Direct naar artikelinhoud

Mano Bouzamour: 'De islam heeft een overdosis humor nodig'

Na zijn debuutroman De belofte van Pisa (2013) werd Mano Bouzamour (27) omarmd door het publiek en verguisd door zijn familie. Het duurde dus even voor hij het schrijven van het vandaag verschenen Bestsellerboy aandurfde.

Mano Bouzamour.Beeld Valentina Vos

Er zijn zelfs momenten geweest dat Mano Bouzamour dacht: ‘Ik had dat boek verdomme nooit moeten schrijven.’

Dat boek: De belofte van Pisa, de bestverkochte debuutroman van 2014.

Hij was 22 toen de roman verscheen.

Wanneer waren die momenten?

‘Als alles tegenviel. Als ik supermoe was. Als ik voelde dat ik bijna alles kwijt was.’

Je bedoelt: je ouders, je oude vrienden.

‘Ja. Ja.’ Meteen: ‘Maar het is wel mijn schrijverschap. Ik ben erg trots dat ik het heb gedaan.’

Zijn eerste roman beschrijft de Marokkaanse jongen Sam, uit de beruchte Amsterdamse Diamantbuurt. Hij kan goed leren, maakt van zijn zolderkamertje een kleine bibliotheek en stroomt door naar het deftige Hervormd Lyceum Zuid, schipperend tussen twee culturen. Het geeft een kijkje van binnenuit op het hypocriete leven van Marokkaanse-Nederlandse straatjongens, opgegroeid in streng islamitische gezinnen. Wat nou, een diefstalletje? Hoezo, geen alcohol? Lang leve de seks met Hollandse meisjes. Zolang je maar naar de moskee gaat.

De zwaar gelovige ouders van Bouzamour waren niet blij met de roman − al konden ze die zelf niet eens lezen. Mano werd het huis uitgegooid; de sloten vervangen. Zijn vroegere vrienden lieten hem genadeloos vallen.

Uitgekotst op straat, verstoten door familie, maar omarmd door de literaire wereld. Over die diepdroevige en spectaculaire tijd gaat zijn tweede roman, Bestsellerboy. Met deze keer een hoofdpersonage genaamd Mohamed, de oorspronkelijke naam van Mano.

Het motto van de vandaag verschenen roman is een citaat van Oscar Wilde: ‘Als de goden ons willen straffen, verhoren ze onze gebeden.’

Je wilde met je eerste roman een bestseller schrijven. Dat is gelukt – maar je hebt er wel een prijs voor moeten betalen.

‘Ik wist niet dat er voor dingen prijzen betaald moesten worden. Ik wilde die literaire wereld bestormen, niet wetende wat me daarna allemaal te wachten stond. Gelukkig ook maar. Want anders…’

Want anders?

‘Goeie vraag. Ik weet het niet. Ik had wat speldenprikken verwacht, maar ik had niet verwacht dat alles zo uit mekaar zou knallen. En wat het met me zou doen. Op een gegeven moment durfde ik geen boek meer aan te raken, ik durfde de muziek niet meer op te zetten waarnaar ik luisterde tijdens het schrijven van mijn eerste roman.’

Wat was die angst precies?

Zucht. Denkt. ‘Wat is die angst? Godver. Die heeft met heel veel te maken. Je moet weer presteren. In de ogen van jezelf, in de ogen van anderen. Dan was ik bezig op de sportschool en kwam er een mevrouw naar me toe: ‘Ik vond je boek fantastisch. Maar wanneer verschijnt je tweede? Ik heb de hoop al opgegeven.’ Het allerpijnlijkste was dat ik niet meer achter mijn bureau durfde te gaan zitten om opnieuw te beginnen.’

Uit Bestsellerboy:

Ik rolde op mijn Vespa door de Van Woustraat op weg naar mijn allereerste lezing. De jongens bij de snackbar groette ik, maar niemand groette terug. Sterker nog, toen ik voorbijreed, werd er gescholden. ‘Vieze vuile verrader!’, ‘Vuile overloper!’, ‘Vuile kankerjood!’

Bij jou was er meer aan de hand dan een klassiek writer’s block.

