Direct naar artikelinhoud
InterviewGeorge R. R. Martin

George R. R. Martin kan over zijn personages praten alsof hij ze vanochtend nog aan de telefoon had

Game of Thrones, de razend populaire tv-serie, is gebaseerd op de razend populaire boeken van George R. R. Martin. Die heeft wel even tijd voor een groepsgesprek. Maar vragen waar deel 6 nou toch blijft, dat is niet de bedoeling.

George R. R. Martin kan over zijn personages praten alsof hij ze vanochtend nog aan de telefoon had
Beeld Hollandse Hoogte / Polaris Images

‘Schrijven is werk. Ik werk niet graag. Ik ben blij wanneer het achter de rug is. Toen ik klaar was met Fire and Blood en ik het allemaal uitprintte en naar de uitgeverij stuurde: dát gaf een euforisch gevoel. Toen het over en uit was. Maar toen ik het aan het schrijven was?’

George R. R. Martin (70), schrijver van zeven romans, twaalf verhalenbundels en een kinderboek, maar voor alles de auteur van A Song of Ice and Fire, de onwaarschijnlijk populaire fantasy-reeks waarop de onwaarschijnlijk populaire tv-serie Game of Thrones is gebaseerd, schrijft niet graag. Hij zegt het onbewogen, matter-of-fact, alsof hij net aan vijftien internationale journalisten heeft gemeld dat hij niet enthousiast wordt van een broodje eiersalade.

‘Wanneer een boek af is, is er die ongelooflijke roes’, zegt hij in een vergaderzaal van zijn uitgever Penguin Random House, midden in Manhattan. ‘Zeker nu, omdat het al zo lang geleden was dat ik een boek heb afgerond. Die sensatie duurde een dag. Want de volgende dag vroeg iedereen al: waar blijft de volgende? Waar blijft de volgende? Het gaat altijd om de volgende.’

Het is het bizarre lot van de bestellerauteur, in het bijzonder van het kaliber George R. R. Martin, van wie er vermoedelijk maar één is: George R. R. Martin. Zijn enorme schare betrokken fans kan zomaar veranderen in een horde hongerige wolven die op internet huilen om één ding: Deel zes! Deel zes!

Martin heeft het er zelf een beetje naar gemaakt. In 1991 begon hij aan A Game of Thrones, het eerste deel in wat een zevendelige reeks zou moeten worden, A Song of Ice and Fire. Het epos over het fantasie-continent Westeros, waar diverse koningshuizen (in het gezelschap van onder meer draken en reuzen) strijden om een troon, was een instant-succes dat met elk nieuw uitgebracht deel verder groeide; het vierde boek belandde bij uitkomst in 2005 direct boven aan de bestsellerlijsten.

Toen HBO in 2011 begon met de op de reeks gebaseerde tv-serie, vlogen de boeken helemaal uit de schappen: van A Song of Ice and Fire zijn wereldwijd zo’n 90 miljoen exemplaren verkocht. Ze zijn verkrijgbaar in 47 talen. HBO’s Game of Thrones, uitgezonden in 170 landen, is de populairste tv-serie op aarde.

Maar met de schare fans groeide ook de wachttijd voor het volgende deel. Deel vijf verscheen na zes jaar wachten, in 2011. Deel zes, The Winds of Winter genaamd, is er nog altijd niet. De enorme populariteit van Game of Thrones, gaf Martin onlangs toe in de Britse krant The Guardian, maakt het lastig om door te pakken met de boekenreeks: ‘Elke keer als ik ga zitten [om te schrijven, red.], ben ik me ervan bewust dat ik iets geweldigs moet doen, en trachten iets geweldigs te doen is een aanzienlijk gewicht om te dragen.’

Ongeduldige lezers verwijten Martin zijn tijd te verspillen aan secundaire zaken: hij schrijft mee aan de vijf prequels van Game of Thrones die HBO aan het ontwikkelen is, en werkte aan de serie Nightflyers voor het Amerikaanse sciencefictionkanaal SYFY (fan op Twitter: ‘Dit was GRRM aan het doen in plaats van ons dat volgende boek te geven?!?’). En nu is er met Fire and Blood dus eindelijk weer een boek van zijn hand – maar is het het ‘verkeerde’ boek.

