Direct naar artikelinhoud
Column

Men kijkt vooral naar wat je verliest bij een relatie met een ‘vreemdeling’ en weinig naar wat het oplevert

Men kijkt vooral naar wat je verliest bij een relatie met een ‘vreemdeling’ en weinig naar wat het oplevert

Een lezer mailde mij over het recente Jaarrapport Integratie 2018 van het CBS. Hij was verontrust over de constatering dat gemengde relaties minder stabiel zijn: koppels die bestaan uit een Nederlandse man en een Marokkaanse vrouw zijn in 55 procent van de gevallen na twaalf jaar nog bij elkaar. Maar als de partners dezelfde etniciteit hebben, beiden Nederlands of beiden Marokkaans, staat de liefde in bijna 75 procent van de gevallen na twaalf jaar nog overeind.

Nu ben ik niet de meest geschikte kandidaat om dergelijke cijfers te analyseren, want ik beschouw elke procent van bij elkaar blijvende koppels als een overwinning. Het is toch een wonder van wereldformaat dat mannen en vrouwen in staat zijn om na het wegebben van de eerste euforische verliefdheid met elkaar één woonruimte te delen zonder de tent tot de grond af te branden? Zeker wanneer de realiteit van de dagelijkse beslommeringen toeslaat. Wanneer ieders eigenaardigheden, rondslingerende was en vermoeiende hobby’s tot volle wasdom komen en je jezelf begint af te vragen wat het ook alweer was wat je partner ooit zo woest aantrekkelijk maakte. Ikzelf ben bijvoorbeeld erg rommelig en kan zomaar een bananenschil in de auto vergeten waardoor manlief de volgende dag knarsetandend in een geur van banaan naar zijn werk rijdt. Andersom vraag ik regelmatig Allah om geduld wanneer hij weer met een stapel hout thuiskomt om zijn zaag- en schuurmachines te voeren. Deze voorbeelden vallen overigens in het niet bij onze échte eigenaardigheden: de kinderen. Er rennen er in ons huis twee exemplaren van rond en hoewel ze goed zijn gelukt, hebben ze niets bijgedragen aan het behoud van romantiek. Natuurlijk, we krijgen er, zoals men zegt, veel voor terug en ik hou heus van ze, maar doorgaans komt hun aanwezigheid de sfeer aan tafel niet ten goede.

Ik vind het dus fantastisch dat het zoveel mensen lukt, een relatie. Die slechtere score van gemengde stellen lijkt mij niet gek, als gemengd koppel heb je meer onderwerpen om over te kijven. Behalve over rondslingerende sokken moet je ook twisten over het deurbeleid bij de hemelpoort, gesteld dat die er is, en elkaars tradities proberen te begrijpen. Of minstens respecteren. Zo begrijp ik nog steeds weinig van het concept van het versieren van een dode boom met allerlei peperdure glazen rommeltjes van de Bijenkorf die om de haverklap stukvallen, maar het ziet er verdomd gezellig uit en de chocoladekransjes smaken me goed. Dus in mijn huiskamer stond een kerstboom. (Je bent niet de enige, Nasrdin!) Toegegeven, het is niet altijd makkelijk om de verschillen te overbruggen, maar zolang de partners volledig gelijkwaardig zijn en niet de behoefte voelen om de ander te veranderen, gaat het prima.

Het is moeilijker om de omgeving senang te krijgen; daar ligt voor gemengde koppels de grootste kluif. Veel mensen vinden het lastig een gemengd stel te accepteren en zien daar een zekere dreiging van uitgaan. Men kijkt vooral naar wat je allemaal verliest bij een relatie met een ‘vreemdeling’ en maar heel weinig naar wat het oplevert. Dat is nu niet veel anders dan vroeger. Zo mocht mijn schoonmoeder aanvankelijk niet met mijn schoonvader trouwen, omdat zij uit een katholiek nest kwam terwijl hij protestant was. In die tijd zat iedereen in zijn eigen zuil, tegenwoordig zitten we in onze eigen bubbel.