‘Ja, natuurlijk. Ik werd gestraft omdat ik gewoon had gedaan waar mijn passie ligt: schrijven. Erg oneerlijk.’

Uit Bestsellerboy:

Broer Omar: ‘Hoe haal je het in je hoofd?’

Ik vroeg: ‘Wat?’

‘Die gore sekscènes? Het gespot met het geloof? Wat gaan mensen wel niet denken? (…) Ik kan niet wachten om het straks aan vader en moeder te vertellen. En daarna bel ik alle ooms en tantes, nichten en neven. Om te vertellen wat voor duivels boek je hebt geschreven. Zodat je nergens meer terechtkunt.’

In je nieuwe boek geef je je eerste roman de fictieve titel: Mohamed, de proleet.

Meteen: ‘Wat vond je ervan?’

Ik schoot erom in de lach, maar…

‘Maar?’

Ik ben geen moslim.

‘De islam heeft humor nodig. Een overdosis humor. Het idee voor deze titel kwam gewoon aanwaaien. Maar wat ik zo interessant vond, is dat je door één letter te veranderen, iets een totaal andere betekenis geeft. Dat is ook zo waanzinnig aan taal.’

Ben je niet bang dat het weer een hoop gelazer zal geven?

‘Ik ben niet bang. Als ik schrijf dan…dan moet ik gewoon dat veld op kunnen. En alles kunnen schrijven en zeggen en denken wat ik wil. Ik wil trouw blijven aan mijn gekte. Ik wil het allerbeste verhaal vertellen. En het allergeestigste verhaal.

‘Op straat heb ik geleerd verhalen te vertellen. Op het schoolpleintje, op het voetbalveldje. Ik heb er grappen leren maken, harde en scherpe grappen. Je moest altijd op je strepen staan. Voor jezelf opkomen. Daarna begon ik naar films te kijken, ik keek goed naar de ondertiteling, en ik ging boeken lezen. Van de grote rappers printte ik de lyrics uit, om te begrijpen wat ze me wilden vertellen, in al hun gedrevenheid. Zo ben ik gaan schrijven.’

Je was harstikke trots op je eerste roman, maar de presentatie ervan was dubbel: je ouders waren er niet.

‘Het was de mooiste, maar tegelijk ook treurigste dag van mijn leven.’

Hoofdpersoon Mohamed vat intens verdriet samen in een snijdend kort zinnetje: ‘Ik ben een wees met levende ouders.’

‘Zo heb ik me ook gevoeld, vaak. Dat is zo’n notitie die ik heb gemaakt toen ik door de stad zwierf. Aan de andere kant gaf de roman me ook heel veel kracht. Om de dingen te doen die ik moest doen. Je verliest en je wint: dat is hoe het leven soms werkt.

‘Mijn ouders en ik zien elkaar nu weer. Het contact is hersteld. En ik hou heel veel van ze. En zij houden van mij. Maar ik zal wel altijd blijven schrijven en doen wat ik wil.’

In Bestsellerboy legt de vader de hand op de schouder van zijn zoon Mohamed:

‘Zoon, al heel lang wil ik je iets vragen…’

Ik bloeide even op. Iedere vorm van vaders nieuwsgierigheid was een zeldzaamheid die ik koesteren moest. Ik knikte hem toe via de spiegel.

Lachend vroeg hij: ‘Wanneer ga je een huis voor ons kopen in Marokko?’

Er zit veel in die vier zinnen.

‘Het is fictie, maar het zegt zo veel, ja. Net zoals de opdracht voor in het boek: ‘Voor mijn ouders, die niet kunnen lezen – godzijdank.’ Ik bedoel: ik zou graag willen dat ze konden lezen. Als ik als kind een tekening maakte, liet ik die als eerste aan hen zien. Ik draag het boek op aan mijn ouders. Maar ik ben aan de andere kant ook blij dat ze het niet kunnen lezen.’

Mano Bouzamour.Beeld Valentina Vos

Jouw vader was leraar in Marokko, zei je broer Solaiman in een Volkskrant-artikel.

Ineens stug: ‘Ja, dat scheen mijn broer te hebben gezegd.’

