Direct naar artikelinhoud

Alles wat haar debuut zo goed maakte - stijl, humor, een eigenwijze blik - keert in Polaks tweede boek terug

De tweede roman van Nina Polak biedt nog meer dan de eerste.

Boek (fictie) - Gebrek is een groot woord

In zeven jaar kan er veel gebeuren, en zelfs worden voltooid, zoals de Bijbel al wist. Het lijkt om die reden niet willekeurig dat de 30-jarige Nynke ('Skip') Nauta na zeven jaar als matroos zeilen over de zeeën weer in het tuinhuis mag verblijven van de bevriende familie Zeno vlakbij het Vondelpark in Amsterdam. Daar kreeg ze destijds onderdak na de dood van haar moeder, haar enige opvoeder. Bovendien werd Skip te zeer door rouw in beslag genomen om haar vriend Borg tot zich toe te laten.

Zeven jaar later kan een goed moment zijn om een en ander opnieuw te wegen. Op het jacht voelde ze zich thuis, maar terug op het vasteland kun je pas ontdekken of dat bodemloze dobberen niet vooral een vlucht is geweest.

Daarover gaat Gebrek is een groot woord, de tweede roman van Nina Polak (1986), die in 2014 ijzersterk debuteerde met We zullen niet te pletter slaan, waarin twee twintigers na een onconventionele jeugd bemerkten dat het niet vanzelf gaat om je aan iets of iemand te hechten.

Nina PolakBeeld Sacha de Boer
Dat Polak goed kon schrijven wisten we al, maar nog niet dat ze ook adembenemend goed slecht kan schrijven

Slecht advies

De tweede roman is een bijna logisch vervolg: het meisje Anna en haar halfbroer Schard uit boek 1 krijgen een pendant in boek 2 met de personages Skip en de eindexamenleerling Juda, de zoon van het welgestelde echtpaar Zeno, een magere wijsneus die zo opgaat in zijn virtuele wereld dat zijn ouders hem niet goed meer kunnen bereiken. Skip wel. Die sympathiseert instinctief met eenlingen die afwijken van de norm. Zoals ze op de middelbare school al heimelijk dweepte met het Baudelaire-gedicht over de albatros, ten prooi aan de spot van verveelde zeelieden.

Alles wat haar debuut zo goed maakte - stijl, humor, een eigenwijze blik op haar generatie - keert in Polaks tweede boek terug. En er komt nog iets bij. Het gissen naar de toekomst van haar personages maakt, misschien omdat de auteur zelf de grens van 30 jaar voorbij is, plaats voor een weldoordachte keuze, of liever gezegd: een weldoorvoelde keuze. Immers: 'Er goed over nadenken, zoals de hulplijnen aanraden, is een slecht advies als je erover nadenkt'.

Wat er nog meer bij komt, heeft te maken met de ernst des levens. Zowel in wat Skip om zich heen ziet - vrienden zijn getrouwd en krijgen kinderen, Amsterdam is een 'zinkend museum in zijn voorbije staat van trotse vrijhaven' -, als in wat ze zelf meemaakt. Haar ex Borg terugzien doet haar goed, maar het scheelt weinig of hij trekt haar weer zijn wereld binnen. Dat hij in de tussentijd academicus is geworden en schrijfambities heeft gekregen, blijkt als Skip een novelle van zijn hand onder ogen krijgt, 'De onschuldige', die 25 huiveringwekkend humorloze pagina's van deze roman in beslag neemt.

Dat Polak goed kon schrijven wisten we al, maar nog niet dat ze ook adembenemend goed slecht kan schrijven.

Gebrek is een groot woord

fictie

Nina Polak

Prometheus;

236 pagina's; euro 19,99.

Wanproza

Borg is een ijdele vent die zijn verhaal gebruikt om terug te blikken op zijn relatie met haar, in dit soort pretentieuze zinnen: 'Haar gedrag riep een compulsief analyseren in hem op', en 'Een tijd zwegen ze, keken elkaar alleen glimlachend aan, tot Cleo in de verte staarde en zomaar zei: 'Ik ben buitenechtelijk'.'

Dit tenenkrommende stuk wanproza zou verplicht moeten worden gesteld op schrijfcursussen als de les Valkuilen op het programma staat. Het gaat zo lang door dat deze lezer begon te vrezen dat Skip er wél van onder de indruk was. Gelukkig opent ze haar commentaar met 'Wáár moet ik in Zeus' naam beginnen?', zodat we meteen weer thuis zijn.

Mogelijk wil Polak ook met haar namen iets zeggen - het echtpaar Zeno dat een huwelijkscrisis beleeft en die tegelijk probeert weg te acteren, kan een hommage zijn aan Bekentenissen van Zeno (1923) van Italo Svevo, de meester-ontleder van het opportunisme.

Het groeibriljantje met de rosse krullen dat Nina mag spelen in De meeuw van Tsjechov, zal niet voor niets een speciale vermelding krijgen. En dat een door persoonlijke rampspoed ontspoorde maar niettemin serieus te nemen schilderes Frida heet, kan naar Kahlo verwijzen.

Allemaal leuk en aardig. Als het al klopt. Veel belangrijker is dat de albatros op de laatste pagina terugkeert, in een nog deerniswekkender toestand dan in het beroemde Baudelaire-gedicht. Door dat herinnerde beeld echter is Skip jaren geleden eens te meer gestimuleerd om de zee - nu die nog niet overal voorgoed vervuild is - te verkiezen boven de hoofdstedelijke benauwenis.

Polaks tweede: geen dik boek, wel een groot boek.

Dit tenenkrommende stuk wanproza zou verplicht moeten worden gesteld op schrijfcursussen als de les Valkuilen op het programma staat