Overvliegen voor twee vragen

In de vergaderzaal van Penguin Random House zijn de tafels opgesteld als in een werkcollege. De zoals meestal met een zwart petje getooide George R. R. Martin (die met zijn imposante pluisbaard en markante hoofd uit zijn eigen serie lijkt te zijn weggelopen) zit aan een apart tafeltje vooraan. Hij bepaalt wie wanneer het woord krijgt.

Want ook dat behoort tot het takenpakket van de bestsellerauteur met rocksterrenstatus: een interview met hem heet ‘rondetafelgesprek’ en is feitelijk niet meer dan een persconferentie. Er zijn onderwerpen die verboden terrein zijn: Martin kan niet praten over The Winds of Winter, is ons vooraf te verstaan gegeven, noch over het volgende deel in de HBO-serie. ‘Verder is hij in goede gezondheid en wenst hij daar verder geen vragen over te beantwoorden’.

Martin: ‘Schrijven is werk. Ik werk niet graag. Ik ben blij wanneer het achter de rug is. Toen ik klaar was met Fire and Blood en ik het allemaal uitprintte en naar de uitgeverij stuurde: dát gaf een euforisch gevoel.Beeld EPA

Van de vijftien journalisten is het merendeel uit Europa komen overvliegen, om één vraag te mogen stellen. Misschien twee.

Een Scandinavische journalist: ‘In Scandinavië hebben we grote sagen. Ik vroeg me af: heeft u Scandinavische sagen gelezen?’ (Martin: ‘Jazeker, tijdens mijn studie volgde ik een werkgroep Scandinavische geschiedenis.’)

Een andere journalist: ‘U realiseert zich neem ik aan dat u de basis heeft gelegd van het populairste wereldwijde narratief in de geschiedenis van de mensheid?’ (Martin, een beetje opgelaten: ‘Dat is nogal een boude bewering. Ik weet dat zo net nog niet, hoor.’)

Wat George R. R. Martin wél op zijn conto kan schrijven: door zijn op de middeleeuwen gestoelde verhalen, met vliegende draken, ijzige zombies en andere magische figuren, ontsteeg fantasy de lezersniche van computernerds en goths, subgroepen waarmee het genre decennialang werd geassocieerd. Dankzij George R. R. Martin werd fantasy mainstream, bereikte het een miljoenenpubliek.

Een andere belangrijke verdienste: Martin veranderde het genre van binnenuit. Hij behield het alles-is-mogelijk van mythische fantasiewerelden, maar koppelde het aan een vorm van realisme: zijn verhalen gaan over macht, familie, ambitie en geschiedenis. Ze spelen zich af in gure forten, groezelige bordelen en grauwe dranklokalen; reële locaties, geen luchtkastelen. Ze worden bevolkt door personages van vlees en bloed, niet van bordkarton: helden met tekortkomingen, schurken met gewetensbezwaren.

Jaime Lannister, gespeeld door Nikolaj Coster-Waldau.Beeld RV

De gebeurtenissen in A Song of Ice and Fire concentreren zich rond 300 na V. (‘na de Verovering’ van de zeven koninkrijken), wanneer de moord op koning Robert Baratheon (voorafgegaan door de mysterieuze dood van diens stafchef Jon Arryn) een machtsvacuüm in Westeros creëert. Tussen verschillende grote familiehuizen van het rijk breekt een oorlog uit over de IJzeren Troon. Familie-intriges en strategische huwelijken zijn daarbij net zo bepalend voor het verloop als veldslagen, die worden beslecht door het loslaten van vuurspuwende draken.

Intriges en dwarsverbanden

Het zijn de middeleeuwen met een flinke scheut mythen. Elk hoofdstuk wordt verteld vanuit het perspectief van een ander personage. En met elk nieuw deel van ASOIAF, zoals de fans de serie noemen, neemt het aantal intriges en dwarsverbanden exponentieel toe.

Een ASOIAF-beginneling zal het met verwondering tot zich nemen: van de verwikkelingen rond het huis Targaryen (waar incest tussen broers en zussen de regel is ‘om de bloedlijn zuiver te houden’) en de impact van een zombiedraak, tot de ijver waarmee lezers hun fandom serieus nemen, een alternatief Wikipedia over de serie volschrijven (A Wiki of Ice and Fire op de website westeros.org), en hele delen van de serie in kostuum naspelen.

Of de vragen waarmee zij online worstelen:

‘Grenst het Noorden geografisch aan Asshai?’