Wat was je vader dan in Marokko?

‘Geen leraar, in ieder geval. Hij had geen werk in Marokko.’

Hij kan ook echt niet lezen?

‘Wel Arabisch, lezen en schrijven. En hij spreekt heel gebrekkig Nederlands. Mama kan niet lezen en schrijven.’

Hoe kwam jouw broer erbij om te zeggen dat je vader leraar was?

‘Ik zou het niet weten.’

Het is toch gek om zoiets te beweren?

‘Ja.’ Hij zwijgt. Later zegt hij: ‘Mijn vader wordt door vrienden en familie gezien als een Koran-geleerde, misschien bedoelde mijn broer dat.’

Het artikel in de Volkskrant (2013) beschrijft hoe het levensverhaal van hoofdpersonage Sam in de media bijna een-op-een het verhaal van Mano werd – wat de verkoop van de roman geen kwaad deed.

Uit kranten en praatprogramma’s rees het beeld op dat je ouders zich totaal afzijdig houden van de Nederlandse samenleving, maar uit verhalen van je broers in dat artikel blijkt dat ze jullie juist motiveerden om hier verder te komen.

‘Natuurlijk hebben ze dat gedaan. Elke ouder wil dat toch? Maar ze stimuleerden ons voor zover ze dat konden. Ik bedoel, en dat is volgens mij tekenend voor het geheel: ik ben een keer blijven zitten en mijn ouders zijn daar nooit achter gekomen. Omdat ze niet weten hoe het schoolsysteem werkt.’

Maakt dat je boos?

‘Ja, maar…’

Maar dat heeft geen zin?

‘Nee, precies.’ Denkt: ‘En misschien zou er zonder die achtergrond geen schrijver zijn geboren. Ik denk niet dat ik de enige ben hoor. Met mij zijn er nog heel veel; schrijvers die in zulke situaties zijn opgegroeid als ik. Kijk maar naar Alex Boogers, die ik gisteren nog sprak.’

Hoe was het, om als 22-jarige in aanraking te komen met grote schrijvers; ineens tussen je helden op het Boekenbal te staan?

‘Vroeger hadden we een pleintje, omgeven door hekken met van die prikkeldraaddingen erop. In het weekend gingen die hekken dicht, maar wij wilden voetballen. Dan gaven we elkaar voetjes om over die hekken te klimmen en speelden we op dat felbegeerde pleintje. Die schrijvers hebben mij voetjes gegeven. Het zijn lieve lui. Ze hebben me geleerd hoe ik dingen moest aanpakken. Ronald Giphart zei: ‘Je moet langsgaan bij scholen, om lezingen te geven.’ Zij zijn de mensen aan wie ik me heb opgetrokken.’

In welk opzicht waren je ouders een rolmodel?

‘Mijn ouders hebben wel een enorme stap gemaakt door die ontdekkingstocht naar Nederland te maken, een compleet, totaal andere wereld. Wat ik maf vind, is dat ze niet hebben doorgezet. Ze waren twintigers. Dat je dan ineens teruggrijpt naar… Ja, ik vind het heel gek.’

Zwijgt opnieuw. Aan het einde van het gesprek zegt hij over dit soort weerspannige momenten: ‘Je kwam te dichtbij. Over de relatie met mijn familie, mijn oude omgeving, kan ik schrijven, maar bijna niet praten.’

Over de ouders van hoofdpersoon Mohamed, in Bestsellerboy:

‘Ze smeekten me terug naar huis te komen. Ze hadden spijt van hoe het was gelopen. (…) Ik hoorde hun gesmeek aan, het enige wat die mensen echt goed konden. Ze smeekten God dag en nacht voor een mooi leven.’

Dat klinkt wrang.

‘Vind je? Zo zie ik dat niet. Ik ken mijn ouders bijna niet anders dan met gevouwen handen. Als ik aan mijn ouders denk, zie ik ze biddend voor me.’

Wanneer begon je dat vreemd te vinden, eigenlijk?

