Direct naar artikelinhoud
NieuwsVogelsterfte

Mysterieuze spreeuwensterfte? Nee, ze vlogen zich te pletter

Zowel het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam als het Wageningen Bioveterinary Research Laboratorium in Lelystad denkt het raadsel te hebben opgelost van de ‘massale spreeuwensterfte’, dit najaar in het centrum van Den Haag. Ze komen echter tot totaal verschillende conclusies. Ze aten giftige taxusbesjes, zegt  het laboratorium. Nee, zegt het museum: ze vlogen zich te pletter.

De vijftien onderzochte Haagse spreeuwen in het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam.Beeld Kees Moeliker

Naar schatting 10 duizend spreeuwen kozen in oktober en november de oude kastanjebomen in het Huijgenspark, hartje Den Haag, als slaapplek. Tot schrik van omwonenden lagen er elke ochtend tientallen dode spreeuwen op het gras. ‘Mysterieuze vogelsterfte in Den Haag: dode spreeuwen vallen massaal uit de lucht’, berichtten de media, en: ‘Massale spreeuwensterfte leidt tot complottheorieën over ‘geheime 5G-testen’’.

In dik twee weken werden zo’n 350 dode vogels gevonden. Uit voorzorg stelde de gemeente een uitlaatverbod voor honden in. Waren de vogels soms vergiftigd door omwonenden die boos waren over de vogeldrek op hun auto’s?

Uitlaatverbod in het Huijgenspark in Den Haag vanwege de dode spreeuwen.Beeld Kees Moeliker

Het Wageningen Bioveterinary Research Laboratorium in Lelystad kon een aantal oorzaken uitsluiten: de spreeuwen hebben niet de vogelgriep, het Westnijlvirus of het usutuvirus. Ook hebben ze geen landbouwbestrijdingsmiddelen of muizen- en rattengif in hun lijf. Het is waarschijnlijk een natuurlijke vergiftiging door de taxusplant.

Normaal kunnen de spreeuwen de taxusbessen gewoon eten, omdat het gif alleen in de pitten zit en niet in het vruchtvlees van de besjes. De pitten poepen ze doorgaans ongeschonden uit. Om helemaal zeker te zijn van een natuurlijke taxusvergiftiging, volgt nog een extra analyse. De uitslag daarvan komt begin januari.

Maar volgens Kees Moeliker, directeur van het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam, is iets heel anders de Huijgensparkspreeuwen fataal geworden. Zijn museum bezit een bonte collectie ‘dode dieren met een verhaal’ zoals de dominomus (2005) die 23.000 dominostenen van een recordpoging omver vloog, de Tweede Kamermuis (na een muizenplaag in 2012), de ‘traumameeuw’ (2011) die in botsing kwam met een traumahelikopter en het legendarische slachtoffer van homoseksuele necrofilie bij de wilde eend (1995).

Een schedelbloeding bij een van de onderzochte spreeuwen.Beeld Kees Moeliker

‘Op een zondagochtend ben ik met honorair conservator Erwin Kompanje naar het Huijgenspark gegaan’, zegt Moeiliker. ‘We hebben in een half uur vijftien dode spreeuwen gevonden. Dat was nog knap lastig, want ze vielen amper op tussen de spreeuwenpoep op het gras.’

In het museum werd sectie verricht op de vijftien vogels. Ze vertoonden geen tekenen van ziekte, met goed ontwikkelde spieren en enig onderhuids vet. Op het oog waren er geen infecties zichtbaar. Maar wel hadden ze allemaal ernstige inwendige bloedingen als gevolg van gescheurde levers. Ook hadden ze overduidelijk bloedingen in hun luchtpijp en onder en in het schedeldak.

‘Los van de traumatische schade oogden de inwendige organen bij alle spreeuwen fris en gezond’, aldus Moeliker. Zijn conclusie: ‘De onderzochte vogels zijn zonder uitzondering met grote kracht ergens tegenaan gebotst – tegen elkaar, tegen boomtakken, tegen de grond. Vergelijk het met iemand die na een auto-ongeluk het stuur in zijn buik krijgt gedrukt.’

In de vakliteratuur zijn daar meer voorbeelden van te vinden. Tijdens de jaarwisseling van 2010-2011 werden 4 duizend dode spreeuwen gevonden in een stadje in het Amerikaanse Arkansas. Dat werd door veel gelovige Amerikanen gezien als voorbode van het einde der tijden, maar de vogels waren vermoedelijk in paniek geraakt door vuurwerk. De zwerm raakte gedesoriënteerd en vloog te pletter tegen gebouwen en het wegdek. Drie Amerikaanse onderzoeksinstituten constateerden het ‘blunt force trauma’  – inwendig letsel dat door botte kracht is ontstaan.

De (gezond ogende) maag van spreeuw nummer 14 bij het Natuurhistorisch Museum.Beeld Kees Moeliker

‘In Arkansas ging het om 4 duizend spreeuwen op een zwerm van 1,5 miljoen’, zegt Moeliker. ‘In Den Haag gaat het om 350 vogels op een totaal van 10 duizend. Dat is dus geen massale sterfte.’ Hij vreest dat complotdenkers teleurgesteld zullen zijn. ‘Mensen horen het liefst een verklaring die een hoop dramatiek in zich heeft.’

Het museum denkt niet dat de Haagse spreeuwen letterlijk ‘dood uit de boom’ zijn gevallen, zoals media in november berichtten. ‘Dat kan de grote inwendige schade niet verklaren. Wij houden het erop dat de vogels in paniek zijn geraakt en op de vlucht sloegen. Bijvoorbeeld voor een bosuil die zich tegoed wilde doen aan een paar malse spreeuwen.’

De bevindingen van Moeliker en zijn team worden eind deze week gepubliceerd in Straatgras, het tijdschrift van het Natuurhistorisch Museum. Daar zijn de vijftien Huijgensparkspreeuwen tot eind februari te zien. Daarna blijven ze beschikbaar voor onderzoek.