot-mond-reclame via sociale netwerken; aan betaalde advertenties doet The Correspondent niet.

Het doel: minstens 2,5 miljoen dollar ophalen. Binnen een maand. Al zal ‘binnen twee, drie dagen’, vermoedt hun campagnemanager, wel duidelijk zijn of The Correspondent aan draagkracht heeft gewonnen. Of de beweging wind onder de vleugels krijgt of dat ze neerknalt op de straatstenen van de betonnen jungle waar dromen gemaakt worden.

Twee, drie dagen. Zo werkt dat met nieuws. Dat zijn de wetten van de waan.

April 2018, New York. Pfauth komt een zaaltje binnen op New York University in Manhattan, waar een klasje studenten met uitgeklapte laptops klaar zit. Dit is de ‘onderzoekstak’ van The Correspondent, geleid door een van de meest consequente critici van de Amerikaanse nieuwsjournalistiek, professor Jay Rosen. Hij pleit al twee decennia voor meer burgerparticipatie in de media en heeft, na een mislukt experiment met de Huffington Post (de journalisten weigerden naar hun lezers te luisteren), de vertrouwenscrisis tussen journalisten en hun lezers alleen maar groter zien worden, zeker onder Trump.

Nu heeft hij zijn hoop gevestigd op de Nederlanders. Wijnberg en Pfauth zijn hier najaar 2017 komen wonen, voor een jaar, om te peilen of een Engelstalige Correspondent levensvatbaar is. Rosen: ‘Ze hebben niet de oplossing voor alle problemen, maar kunnen wel een flinke stap in de goede richting zetten.’

Pfauth, een krullerige, meestal in het zwart geklede figuur die ook muzikant had kunnen zijn in de jaren tachtig, legt uit aan de studenten wat The Correspondent anders doet. ‘We gaan de diepte in, we zijn advertentievrij, de journalisten zijn toegankelijk en we beschouwen de lezers als bronnen van expertise. We hebben op elk van deze eigenschappen concurrenten, maar we zijn uniek omdat geen van de concurrenten alle vier de eigenschappen combineert.’

Zijn gehoor kijkt kritisch. Kunnen deze Nederlanders iets brengen dat The New Yorker, The Atlantic en websites Vox en The Daily Beast niet brengen?

De naar het Engels vertaalde Nederlandse website van de Correspondent overtuigt hen niet.

‘Waar gaan jullie verhalen nou eigenlijk over?’

‘Er is niets wat autoriteit uitstraalt.’

‘Wie is Rutger Bregman?’

Aan het eind van een paar weken werkcollege vraagt docent Clay Shirky de studenten of ze denken dat het gaat lukken, de lancering van The Correspondent eind dat jaar. Hebben ze op 1 januari 5 miljoen dollar – dan nog het streefbedrag − binnen?, vraagt hij . Vier van de studenten denken van wel, drie van niet. Het belangrijkste bezwaar blijft dat er zo veel concurrenten zijn die gewoon al goed zijn. ‘Er is geen behoefte aan een nieuw medium.’

‘Ik ben het daar niet mee eens’, zegt Pfauth. ‘Iedereen heeft zijn eigen redenen om het nieuws te wantrouwen. De markt is groot genoeg. Wat in Nederland is gelukt, moet hier zeker lukken.’

‘Het was een ontnuchterende ervaring’, zegt Wijnberg, met sluik haar en dito pak, een half jaar later in de koffietent. Niet alleen de studenten, maar ook de financiers en potentiële supporters bij wie ze aanklopten hadden aanvankelijk geen idee wat ze nou precies wilden. ‘In Nederland hadden we iets opgebouwd en kende iedereen ons. Hier moesten we bij nul beginnen. Maar, zegt hij: hij leerde daardoor wel beter uitleggen. ‘Ik begreep steeds beter wat we waren.’

Ze wilden altijd al internationaal. ‘Veel van onze onderwerpen zijn universeel’, zegt Pfauth. ‘Het is raar als je die alleen met Nederlandse lezers bespreekt.’ Bovendien is de groei eruit, in Nederland (61 duizend leden), en de financiële ruimte beperkt. Een trans-Atlantische sprong kan de onderneming groter en gezonder maken.

Gaandeweg komen Pfauth en Wijnberg er samen met Shirky en Rosen achter waar ze de nadruk moeten gaan leggen in hun internationale avontuur. ‘Het idee van een medicijn tegen de dagelijkse nieuwsstroom, het Nederlandse motto, is hier niet per se een onderscheidend voordeel’, zegt Shirky. ‘We moeten niet benadrukken dát we een alternatief zijn, maar hóé we een alternatief zijn’, zegt Pfauth. ‘We begrepen dat we niet de journalistiek, maar de gemeenschap van lezers moesten benadrukken.’