Hij kijkt verrast op. Korte stilte. ‘Toen ik bij vriendjes en vriendinnetjes van het lyceum over de vloer begon te komen, zag ik dat hun ouders wijn en bier dronken en varkensvlees aten. Maar die lui waren superlief. Hun huis was mijn huis. Volgens mijn geloof zouden die mensen naar de hel gaan. Toen begon ik zelf na te denken. Zou er dan een God bestaan die rancuneus is? Dat kan toch helemaal niet? Deze mensen zijn veel liever dan de meeste moslims die ik ken.’

Vond je ze liever?

‘Nou: over het algemeen wel. Althans: ze waren meer betrokken. En geïnteresseerder. Ik kwam als kind vaak in de moskee. En de ouderen daar waren gewoon niet vriendelijk. Nooit aardig.’

Alleen maar streng.

‘Ja, heel erg. Dus.’

Dus ging jij je eigen weg. Het is nogal wat, om te breken.

‘Ik heb er nooit mee gebroken, eigenlijk. Die achtergrond zit in me. Het is wie ik ben, gedeeltelijk. Kijk, ik heb er nooit voor gekozen moslim te zijn. Ik was het. Maar op een gegeven moment vond ik het schrijven. Dat gaf mij houvast. En dat is heilig, nu.’

Voor het schrijven ontzie je niets of niemand. Toen de eindredacteur bij je vorige uitgeverij niet meteen overtuigd was van je eerste roman, noemde je haar een stoffige, oubollige brandnetelkut.

‘Hallo, dat zei ik in een documentaire waarvan de maker me volgde vanaf mijn 19de. Ik was jong, had drie jaar aan het boek gewerkt, en toen zag iemand het niet zitten. Ik heb me nog redelijk coulant uitgedrukt.’

Maar je liet je niet afschrikken en kwam terecht bij uitgever Mai Spijkers, van Prometheus.

‘En die geloofde wel in me. Die zag wel wat ik waard ben.’

Beschrijvingen van hem in het boek zijn vaak humoristisch − met een scherp randje. ‘Die kleine kut-Marokkaan neemt ook nooit op’, laat je Mai Spijkers over jou zeggen.

‘Hij is een personage in mijn boek he? Het is fictie.’

Maar Mai heet wel Mai in het boek.

‘Ik dacht: ik kan alle namen wel veranderen, maar dat vond ik slap.’

In de documentaire zag je fragmenten van een af en toe erg kwetsbare, maak vaak stoere jongen, veel bezig met krachttraining in de sportschool…

Onderbreekt: ‘Niet meer. Geen behoefte meer aan. Toen was er een wervelstorm gaande, en daar moest ik me lichamelijk tegen wapenen.’

Dus zo heftig was het? Je vertelde eerder over een oude kennis die je had bespuugd en door wie je vervolgens ‘in sneltreinvaart heenging’.

Afwerend: ‘Ik moest voor mezelf opkomen. Verder wil ik er geen woorden aan vuilmaken.’

De roman zit vol zelfspot. Eigenlijk ook een manier van wapenen.

‘Nou ja: je moet om jezelf lachen voor de rest dat doet. Ik heb wel van jongs af aan meegekregen dat je ook humor en zelfspot moet hebben.’

In je eerste roman stond: ‘Opgroeien in de Marokkaanse gemeenschap maakt je tot een geweldige charlatan.’

Hij schiet in de lach. ‘Als ik naar mijn Nederlandse vriendinnetje ging, moest ik altijd iets verzinnen, een verhaal bedenken. Want dat mocht mijn moeder natuurlijk niet weten.’

Eigenlijk is een Marokkaanse opvoeding heel goed voor een schrijver?

Nog steeds lachend: ‘Ja. Vanwege de subteksten waarin wordt gesproken. Er wordt dit gezegd en dat bedoeld. Dat impliciete wordt erg gewaardeerd in de literatuur.’

Wat was het moment dat je weer durfde te beginnen aan een nieuw boek? Dat je dacht: en nu ga ik achter dat bureau zitten?

‘Ik was in Frankrijk, in een huisje met vrienden. Op een gegeven moment begon ik te schrijven. En bleef ik de hele nacht wakker.

