Direct naar artikelinhoud
ColumnEva Hoeke

‘Mijn broertjes en ik hebben alle drie dezelfde moeder, maar ook alle drie een andere vader’, zei de serveerster

‘Mijn broertjes en ik hebben alle drie dezelfde moeder, maar ook alle drie een andere vader’, zei de serveerster
Beeld Valentina Vos

Het werk had me naar Limburg gebracht.

Tijdens de rit van twee uur had ik naar een podcast geluisterd over de gang van zaken in Amerikaanse rechtbanken terwijl een landschap van enorme stallen, lege wegen en gesloten rolluiken aan me voorbij was getrokken. Op het verkeersbord Kanaal Wessem-Nederweert had iemand de K afgeplakt, de radio in het café-restaurant draaide een Nederlandstalig nummer dat ik niet kon verstaan. Ik stond bij de bar, hoorde het schuiven van plastic, bestek dat in lades werd gedaan en verwachtte dat er elk moment iemand uit de keuken zou komen. Op mij na was er niemand in de zaak. Ik zag een foto en een brandende kaars, aan de muur hing een jezusbeeld en er knipperden lichtjes in de vensterbank. In het zuiden begint Kerst altijd net iets eerder.

‘Kan ik u helpen?’ Ik keek op van de kaart, achter de bar stond een meisje met de blauwste ogen van heel Limburg. Ze droeg een zwart bedrijfsoverhemd en een sloof, in haar neus en oren zaten ringen en diamantjes. Ik werd me ineens sterk bewust van mijn leeftijd. ‘Wat is een salade Tok & Knor?’ vroeg ik.

De serveerster: ‘Da’s met ei en spek.’

Even later zette ze een kop thee en een uitsmijter kaas voor me neer. Ik rolde het bestek uit een papieren servet en wees ermee in de richting van de foto op het buffet. ‘Wie is dat?’ Het meisje keek ernaar. ‘Dat was de eigenaar, die is zeven jaar geleden overleden. De eigenaresse is 72, voor haar is dat nog altijd, eh, heel dichtbij, zeg maar.’

De deur zwaaide open, er kwam een man binnen, er stond Leesmap.nl op zijn jas. ‘Hee Sjef,’ zei de serveerster. Ze streek afwezig met haar hand over haar haar, haar nagels parelmoerkleurig. ‘Ik heb het hier altijd goed gehad maar toch stop ik binnenkort’, zei ze. ‘Ik ga weer terug naar school. Zeven jaar geleden is mijn moeder overleden, ik was 14. Mijn broertjes en ik hebben alle drie dezelfde moeder, maar ook alle drie een andere vader. Dus toen zij stierf, moest ik voor mijn kleine broertje zorgen, want mijn stiefvader moest werken.’

Ze zei het zonder verwijt.

‘Maar toen kreeg mijn stiefvader twee weken na de crematie ineens een relatie met de stiefmoeder van mijn moeder. En toen is het allemaal bergaf gegaan. Want zij kwam meteen bij ons wonen en wist het wel even te vertellen allemaal. Nou, dan moet je net ons hebben. Mijn broer en mijn schoonzus zijn uiteindelijk met de middelvinger omhoog uit huis gegaan, en toen heeft ze ook nog voor elkaar gekregen dat mijn broertje in een pleeggezin werd geplaatst. Ik belde mijn vriend en zei: je moet me nu komen halen, want ik pleeg een moord. Ik heb haar daarna nog één keer gesproken, toen ik de spullen van mijn moeder wilde hebben die nog op zolder stonden. ‘Nou’, zegt ze. ‘Dan ben je mooi te laat, want ik heb een container laten komen.’’

De keukendeur ging open, de kok kwam binnen.

‘Was lekker, hoor’, zei ik, wijzend op mijn lege bord.

‘Moet ook’, bromde hij.

‘Ja, heeft het gesmaakt?’, zei de serveerster, ineens weer de serveerster.

‘Ik bekijk altijd alles van de positieve kant’, zei ze even later bij het afrekenen. ‘Heb ik van mijn moeder, die had dat ook. Daarom wil ik ook weer naar school. En daarna misschien de jeugdzorg in of iets anders sociaals.’ Ze wees op de tatoeage op haar onderarm. ‘Dit is het boeddhistische teken voor struggles in life. Ik dacht, dat past wel.’ Ze lachte, verontschuldigend ineens.

eva.hoeke@volkskrant.nl