Direct naar artikelinhoud
ColumnSheila Sitalsing

Het is een griezelige gedachte dat we met prutwet­geving opgescheept kunnen worden

Het is een griezelige gedachte dat we met prutwet­geving opgescheept kunnen worden

Ruud Luchtenveld, een vergeten parlementariër die eens een tijdje voor de VVD in de Tweede ­Kamer mocht zitten, kwam in 2004 met een wetsvoorstel om zonder rechter te kunnen scheiden. Het initiatief kwam door de Tweede Kamer, maar toen de Eerste Kamer moest oordelen of het fatsoenlijk in elkaar stak, zei ze wreed ‘neen’.

Luchtenveld repte nijdig van senatoren die ‘zijn gezwicht voor een voortdurende lobby vanuit de advocatuur en de rechterlijke macht’, maar het was gewoon ‘echt een slecht voorstel’, herinnerde Ankie Broekers-Knol, VVD-senator en voorzitter van de Eerste Kamer, zich gisteren in NRC Handelsblad. ‘Ik vroeg aan mijn VVD-collega’s in Tweede Kamer waarom ze het in vredesnaam hadden ­laten passeren. We vonden het zo zielig voor Ruud, zeiden ze.’

Je zou denken dat in dit land, met zijn adviesorganen, onderzoeksinstituten, internetconsultaties, hoorzittingen en betweters, besluiten grondig worden overdacht. Over wetsvoorstellen buigt zich een bonte stoet van deskundigen in alles en handelaren in het compromis. De Tweede Kamer praat er omstandig over, de Eerste Kamer reflecteert er langdurig op. En dan pas is er iets van kracht over de Nationale Politie, of over afluisteren, donororganen, mag het Openbaar Ministerie zelf voor rechter spelen, is de deur naar de sociale werkplaats dicht of mag iets ingewikkelds met de hypotheekrenteaftrek niet meer.

Toch gebeurt het geregeld dat er iets wordt ingevoerd waarvan iedereen vervolgens zegt: hoe is het mógelijk. Dan heeft de politiek het gewonnen van de rede, of de incompetentie van de deskundigheid, of speelden er ego’s en belangen mee die zo groot zijn, dat wij, de kleine mensen, ons er geen voorstelling van kunnen maken.

Het is een griezelige gedachte dat we met prutwet­geving opgescheept kunnen worden omdat iemand het zielig vond voor Ruud. Dan hoop je dat de Eerste Kamer, laatste beschermwal tegen onzin, serieus naar zaken als rechtsstatelijkheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid kijkt. Bij de beklagenswaardige Ruud gebeurde dat.

Dat is niet vanzelfsprekend. In een mooi, openhartig en glashelder interview in NRC legde Broekers-Knol gisteren bloot wat ze na zeventien jaar in de senaat – sinds 2013 is ze voorzitter, komend jaar vertrekt ze – heeft geleerd over onmacht en onvermogen in de politiek. Ze heeft heel wat voorstellen zien langskomen, met grote ambities en nog grotere gevolgen: ‘Er zijn er best wat waarvan je van tevoren weet: dat gaat gewoon niet goed.’

Toch zwicht een senator, laat twijfelachtige wetgeving passeren. Broekers-Knol: ‘Uiteindelijk komt de politiek om de hoek kijken. Je partij zit in de coalitie, er bestaat een risico dat de tent gaat vallen. Willen we het zo ver laten komen?’

Bij grote stelselwijzigingen waarover jaren is onderhandeld is de ruimte voor Eerste Kamerleden van coalitiepartijen nihil: ‘Zeg je dan nee, dan komt een proces waar soms al jaren aan is gewerkt enorm in de knoop. Wat wij dan proberen is te achterhalen wat de échte gedachten achter de wet zijn. Dat staat dan in ieder geval in de wetsgeschiedenis.’

Dus blijft het bij toezeggingen lospeuteren bij ministers. ‘Maar dan is de wet aangenomen en tsjak, zijn de toezeggingen van niemand meer. Pas als het werkelijk de spuigaten uit loopt, dan zegt men: ‘Ja, dit hadden we niet gewild.’

Je kunt de premier dezer dagen veel horen bazelen over vaasjes en over ‘onze broze samenleving’. De mechanismen op het Binnenhof, die zijn pas broos.