‘Wat er de vorige keer gebeurde, was allemaal zo onverwacht. En dat moet je dan maar zien te overleven. De angst dat het weer kan gebeuren maakte me zo bang.’

Hoe was het om ineens een mediaster te zijn?

‘Nou, zo zie ik mezelf totaal niet. Ik kijk ook al die dingen op de televisie niet terug.’

Terwijl ijdelheid je niet vreemd lijkt.

‘Ja. Maar om mezelf terug te horen en te zien…Nee. Nee.’

Je zet jezelf ook op Instagram.

Glimlach.

Selfie op Instagram.

Met een enorme blote bast, zelfs.

‘Zo nu en dan.’

En nu begint het publiciteitscircus opnieuw. 

‘Ja, maar laat ik het trotseren, toch?’

Wat vonden je drie zussen van je eerste roman?

‘Geestig. Die vinden het heel leuk, dat ik dit doe.’

Wat zeiden zij over de seksscènes?

‘Daar hebben we het niet over. Ik ben benieuwd wat ze van het nieuwe boek gaan vinden. Seksualiteit is een belangrijk thema in de zoektocht naar vrijheid van de hoofdpersoon; volgens mij gaat eenderde van de roman daarover.’

Het zijn erg expliciete scènes.

‘Deze keer dacht ik: en nu gaan we all the way. Het boek is een acute aanklacht tegen de vertrutting.’

Uit Bestsellerboy:

Het liefst zou ik mijn gezicht nu willen vastlijmen aan haar gladgeschoren kutje, met het sterkste soort secondelijm.

Op een bepaald ogenblik, als Mohamed een aantal meisjes tegelijkertijd bij hem heeft uitgenodigd, dacht ik: en nu stoppen. Nu heb ik genoeg over seks gelezen. Nu niet meer.

‘Dat is precies het gevoel dat ik wilde overbrengen. Op een gegeven moment had ik zelf ook heel veel van dit soort dingen, weet je wel? Uitbundige seks met jonge stadsbewoonsters. Het is een soort leegte, eenzaamheid die je probeert op te vullen. Maar goed.’

Hoe gaat het met je vriendin?

Kapt af: ‘Ik ben vrijgezel.’

Zijn je ouders deze keer wel bij de boekpresentatie?

‘Ja, waarschijnlijk wel.’

Heb je ze al verteld over Mohamed, de proleet?

‘Dat zullen ze niet snappen. Dat dit op de hoofdpersoon Mohamed slaat. Ik liet mama laatst een foto zien van de acteur die de hoofdrol gaat spelen in de verfilming van mijn eerste roman. ‘Kijk, dit is de jongen in de film.’ Ze begreep niet wat de bedoeling was.’

Wat betekent dit tweede boek voor jou?

‘Zeg jij het eens.’

Alsof je nu pas echt weer verder kunt.

‘Het is zo vers dat het me bijna moeite kost erover te praten. Ik kan niet eens bevatten dat het klaar is.’ Aanstekelijk enthousiasme in zijn stem: ‘Zaterdagochtend reed ik op mijn scooter door de Ferdinand Bol en tram 24 maakte een heel mooie bocht, met zo’n gillend tramgeluid, de straat in. Prachtig, zoals de zon erop scheen. Ik dacht: ik weet precies welke zin ik moet schrijven en aan welke scène ik ’m moet toevoegen. Alleen: het boek was natuurlijk al naar de drukker.’

De schrijver over zijn debuut, de felle reacties daarop en zijn nieuwe roman

Mano Bouzamour; Bestsellerboy. Uitgeverij Prometheus, 204 pagina’s, €19,99.

CV Mano Bouzamour

Bouzamour werd geboren in de Amsterdamse wijk de Pijp (1991), als zoon van Marokkaanse gastarbeiders. De schrijver groeide op met drie broers en drie zussen. Hij haalde zijn havodiploma aan het Hervormd Lyceum Zuid. In 2013 debuteerde hij met De belofte van Pisa, dat nu wordt verfilmd. Mano geeft lezingen over literatuur en werkt als columnist, onder meer voor Het Parool. Op 1 mei ­verschijnt zijn tweede roman, Bestsellerboy.