Direct naar artikelinhoud
Schrijvers over MurakamiConnie Palmen

Niemand zit op een schrijver te wachten, zijn vak is een manier van leven

Connie Palmen.Beeld ANP

Haruki Murakami heeft een slechte aan me, als het om verhandelingen over het werk van de schrijver gaat ben ik een scherpslijper. Ik beschouw het zogeheten poëticale proza als de koningin onder de essays, het hoogst haalbare en moedigste waarmee een romanschrijver of dichter naar buiten kan komen. Geen enkel ander werk legt zo de ziel van zijn drijfveren, ideeën en van zijn persoonlijkheid bloot. Bezinningen op het schrijverschap zijn altijd een vorm van bekentenis. Philip Roth formuleert het aangrijpend in het voorwoord van zijn in 2017 verschenen verzameling non-fictie Waarom schrijven? ‘Hier ben ik, zonder de vermommingen en verzinsels en kunstgrepen van de roman. Hier ben ik, ontdaan van de goocheltrucs en ontbloot van al die maskers die mij de vrijheid van de verbeelding hebben geschonken die ik als schrijver van fictie heb kunnen opbrengen.’

Of het nu in zijn romans zelf is, of dat hij zich waagt aan een poëtica, ieder zichzelf respecterende schrijver buigt zich op een dag over de aard van zijn werk, over dat merkwaardige, gevaarlijke, verafschuwde en beminde leven als romanschrijver, over het belang van de roman en wat deze kunstvorm uniek maakt. Voornoemde Philip Roth, Milan Kundera in De kunst van de roman, Harry Mulisch in Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap, Marguerite Duras in Schrijven – om maar een paar van mijn favorieten te noemen – ze proberen ieder het specifieke talent, de complexiteit en identiteit van de fictieschrijver te doorgronden en onder woorden te brengen. 

Zo niet Murakami. 

Ik had gewaarschuwd moeten zijn door de titel van zijn essay, want romanschrijver een beroep noemen heeft voor mij al iets blasfemisch. Welke rituelen hij er ook op nahoudt en welk streng regime hij zichzelf ook oplegt, geen enkele schrijver die ik ken noemt schrijven een beroep. Slager is een beroep, en advocaat en politieagent en verpleegster. Als je een beroep hebt wordt je op een bepaalde tijd in de buitenwereld verwacht om daar een vak uit te oefenen dat je beheerst en waarvoor je door anderen wordt betaald. Niemand zit op een schrijver te wachten, zijn wereld is een binnenwereld en zijn vak is een manier van leven. Of van overleven. Zodra iemand zijn poëtica Romanschrijver van beroep noemt, weet je dat hij de aard van het werk zal banaliseren door het te ontdoen van zijn uniciteit en – wat verwerpelijker is – dat hij met een vertoon van bescheidenheid de lezer wil epateren. 

Murakami overtreft op dit gevreesde punt al mijn verwachtingen. De zanderige, wijdlopige verhandeling is vergeven van de aanhalingstekens, waarmee elke opmerking omhoog wordt getakeld om duidelijk te maken dat de lezer niet al te zwaar moet tillen aan wat hij beweert en hij er ook niets aan kan doen dat hij zich zo nu en dan moet bedienen van gangbare uitdrukkingen in de ‘literatuur met een grote L’, die hij dus niet nastreeft. Om de zoveel bladzijden put hij zich uit in verontschuldigingen (sorry) of ontkracht hij zijn beweringen met een vertoon van kinderlijk en amicaal simplisme als: ‘Dat is mijn mening. Nou ja, misschien is het een tamelijk ongezouten mening.’ ‘Dat is simpel gezegd wat bedoel.’ ‘Ergens wel merkwaardig, hè’, Alsof je Forrest Gump een klas kleuters met een verstandelijke beperking hoort toespreken. 

Eenvoud wordt verkocht als waarachtigheid, bescheidenheid is de dekmantel voor arrogantie. Murakami werd bij toeval schrijver. ‘Op een dag kreeg ik gewoon de ingeving om Luister naar de wind te schrijven, mijn eerste roman (of wat daarvoor moest doorgaan), en die won de debutantenprijs van een literair tijdschrift. Voor ik het goed en wel besefte, werd ik zo schrijver van beroep’ (oeps), hij is aan geen enkele voorganger in de literatuur schatplichtig, en hij schrijft voor zichzelf omdat hij daar een goed gevoel van krijgt. Naast dit beroep heeft hij een echt, dagelijks leven, waarin hij maar een doodgewone man is, ‘zo’n beetje hetzelfde als de doorsnee mens. Of nee, misschien val ik zelfs onder het gemiddelde’. Toegegeven hij vindt zichzelf traag van begrip, niet al te snugger, nogal schaamteloos en vrijpostig, en het verstandelijk nadenken over dingen is niet zijn sterkste kant. ‘Logische studies of abstracte beschouwingen liggen me niet erg.’ 

Het is na ruim 250 pagina’s een van de slotzinnen. Ik ben het voor het eerst met hem eens. (Sorry).

Nederlandse schrijvers over Murakami’s nieuwe boek
Lees ook wat Pieter WaterdrinkerNina Polak en Anna Woltz als schrijvers van het boek van Murakami vonden.

Een kijkje in de innerlijke chaos geeft Murakami ons niet (drie sterren)

In Romanschrijver van beroep is Murakami even alledaags als zijn hoofdpersonen. Nuchter er relativerend schrijft hij over zijn werk. Maar waar is de jongen die Kraai wordt genoemd? Lees de recensie van Ype de Boer hier.

De boekenredactie
Op allerlei manieren over boeken schrijven, daar is de boekenredactie van de Volkskrant de hele dag mee bezig. Maar hoe kiezen zij welke boeken uit het enorme aanbod worden behandeld, en hoe bepaal je wat goed en slecht is? Boekenchef Wilma de Rek: ‘Een roman is goed als je erin wilt blijven wonen.’