Direct naar artikelinhoud
AnalyseWODC

WODC verdwijnt na onderzoek van drie commissies dan toch uit de toren van Justitie

Minister Ferdinand Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) zet het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) letterlijk buiten de deur. Die stap werd dinsdag onvermijdelijk, nadat een door Grapperhaus zelf ingestelde commissie concludeerde dat in de verhouding van Justitie met het WODC ‘de balans tussen nabijheid en onafhankelijkheid is verstoord’. 

‘Dit had niet zo mogen gebeuren. Beleid moet losstaan van wetenschappelijk onderzoek.’Beeld ANP

Het WODC, dat voor het departement beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek uitvoert, is nu nog gehuisvest op de veertiende verdieping in de Justitietoren. Dat vergemakkelijkt gegevensuitwisseling. Maar het schept ook de mogelijkheid, stelt de commissie vast, van ‘oneigenlijke beïnvloeding’ door beleidsambtenaren van onderzoekers. Pogingen daartoe komen veel vaker voor dan tot nu toe werd aangenomen en niet uitgesloten kan worden dat ze soms ook effect hebben gehad. Dat schaadt de onafhankelijkheid van het WODC. Daarom krijgt het begin jaren zeventig opgerichte onderzoekscentrum eigen huisvesting en worden de regels voor beleidsonderzoek aangescherpt.

1. Aanleiding

De discussie rond het WODC begon door een uitzending van Nieuwsuur op 6 december 2017. Daarin werd op gezag van een anonieme klokkenluider en op basis van uitgelekte interne mails gemeld dat de beleidsdirectie van Justitie zich in 2013 en 2014 had bemoeid met de totstandkoming van, en bevindingen uit, drie drugsrapporten. Dat was volgens de betrokken ambtenaren nodig om geen conclusies te krijgen die haaks zouden staan op het coffeeshop- en cannabisbeleid van toenmalig minister Ivo Opstelten (VVD).

De klokkenluider schreef in 2014 een brief hierover aan de vertrouwenspersoon op het ministerie, waarop nooit antwoord kwam. ‘Ik werk al sinds 1981 in het beleidsonderzoek’, aldus de klachtbrief, ‘maar zaken als onder druk van beleid, en zelfs van je eigen directeur, bevindingen weghalen uit rapporten of slechtere offertes kiezen boven betere (het WODC besteedt ook veel onderzoek uit, red.), dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ Ook een herhaling van de klacht begin 2017, na het aantreden van een nieuwe vertrouwenspersoon, leidde niet tot respons.

Nog tijdens de Nieuwsuur-uitzending zei minister Grapperhaus: ‘Dit had niet zo mogen gebeuren. Beleid moet losstaan van wetenschappelijk onderzoek.’ Grapperhaus was net aangetreden op het woelige ministerie, waar zijn voorgangers Opstelten en Ard van der Steur (VVD) tussentijds hadden moeten aftreden. De kersverse bewindsman koos kort daarop voor een beproefde methode om het nieuws te bezweren: hij liet onderzoek instellen. Niet door één, maar door drie commissies.

De Kamer debatteerde er in januari 2017 alvast over. Aan de vooravond van dat debat maakte de klokkenluider zich bekend. Het bleek te gaan om de inmiddels gepensioneerde drugsonderzoeker Marianne van Ooyen. Haar klachten waren tegen haar wil bij Nieuwsuur terecht gekomen, vertelde ze. Maar nu dat eenmaal was gebeurd, wilde ze wel haar zorgen uitspreken over een goed verloop van de onderzoeken. Zou genoegzaam duidelijk worden onder welke druk zij al die jaren had moeten werken?

2. Bevindingen

De commissies gingen in februari 2018 van start. De eerste commissie (verwarrend genoeg WODC III genoemd) bracht onder de titel De melding terecht in juni vorig jaar een rapport uit. Onder leiding van hoogleraar arbeidsrecht Evert Verhulp werd vastgesteld dat Van Ooyen goede redenen had om te klagen over sturing door de top van het ministerie. Naar het oordeel van Verhulp had WODC-directeur Frans Leeuw onzorgvuldig gehandeld.