‘Zou je liever vechten met een Balerion (kat) ter grootte van een Balerion (draak), of met 100 Balerions (draak) ter grootte van een Balerion (kat)?

‘Waar gaan de hoeren heen?’

In Manhattan zal GRRM (koosnaam van zijn fans) de antwoorden schuldig blijven. Vragen naar plotwendingen wimpelt hij steevast af met een ‘sorry, daar laat ik mijn lezers graag over peinzen’. Wel wil hij ingaan op de hedendaagse parallellen die lezers zien in zijn epos, al laat hij die zich niet al te makkelijk aanleunen.

Is de vaak herhaalde uitspraak ‘Winter is coming’ in zijn epos een metafoor voor de dreiging van klimaatverandering? (‘Mensen, ik begon deze serie te schrijven in 1991’). Is De Muur die Westeros in het Noorden begrenst een vingerwijzing naar Amerika’s migratiebeleid? (‘Nogmaals: 1991’). Heeft Martin, die immers herhaaldelijk publiekelijk kritiek leverde op de huidige president van de Verenigde Staten, zijn boeken bedoeld als een waarschuwing tegen Trump?

Martin: ‘Zover ik weet leest Trump geen boeken.’

‘Mijn serie is geen politieke allegorie van moderne tijden’, benadrukt hij. Maar op een dieper niveau zijn er volgens hem wel parallellen. ‘Het is een universeel gegeven dat we gigantische bedreigingen, die hele beschavingen kunnen vernietigen, vaak negeren ten faveure van alledaagse problemen. Dat geldt in Westeros, waar iedereen bezig is met zijn onderlinge ruzietjes, terwijl de werkelijke dreiging van The Others (de White Walkers, in de HBO-serie) komt. Het geldt zeker ook voor de klimaatverandering. En als je Duitse kranten uit de jaren dertig inziet, lees je over belastinghervorming, banen creëren, gezondheidszorg. Allemaal belangrijke onderwerpen, maar (met een hoog, gek stemmetje:) The Nazi’s! The Nazi’s are there! Can you pay a little bit more attention to the Nazi’s!’

Één-wereld-visie

Zijn wereldbeeld is gevormd door de boeken die hij als kind las. Kleine George, zoon van een havenarbeider en een fabrieksmedewerker, groeide op in grauwe sociale woningbouw in New Jersey, uitkijkend over de schepen en dromend over plaatsen die hij nooit zou bezoeken. En hij las: fantasy, horror en heel veel sciencefiction.

Martin: ‘Verhalen over hoe wij de aliens zouden overwinnen. Niet de Amerikanen, niet de Chinezen, niet de Fransen. Maar wij, het menselijk ras: de aardmannen of de aardelingen of wat de term ook was. Veel vroege sciencefictionschrijvers die mij hebben beïnvloed, zoals Poul Anderson of Robert A. Heinlein, hadden een één-wereld-visie. We wisten niet precies hoe maar wel dat de regeringen van alle landen zich moesten verenigen. Ik denk dat we daar nog steeds naar moeten streven.’

Geschiedenis van de middeleeuwen of de Romeinen, ook zo’n belangrijke inspiratiebron. En Tolkien natuurlijk, de alfa en omega van de klassieke fantasy, John R.R. Tolkien, met wie Martin, behalve zijn middelste initialen, onder meer een literaire voorliefde voor veel moord en doodslag deelt.

Jon Snow gespeeld door Kit Harington.Beeld RV

‘Natuurlijk, Tolkien was van enorme invloed op mij; álle fantasy staat in zijn schaduw. Maar Tolkien ging het meer om mythen, hij probeerde een mythologie voor Engeland te schrijven. Ik daarentegen probeer fantasy te vermengen met de grofkorreligheid van echte geschiedenis, en daar horen personages bij die complexer en tegenstrijdiger zijn. Minder zwart-wit dan die van hem.’

‘Tolkien schrijft in The Lord of The Rings simpelweg dat koning Aragorn wijselijk voor honderd jaar regeert. Maar wat is wijsheid? Wat deed hij met die duizenden en duizenden overgebleven Orcs? Rehabiliteerde hij hen, probeerde hij hen op te voeden tot goede burgers? Of kwam er een Orc-genocide? Ik denk dat veel koningen en presidenten proberen wijs te besturen, maar wijsheid is een schaars goed, en zelfs al heb je goede bedoelingen dan kun je nog fouten maken.’

