Direct naar artikelinhoud
NieuwsBoekdrukkunst

Vondst van ultramarijn op het gebit van een non geeft nieuwe inzichten in de geschiedenis van de boekproductie

Vergroting van de pigmentdeeltjes in het tandsteen afkomstig van de steen lapis lazuli.Beeld Monica Tromp

De Duitse non, van wie het skelet werd opgegraven in een kloosterkerk in Dalheim, bleek ­jarenlang het zeldzame en dure pigment ultramarijn binnen te hebben gekregen. Wetenschappers denken dat de vrouw, die leefde in de elfde eeuw, aan haar penseel likte om een fijnere punt te maken voor de boeken die ze versierde.

Opvallend is dat de inkt bij een vrouw is gevonden, schrijven de onderzoekers van onder andere de universiteit van York in tijdschrift Science Advances. Het laat, evenals andere recentere onderzoeken, zien dat religieuze vrouwen een belangrijke maatschappelijke rol speelden als schrijver of illustrator van boeken. De ­gevonden vrouw, tussen de 45 en 60 jaar, moet daar uitzonderlijk goed in geweest zijn. Ultramarijn was in die tijd net zo waardevol als goud en werd alleen toevertrouwd aan de meest vaardige boekenmakers. Samen met goud en zilver werd het alleen gebruikt voor het versieren van de meest luxe manuscripten.

Een belangrijke bijdrage, vindt Joris Dik, hoogleraar materiaalkunde in kunst en archeologie aan de Technische Universiteit Delft. ‘Dit onderzoek kan een brug slaan tussen de kunstgeschiedenis en de archeologie. Met het dna van de vrouw én de kennis dat de vrouw op haar penseel zoog, zou de schrijfster in de toekomst ­gelinkt kunnen worden aan door haar gemaakte boeken, bijvoorbeeld via sporen van haar speeksel in de gebruikte inkt. Daarmee krijg je meer inzage in de persoon achter de schrijver. Waar was ze, en wie was ze? Dan gaat het echt leven.’

Restanten van de kloosterfundering in Dalheim waar de vrouw woonde.Beeld Christina Warinner

De onderzoekers geven ook nog andere mogelijke verklaringen voor het pigment op de tanden: zo was de vrouw misschien betrokken bij de productie van ultra­marijn en ademde zij de gemalen steen in waarvan de inkt gemaakt werd. Ook zou de vrouw de gemalen steen als medicijn kunnen hebben gebruikt, of zou ze als ­toegewijde non afbeeldingen met het pigment kunnen hebben ­gekust in gebedsboeken. Maar ­volgens hoogleraar materiaalkunde Joris Dik zijn deze verklaringen niet erg aannemelijk.

Volgens Dik roept de studie ook nieuwe vragen op, zoals: is ook ­bekend waar het pigment in het tandsteen zat? ‘Daarmee zou ­kunnen worden achterhaald hoe lang de vrouw al boeken maakte.’ En waarom werd alleen ultramarijn gevonden? ‘Als je kijkt naar wat zo’n schrijfster gebruikte aan ­pigmenten, dan is ultramarijn maar een fractie van de kleurstoffen die door haar handen zijn ­gegaan. Lood, een element in veel andere pigmenten, zou bijvoorbeeld in haar botten kunnen zitten.’