Direct naar artikelinhoud
Column

De toespraak van Sigrid Kaag was een verademing

De toespraak van Sigrid Kaag was  een verademing

Geregeld heb ik me afgevraagd of Sigrid Kaag wel­eens op het grote boze internet kijkt en de walgelijke dingen ziet die daar geschreven worden. Over haar, onze minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die wijs, slim, kundig, aardig en bedachtzaam oogt en die in het kader van ‘gaan voor kwaliteit’ natuurlijk gewoon minister van Buitenlandse Zaken had moeten worden.

(Dat laatste vindt Stef Blok overigens stiekem ook, vooral wanneer hij weer eens in het openbaar moet optreden en in zijn zweterige handen een vlekkerig spiekbriefje met aanwijzingen van zijn echtgenote klemt: ‘NIET Suriname beledigen. NIET over ras of cultuur of de Turkse bakker beginnen. NIET filosoferen. NIET de Belgen beschimpen. NIETS over vrouwen en irrationaliteit zeggen. Tais-toi et sois beau – vraag maar aan Sigrid wat dat betekent.’)

Al sinds Kaags aantreden in het kabinet verspreiden Russisch trollentuig, dolende complotdenkers, mensen die zich ‘opiniemaker’ noemen en andere vuurtjesstokers zoveel drek over haar, dat erdoorheen ploegen alleen met een waadpak aan lukt. Meestal gaat het over haar huwelijk met een Palestijnse man, hetgeen mensen inspireert tot termen als ‘Hamas-lover’, ‘Pali-hoer’, ‘terrorist’ en ‘Jodenhater’ die stiekem een moslima is en ons belastinggeld aan donkerhuidige types in verweggistan vergooit – of aan Rihanna – terwijl ‘onze ouderen’ de hele dag in een luier moeten liggen.

In een kwaliteitskrant las ik laatst dat ‘Nederlanders’ over dit laatste ‘woest’ zijn, al bleef jammer genoeg een beetje in het midden of die ‘Nederlanders’ echt bestaan, en of ze niet alleen over woestheid beschikken maar ook over enig elementair benul van hoe beleid wordt gemaakt in dit land.

Zondag ging Kaag waardig in op deze vuilspuiterij. ‘Ik ben vrouw. Katholiek opgevoed. Een Nederlander. Mijn enige nationaliteit. Ik was diplomate en nu politica. Een echtgenote, en moeder van vier kinderen. Die soms in Nederland moet uitleggen dat haar dochter, die anders oogt, inderdaad haar dochter is. Soms word ik, vanwege mijn huwelijk en carrière, behandeld als vreemdeling in eigen land. En dan vraag ik me af: wie bepaalt dat eigenlijk? Wie de Nederlandse vreemdeling is, en wie niet? In het stereotype hoor ik daar soms kennelijk toe, en pijnlijker: ook mijn kinderen. Het raakt me. Het motiveert me.’

Het is een mooie passage over de vele lagen van het begrip ‘identiteit’. Uit een zinderende Abel Herzberglezing over de democratische rechtsstaat, en over niet stilzwijgend wegkijken wanneer deze wordt ondermijnd door het oprukkende ‘tribale identiteitsdenken’, dat we terugzien in ‘de roep om een sterke man, die redding zal brengen’ en in het denken waarin ‘feiten geen feiten meer zijn’ en ‘de pers een tegenstander’ is.

Haar visie op de omgang met de wantrouwenden en de angstigen: ‘Angst niet voeden, maar opvangen. Waarde geven aan de kansen van anderen, juist diegenen die geen stem of politiek kanaal hebben. Uit overtuiging dat de kracht van verantwoordelijkheid nemen is wat je ermee doet voor een ander, niet voor de eigen achterban of bevolkingsgroep. Door elkaar niet te reduceren tot één kenmerk van ons wezen.’

Het was een verademing in een tijd waarin zoveel politici in de top van de coalitie denken dat je er komt door de burger die ze ‘bezorgd’ noemen kritiekloos gelijk te geven, de grofheid te kopiëren en de rechtsstaat bij het grof vuil te zetten in hun kruiperige ijver om bij het volk in het gevlij te komen.