Direct naar artikelinhoud
VerslaggeverscolumnNijmegen

Zeventig jaar ‘Binnenhofs’: Van mitsgaders, nochtans en difficulteren naar keutels die moeten worden ingetrokken

Zeventig jaar ‘Binnenhofs’: Van mitsgaders, nochtans en difficulteren naar keutels die moeten worden ingetrokken

Aanbestedingsgebeuren, aardgasgebeuren, achterkamertjesgebeuren, ­adviesgebeuren, affiliatiegebeuren, afvalgebeuren...­Siemon Reker mag je gerust vasthoudend noemen. Geef hem een spoor en hij houdt niet meer op. Tikt zomaar anderhalve pagina vol met –gebeurens, houdt pas op als hij bij zondagsgebeuren en zorggebeuren is. Wie je daar een plezier mee doet? Van later zorg.

Een hooggeleerde fanaticus is hij. Net gepensioneerd als hoog­leraar Groninger taal en cultuur zocht hij ‘iets om de aandacht op te richten’. Die nieuwe bezigheid werd het Binnenhofs, het taaltje van de Haagse politiek. Een hobby die uitmondde in wat Reker ‘een boekje’ noemt, maar in werkelijkheid een gebonden uitgave van 350 pagina’s is. Dat gezegd hebbend is de titel. Een woordenlijst, ­gebaseerd op zeventig jaar politiek taalgebruik, met wetenschappelijke precisie uit de Handelingen ­gedestilleerd.

Het is fascinerende lectuur. Via de taal ontstaat een beknopte cultuurgeschiedenis van de naoorlogse politiek. En omdat het boek uit losse lemma’s bestaat, is het naar eigen inzicht te gebruiken. Wil je zicht op de taalverschillen tussen Fleur Agema en Bas van der Vlies – het is zo geregeld. Wil je ­weten wie ‘effe dimmen’ echt voor het eerst gebruikte – Reker vertelt het.

Reker is vasthoudend.

De gemiddelde woordwaarde is nergens zo hoog als op het Binnenhof. ‘Klimaatdrammer’, ‘chablis-tje’, ‘nepparlement’, ‘groendrift’, ‘proefballon’ – elke dag komt er wel wat bij en over alles is nagedacht; aan toeval hebben ze een broertje dood. Een goedgekozen woord kan de ander weken dwarszitten, een foute term ontploft in het eigen ­gezicht.

Dat is het Binnenhof bij al het ­andere: een grote taalfabriek. De woorden die het bij Van Dale tot woord van het jaar brengen, komen er vaak vandaan. Participatiesamenleving, plofklas, weigerambtenaar, allemaal recente Haagse winnaars. Ze worden daar gemunt en sijpelen dan door naar alledaags gebruik.

Die fabriek heeft een reusachtige productie: 9 miljoen woorden per jaar, meldt Reker, waarvan 85 duizend verschillende. Uit die woordenzee vist hij de bijzondere exemplaren en koppelt die aan hun eerste gebruiker.

Dat Reker niet ophield nadat hij zijn boek had ingeleverd, bleek woensdagochtend bij de boek­presentatie op het Katholiek Documentatie Centrum aan de Univer­siteit van Nijmegen. Hij vertelde er over zijn vondsten van 2018: ­motiebacchanaal, excellenteritis, teachnasium, gehaktballennorm –  het is niet allemaal even verheffend wat ze in Den Haag bakken. Avorisering, waarmee minister Van ­Engelshoven doelt op leerlingen die Mavo dan wel Havo hebben afgerond, is zelfs tenenkrommend. Ook de inflatie van het woord ‘prachtig’ ontbrak niet – met dank aan minister De Jonge en diens prachtige ploeg die op dat prachtige departement voor prachtige zorg voor prachtige mensen zorgt.

Reker is dialectoloog en trendwatcher ineen. Hij noteert hoe het CDA zich amper nog van christelijk taalgebruik bedient en hoe dat bij SGP en CU vooral nog in zwang is bij de begrotingen van Defensie en Landbouw.

Ster van de presentatie was Dries van Agt, hier in alle opzichten thuis. Vanwege taalbijdragen als ‘amice’, ‘ootmoed’ en ‘hoegrootheid’, dat trouwens hetzelfde betekent als ‘grootte’, kreeg hij het eerste exemplaar. De ogen slim toegeknepen, de handen wassend in ­onschuld, de lippen in een verontschuldigende grijns begon Van Agt aan een niet te reproduceren verhandeling.

Reker en Van Agt: excellenteritis.

Meteen aan het begin kwam, ­begeleid door een greep naar het hoofd, deze constatering: ‘Ik had van alles willen zeggen, maar op deze leeftijd is dat snel weg. Je moet iemand van bijna 88 eigenlijk niet meer voor zoiets vragen.’ Waarna nog veel volgde, zoals de ontboezeming dat zijn breedsprakige antwoorden indertijd opzet waren en er voor moesten zorgen dat de oppositie het spoor bijster raakte. ‘Taalkundig kwamen ze altijd op hun pootjes terecht’, verzekerde Van Agt met kokette bescheidenheid. Alsof politiek een kwestie is van de ander zo elegant mogelijk het bos in sturen.

En nee, ‘dimmen’ komt niet van Marijnissen, maar van Ad Melkert (1997), in een oproep aan Marijnissen. ‘Ammehoela (2002) is dan weer wel van de SP-leider, ‘ammenooitniet’ (2006) van Bibi de Vries, ‘flut’ (1969) van Gerard Nederhorst, ‘noppes’ (1970) van Sef Imkamp, ‘geen bal’ (1979), van Hans Kombrink. ‘De keutel intrekken’ (1994) werd voor het eerst gebezigd door Remi Poppe, ‘lullig’ (1999) door Joost Lagendijk. ‘Grachtengordel’ is pas in 1994 voor het eerst genoteerd, uit de mond van Bas van der Vlies.

‘Huts’ heeft het Binnenhof nog niet bereikt. De taalvernieuwing waar het woensdag in deze column over ging – Ronnie Flex en aanverwanten – vormt een andere wereld. Het laatste wat politici willen, is Tante Agaath (Rick van der Ploeg). Tante Truus (Gerrit Zalm) of de Excuus-Truus (Annemarie Jorritsma) van zich vervreemden.

Zo: ‘einde oefening’ (Onno ­Ruding, 1988).

Het boek van Reker.Beeld RV