Direct naar artikelinhoud
Daniela Hooghiemstra

Wat zijn idealen waard als de verkondigers ervan op afstand leven van de praktijk die ze betreffen?

Wat zijn idealen waard als de verkondigers ervan op afstand leven van de praktijk die ze betreffen?

Vrijheid en gelijkheid zijn sinds de Franse revolutie in de (grond)wetgeving van westerse landen verankerd, maar met broederschap blijft het nog altijd behelpen.

De oorspronkelijke Franse term fraternité kan op twee manieren worden uitgelegd: als een band die ontstaat door een gedeeld gedachtegoed, of als een gevoel dat ontstaat door gedeelde ervaring. De laatste, romantische benadering spreekt mij het meest aan. Niet een opvatting, maar een gevoel is wat mensen bindt. Napoleon drong de revolutionaire gedachte aan Europa op. Pas nadat door taal, cultuur en historie afgebakende natiestaten waren ontstaan, werden de verlichte ideeën verwezenlijkt. Niet omdat iedereen hetzelfde dacht, maar omdat door een zeker gevoel van saamhorigheid de wil bestond om een samen­levingsvorm te vinden. Zo bezien is broederschap niet het gevolg van een gezamenlijk ideaal, maar eerder een voorwaarde daarvoor.

Europeanisering en globalisering brachten na de Tweede Wereldoorlog een nieuw soort burger: die van de wereld. Europeanen stapten uit hun nationale schuitjes op zoek naar grotere verbanden. En nu niet als koloniale overheersers, zoals vroeger, maar als brengers van welvaart en democratie.

Door de grensoverschrijdende ­politieke gedachtevorming ontstond afstand tussen de verkondiger van het ideaal en de plaats waar het verwezenlijkt moest worden. Met het miljardenbudget van de Europese Unie, de Verenigde Naties, ontwikkelingshulp, ngo’s en het internationale bedrijfsleven vormde zich een nieuwe, hoogopgeleide kaste van over de wereld vliegende anywheres, die zich ging onderscheiden van de sedentaire somewheres.

De anywheres propageren verlichte ideeën zoals openheid, gelijkheid en rechtvaardigheid, om daarna op te stijgen en verder te vliegen. De somewheres blijven achter met de praktijk. De anywheres zijn vrije individuen, de somewheres zitten vast in gemeenschappen. Terwijl de anywheres beweren dat menselijkheid niet stopt bij landgrenzen, ergeren de somewheres zich aan nieuwe buren die ze niet verstaan.

In Brussel en Genève worden vergaande besluiten genomen door mensen die niet wonen in de landen waar ze vandaan komen, noch in die waarover ze regeren. De Ierse filantroop Bono is met zijn band U2 om fiscale redenen ingezetene van ­Nederland, maar pendelt tussen zijn huizen in Zuid-Frankrijk, New York en Dublin, terwijl hij Afrika helpt ontwikkelen. Filantroop George ­Soros investeert miljoenen in het tot stand brengen van ‘open samen­levingen’, maar maakt daar als lid van een gesloten miljonairsgilde zelf geen deel van uit. De Clinton Foundation verbetert ‘levens over de hele wereld’, maar ligt in de VS onder vuur vanwege politieke belangenverstrengeling.

De vraag is wat idealen waard zijn als de verkondigers ervan op afstand leven van de praktijk die ze betreffen. Wat de inhoud kan zijn van idealen als de gemeenschappelijke ervaring ontbreekt.

Onder het motto van grenzeloze vrijheid en gelijkheid worden internationale carrières gebouwd en ­wereldwijd fondsen verzameld en uitgedeeld. Maar Europeanen zijn nooit van Brussel gaan houden, geen burger voelt zich vertegenwoordigd door de Verenigde Naties en Soros, Bono en de Clintons wekken argwaan.

Van vrijheid en gelijkheid is broederschap het stiefkind gebleven. De Franse krant Le Monde herpubliceerde onlangs een interview met de Franse, van oorsprong joods-Russische, schrijver, filmregisseur en ­diplomaat Romain Gary (1914-1980), auteur van o.a. de roman La vie ­devant soi, waarmee hij in 1975 de Prix Goncourt won. Na uit Rusland naar Polen en Engeland te zijn ­gevlucht en in Frankrijk en de VS te hebben gewoond, zei hij in dit gesprek, eind jaren zeventig, dat hij tot de slotsom was gekomen dat broederschap de essentie van de liefde is. De ware minnaar was volgens hem niet de vluchtige versierder Don Juan, maar de man uit de ­rurale streek Corréze, die 35 jaar lang, twee keer per dag, de liefde ­bedrijft met zijn eigen vrouw.

‘Waarheid en diepte’ waren volgens hem alleen te vinden in ‘dat langdurige verbond, de instinctieve verstandhouding op ieder moment, het delen van alle doelen in het ­leven, alles wat men wil doen, de dromen ook.’ Broederschap tussen man en vrouw noemde Gary ‘een van de grootste schoonheden van onze westerse samenleving’. Na twee echtscheidingen pleegde hij in 1980 zelfmoord.