Vanaf links: Ernst-Jan Pfauth, Harald Dunnink en Rob Wijnberg.Beeld Amy Lombard

Een gemeenschap met kennis, met contacten, met ervaring. Iedereen die zich aanmeldt als lid, wordt in een grote digitale rolodex gestopt met naam, baan en expertise. ‘We willen weten wie je bent en wat je weet’, zegt Pfauth. Zo kon De Correspondent publiceren dat Shell al decennia op de hoogte was van het effect van de oliemaatschappij op de klimaatverandering, dankzij bijdragen van voorheen bij Shell werkzame leden. De toekomstige journalisten van The Correspondent worden geacht 30 tot 40 procent van hun tijd bezig te zijn met het onderhouden van contacten met en vragen naar informatie bij hun lezers.

De Amerikaanse leerschool leidt ook tot aanpassingen in Nederland, waar bij De Correspondent inmiddels een nieuwe baan is gecreëerd, die van ‘gespreksredacteur’. Pfauth: ‘Zij kijkt naar blinde vlekken in discussies met lezers, nodigt mensen uit. Vroeger moesten wij die kar nog weleens trekken, van: kom, ga met je lezers in gesprek. Nu hebben onze correspondenten het gevoel dat ze iets missen als ze het niet doen.’

Maar wie zijn die lezers dan? De Nederlandse leden lijken vooral hoogopgeleide twintigers en dertigers en jonge veertigers in de grote steden – je kunt ze als elite zien. Als je die als vraagbaak inzet, krijg je dan geen eenzijdige verhalen? En hoe valt dat in gepolariseerd Amerika?

‘Het is onvermijdelijk dat we gezien worden als progressief’, erkent Pfauth. ‘Maar we denken dat we de polarisatie kunnen ontstijgen door dingen op onderwerpniveau anders aan te pakken.’

‘Neem de gezondheidszorg in Amerika’, zegt Rosen. ‘Dat moet je niet politiek aanpakken, of vanuit linkse of rechtse oplossingen. The Correspondent zou moeten beginnen met een ziekenhuisnota. Daar heeft iedereen in dit land mee te maken. Mijn moeder worstelt nog steeds met rekeningen die mijn vader kreeg toen hij in het ziekenhuis lag. Die rekeningen zijn zo verschrikkelijk hoog en ondoorzichtig, dat kun je prima als uitgangspunt nemen voor een systematisch journalistiek onderzoek.’

En daar kun je dus precies de lezers bij gebruiken. ‘Stuur die bonnen op, dan gaan wij het uitzoeken.’ Met behulp van insiders hopen ze verklaringen te vinden voor alles waarover ze zich verbazen.

Zo’n zoekproces wordt ook helemaal getoond: eerst een stuk van en over de auteur die zich iets afvraagt, dan feedback van de lezers, dan een verslag van de zoektocht. Lang en uitgesponnen, vinden sommige Nederlandse lezers. Wijnberg erkent dat ze het af en toe korter en toegankelijker moeten maken, maar hij wil wel het hele proces laten zien. ‘Als je de journalistiek nou niet als een verhaal ziet maar als een leercurve. Je begint met waarom je een onderwerp zou willen onderzoeken, dan krijg je reacties van leden en dan verandert je hypothese misschien. Ons journalistieke product is niet een verhaal, maar een inzicht.

Dat product proberen ze dus aan de Engelstalige wereld te verkopen. Eindeloos stuurden Pfauth en Wijnberg mails rond om mensen te spreken te krijgen (Pfauth: ‘Belangrijkste advies dat ik heb gekregen: stuur zeker tien mails aan één persoon, net zo lang tot je óf een afwijzing óf een uitnodiging hebt. En ervaar dat niet als bedelen; die eerste tien mails lazen ze waarschijnlijk toch niet.’)

Eindeloos mailen, eindeloos koffiedrinken. Zo kregen ze hun ambassadeurs bijeen, die de olievlek verder moeten gaan verspreiden. Rosen voorop, die een stuk heeft geschreven waarmee hij al zijn volgers wil overtuigen lid te worden. Rosen: ‘Zo’n stuk heb ik nog nooit geschreven. Ik zet voor het eerst mijn reputatie op het spel.’