Leeuw, die al tegen zijn pensioen aanzat, hield daarop de eer aan zichzelf. In een verklaring schreef hij: ‘Alhoewel ik mij in de (generaliserende) kwalificaties over met name mijn leiderschapsstijl maar in beperkte mate herken, meen ik met deze stap het belang van het instituut en zijn medewerkers het beste te dienen.’

Merkwaardig genoeg werd Leeuw in het tweede onderzoeksrapport (formeel WODC I) min of meer gerehabiliteerd. Dat rapport verscheen eind oktober vorig jaar onder de titel Betrouwbaar onderzoek en werd uitgevoerd onder leiding van Jacques Overgaauw, oud-vicepresident van de Hoge Raad. Zijn commissie had als taak de deugdelijkheid van de drie betwiste drugsonderzoeken onder de loep te nemen. Conclusie: het ministerie had zich als opdrachtgever twee keer ‘niet behoorlijk’ en een keer ‘onbehoorlijk’ opgesteld, maar dit had de wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoeken niet aangetast.

Sterker nog, de onderzoeken van het WODC waren volgens Overgaauw ‘aan de maat’ en voldeden aan de standaarden die onder andere de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen (KNAW) hanteert. ‘Het is te rechtvaardigen dat de media de klokkenluider een stem hebben gegeven’, zei Overgaauw bij de presentatie van zijn onderzoek. ‘Maar er is veel collateral damage aangericht. De rapporten deugen.’

Zijn taxatie van de hele affaire had meer weg van een arbeidsconflict tussen Leeuw en Van Ooyen, dan van een wetenschappelijk dispuut. Na hevige onderlinge aanvaringen was Van Ooyen op een goede manier met pensioen gegaan. Van Ooyen reageerde daarop gebeten in een interview met NRC Handelsblad. ‘Bij zoveel oneerlijkheid kan ik me niet neerleggen’, zei Van Ooyen. ‘Dit voelt als een trap na, voor het oog van heel Nederland.’

3. Conclusie

Met het derde en laatste rapport dinsdag van hoogleraar rechtssociologie Marc Hertogh (formeel WODC II) gaat Van Ooyens wens naar een ‘zuiverder’ relatie tussen WODC en ministerie alsnog in vervulling. Grapperhaus zegt dat ‘de drie rapporten in samenhang bezien een kritisch beeld schetsen’. Hij toont begrip voor de huidige positie van het WODC, ‘die historisch is gegroeid’, maar noemt deze ‘een zwakke basis voor onafhankelijk functioneren’.

Volgens de onverbiddelijke Hertogh moet het uit zijn met ‘het spel van duwen en terugduwen’, waarin onderzoekers hun onafhankelijkheid steeds opnieuw moeten bevechten. ‘De W van Wetenschappelijk moet bij Justitie in de relatie tot het WODC bovenaan het prioriteitenlijstje staan.’

Meer over het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum:

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid komt op grotere afstand te staan van het departement. Het krijgt huisvesting in een eigen gebouw en de onafhankelijke positie van het instituut wordt verbeterd door een aanscherping van de regels voor beleidsonderzoek.

Klokkenluider Marianne van Ooyen van het wetenschappelijk onderzoeksinstituut WODC had goede redenen om te klagen over mogelijke beïnvloeding van onafhankelijke drugsonderzoeken door de top van het ministerie van Justitie. Haar klacht is door zowel de WODC-directeur als de secretaris-generaal van Justitie niet met de vereiste zorgvuldigheid behandeld, oordeelde een commissie onder leiding van hoogleraar arbeidsrecht Evert Verhulp.

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft zich als opdrachtgever inzake drugsrapporten twee keer ‘niet behoorlijk’ en een keer zelfs ‘onbehoorlijk’ opgesteld. Maar de bemoeienis van het departement heeft de wetenschappelijke kwaliteit van de betreffende rapporten niet aangetast. Dat is de uitkomst van een onafhankelijk onderzoek.