En dát is dus realistischer, vindt hij.

Neem Daenerys, de prinses die over vliegende draken beschikt. Haar luchtmacht, noemt Martin hen. ‘Anderen hebben de draken vergeleken met nucleaire wapens, en carpet bombing. Hoe dan ook, ik heb in mijn boeken expliciet willen maken dat de draken een destructieve kracht zijn. Door hen kan Daenerys hele steden vernietigen. Ze is bij machte te verwoesten. Maar is ze ook bij machte te regeren? Veel landen beschikken over nucleaire wapens, en allemaal kunnen ze een vijand volledig wegvagen. Wat niet wil zeggen dat ze vijanden kunnen ombuigen naar hun wil. Heersen is iets heel anders dan vernietigen.’

George R. R. Martin kan over zijn personages praten alsof hij ze vanochtend nog aan de telefoon had. En wanneer hij achter zijn oude DOS-computer kruipt en zijn Wordstar 4.0-programma opent (‘Dat is een heel stabiel systeem en niet verbonden met internet, dus ik kan geen virussen krijgen en ik kan niet worden gehacked’), ‘dan ben ik volledig ondergedompeld, dan ben ik in Westeros, dan ben ik met Arya, dan ben ik met Tyrion, dan ben ik met Jon Snow. En dan zeg ik: oké, wat moet er nu gebeuren? Ik lééf die verhalen.’

Daenerys Targaryen, gespeeld door Emilia Clarke.Beeld RV

Waarom is het dan zo moeilijk dat zesde deel te schrijven? Waarom kwam hij dan eerst met Fire and Blood?

Martin: ‘Bij de serie ben ik op het punt aangekomen dat ik tien tot twaalf romans met elkaar probeer te verweven. Elk hoofdstuk is een ander personage, met een bepaalde stem, met een bepaalde emotionele staat, die zich op een bepaalde plek bevindt, omringd door bepaalde bijrollen. Er gebeurt van alles simultaan. Fire and Blood daarentegen is geen roman, maar een geschiedschrijving, over het huis Targaryen. Het beslaat 150 jaar, er is een cast van duizenden personages, dat was ook niet makkelijk. Maar het is lineair, dus het is te doen, snap je? Ik begon bij de eerste slag, daarna volgt de tweede slag, dan de derde. 

‘Het is redelijk rechttoe, rechtaan, hoe complex het ook lijkt. Dit boek was makkelijker.’

Over Fire and Blood 

Terwijl de halve wereld in spanning wacht op The Winds of Winter, het almaar vooruitgeschoven deel zes in de zevendelige serie A Song of Ice and Fire, schreef George R.R. Martin Fire and Blood – een boek dat je kunt samenvatten als zuiver studie-ontwijkend gedrag.

De aanleiding (of de schuld) ligt bij de Zweedse über-fans Elio M. Garcia en Linda Atonssen, die een koffietafelboek met tekeningen wilden maken (werktitel: The World of Ice and Fire) en Martin vroegen daarvoor wat korte tekstjes te schrijven. Martin leverde, heel martinesque, 350 duizend woorden in, waarmee het oorspronkelijke concept de prullenbak in kon, en een nieuwe vuistdikke pil (879 pagina’s) was geboren.

Fire and Blood (in het Nederlands vertaald als Vuur en Bloed, vorige week verschenen bij uitgeverij Luitingh-Sijthoff) beschrijft de opkomst van de dynastie van Targaryen, beginnend bij Aegon de Veroveraar in 114 VdV (voor de Verovering).

Het is ­– ook geheel volgens de aard van het beestje – het eerste deel van een tweeluik.

Recensenten reageren verdeeld: The Sunday Times noemt het boek ‘een meesterwerk van populair-historische fictie’. Maar veel critici vinden Fire and Blood een droge opsomming van bloedeloze fantasiefeiten, die op zijn best interessant zijn voor diehard-fans. GQ oordeelt het felst: ‘Het probleem van Fire and Blood is dat het niet inspirerend is om te lezen. Het is een geschiedenisboek over een wereld waar we geen belang bij hebben, omdat we – spoiler alert – er niet in leven.’

Daar denken lezers kennelijk anders over. Fire and Blood belandde vorige week op de New York Times Bestseller List direct op nummer 1.