Met de ledenwerfactie hopen ze in een maand minimaal 2,5 miljoen dollar op te halen. Als de ‘founding members’ gemiddeld een vrijwillige bijdrage van 100 dollar betalen, zou The Correspondent er dus 25 duizend nodig hebben. Met het geld zouden ze zo’n vijf auteurs en zes andere medewerkers (beeldredacteuren, vormgevers, de gespreksredacteur) plus huisvesting, technologie, juristen en reiskosten kunnen betalen, om het een jaar lang te proberen.

Dunnink, Wijnberg en Pfauth op hun kantoor in Manhattan.Beeld Amy Lombard

De campagne is gebaseerd op één belofte: ze gaan het anders doen.

Anders dan die anderen, de traditionele nieuwsmedia. Die volgens Wijnberg ‘hun lezers cynisch maken, conflicten veroorzaken, en daarop parasiteren’. Vooral in Amerika, zegt hij, waar de media bijzonder commercieel gedreven zijn (topman Jeff Zucker van CNN zei onlangs dat hij voortdurend over Trump moet berichten, omdat het publiek anders wegloopt). Zeker nu ook internetgiganten als Google en Facebook in een kwaad daglicht zijn komen te staan met hun algoritmen die ophef waarderen.

Wijnberg zet zich soms zo hard af tegen de oude media, dat hij zelf zijn evenwicht verliest. ‘Vergeet nepnieuws, een giftige term’, kopte hij begin oktober boven een stuk op de website Medium, waarin hij zijn filosofie uiteenzette. ‘Echt nieuws is een nog veel groter probleem.’

In een bijbehorende tweet deed hij er nog een schepje bovenop. ‘Stel je voor dat het nieuws over zaken ging die er écht toe doen, in plaats van zaken waarvan de elites willen dat je er cynisch en machteloos van wordt, zodat zij de show kunnen blijven runnen.’ Nogal sensationeel gezegd door iemand die anderen beticht van sensatiezucht.

Het klonk ook een beetje populistisch, een beetje zoals Trump de media wegzet.

Het was een tweet waarvan hij spijt kreeg, zegt hij nu. ‘Het idee van een complot van de media, van een bewust georganiseerde samenzwering om ons te misleiden, daar willen we verre van blijven. Ik las het zo niet, maar toen ik dat terugkreeg – leercurve: o, lezen jullie het zo – heb ik hem verwijderd.

Hij staat nog wel achter zijn bewering dat echt nieuws erger is dan nepnieuws. Wijnberg: ‘Dat is gewoon zo! Op een heel erg complexe, genuanceerde, grijze manier. Het nieuws beneemt je systematisch het zicht op structurele ontwikkelingen in de wereld en niet incidenteel, zoals nepnieuws.’

De ideale ambassadeur ziet dat ook zo. Twee weken geleden pakte Pfauth de trein naar Baltimore. Naar David Simon, maker van The Wire, volgens Pfauth een groot voorbeeld van hoe je maatschappelijke ontwikkelingen blootlegt: de politieserie laat zien hoe de Amerikaanse samenleving, de politiek en de media de eigen binnensteden de rug hebben toegekeerd.

Pfauth was bij Simon geïntroduceerd door muzikant Rosanne Cash, bij wie hij weer was uitgekomen via Jay Rosen, de NYU-professor bij wie veel lijnen beginnen. Hij hoefde maar wat namen te laten vallen van andere ambassadeurs en Simon was om; zo werkt dat in de Amerikaanse netwerksamenleving.

‘Dat was geweldig’, zegt Pfauth. ‘Iemand die ik bewonder, bleek het mooi te vinden wat ík doe.’

Hij reed met Simon naar een plek om te lunchen. ‘Zat ik ineens in de auto bij de maker van The Wire die me Baltimore liet zien’, zegt Pfauth. ‘Toen ging het alsnog mis: ik wist niets meer uit te brengen. Ik was starstruck.’

Waar het nieuws niet is

‘Unbreaking news’ staat op het speldje op de revers van Ernst-Jan Pfauth en Rob Wijnberg: het motto van The Correspondent, de Engelstalige versie van hun journalistieke platform, waarvoor vandaag de crowdfundingscampagne wordt gelanceerd. Het motto staat ook op een bus die door Amerika gaat rijden en daarbij plekken aandoet waar geen nieuws te vinden is (lees: geen ‘sensationele, uitzonderlijke, negatieve gebeurtenissen’). De bus gaat onder meer naar een steenkoolmijn in Pennsylvania en een kunstcentrum voor gedetineerden in Ohio. Foto’s daarvan worden geplaatst op de thecorrespondent.com.