Direct naar artikelinhoud
InterviewStripbiograaf Ger Apeldoorn

Heb ik een klik met iemand, dan volgt die ene vraag: ‘Las jij vroeger ook Pep?’

Oud-lezers van Pep en Eppo herkennen elkaar, zegt Ger Apeldoorn, die de biografie van beide jeugdbladen schreef.

Pep-covers van Martin Lodewijk, Peter de Smet, Daan Jippes en Dick Matena.

Ger Apeldoorn legde het levensverhaal van de Nederlandse jeugdbladen Pep en Eppo vast.

Hè, was het maar weer donderdag. Zo herinnert stripfanaat Ger Apeldoorn (59) zich het verlangen als hij de nieuwe aflevering van het weekblad Pep op vrijdag al uit had. De bladenman ging donderdags van deur tot deur om het leesvoer voor het hele gezin te bezorgen. Voor de kleinsten was er Donald Duck, de volwassenen verkozen Revue en Margriet. En voor Ger bracht-ie Pep mee.

‘Een hele generatie is met dat blad opgegroeid', zegt Apeldoorn. Het bevatte een slimme mix van toppers uit het buitenland zoals Blueberry, Cocco Bill en Michel Vaillant, met een groeiend aantal eigen strips en rubrieken. Daarmee werd Pep, dat tussen 1962 en 1975 verscheen, de speeltuin voor de eerste golf Nederlandse tekenaars die klassieke strips maakten, achteraf gezien. ‘Ik noem ze altijd de Grote Vijf: Martin Lodewijk, Dick Matena, Daan Jippes, Fred Julsing en Peter de Smet. En, o ja: vergeet ook de befaamde uithaalposters niet in het hart van het blad.’

Met Ger Apeldoorn hebben we de auteur te pakken die in De jaren Pep (2014) de biografie van dit roemruchte blad schreef en daar onlangs deel 2  aan toevoegde, De jaren Eppo. In 1975 ontstond Eppo uit het samenvoegen van de VNU-bladen Pep en Sjors, een doorstart die het onder wisselende namen 25 jaar zou volhouden. Beide biografieën zijn rijkelijk geïllustreerde uitgaven die niet in de valkuil van louter nostalgie stappen. Noem het een luchtige cultuurgeschiedenis, doorspekt met anekdotes en duiding.

Gek eigenlijk dat over deze bladen – die in hun toptijd een oplage van  200 duizend tot 300.000 exemplaren kenden – niet eerder een alomvattend overzicht werd geschreven. Iedereen heeft er wel een herinnering aan – nou ja, met name jongens dan (meisjes hadden Tina en Popfoto).

Ger Apeldoorn: ‘Er zijn wel eerdere pogingen gedaan om deze geschiedenis vast te leggen. Maar die liepen doorgaans stuk op de grafische kwaliteit van de illustraties. Veel van de originelen zijn zoek en het reproduceren van de tekeningen uit de bladen gaf dikwijls een krijsend slecht resultaat. Pas nu hebben we scantechnieken die de tekeningen in hun volle glorie herstellen.’

Dat zie je bij het doorbladeren, als oude favorieten als Agent 327 (van Martin Lodewijk), De Argonautjes (Dick Matena), De Generaal (Peter de Smet), Wellington Wish (Fred Julsing) of de Pep-covers van Daan Jippes voorbijkomen, en dat is nog maar de helft van de pret.

Agent 327 op een Eppo-cover uit 1981.Beeld Agent 327, Cover 1981

We komen te spreken over Pep versus Eppo en hoe die titels onderling verschilden. ‘De Pep van rond 1968’, vervolgt Apeldoorn, ‘was voor de jongere broers van degenen die naar Amsterdam vertrokken om daar te gaan studeren en er alles deden wat God verboden had. De jongere thuisblijvers mochten via Pep even ruiken aan die ondeugendheid waar zij nog net iets te klein voor waren. Ze bleven abonnee tot ze een jaar of 20 waren en zelf op kamers gingen. Die ouders zeiden: nu betaal je het zelf maar. En zo hield het blad er in 1975 mee op, de cyclus was voltooid.’

De Eppo die ervoor in de plaats kwam, moest bij nul beginnen. Geen titel voor dwarse tieners en dito tekenaars meer, eerder een formuleblad voor de schoolgaande jeugd, inclusief een educatief sausje. Bollie en Billie, Flippie Flink, voetbalheld Roel Dijkstra en de gags van het stripfiguurtje Eppo zelf, dat soort werk. ‘Martin Lodewijk en Frits van der Heide werden als tweekoppige hoofdredactie opgezadeld met de opdracht om uit Sjors en Pep een nieuw blad samen te stellen dat het begin van een volgende cyclus zou kunnen zijn. Ze richtten zich op de jongere neefjes van de Pep-generatie, waardoor het resultaat een stuk braver werd. Ik herinner mij dat ik als 16-jarige Eppo helemaal niets vond, veel te kinderachtig. Alle wildheid was verdwenen. Waar is mijn Pep? Maar ja: er moest een nieuwe generatie stripliefhebbers worden aangeboord en daar behoorde ik niet bij. Pas bij het nalezen van alle nummers voor De jaren Epo moest ik erkennen dat ze eigenlijk verrassend sterk uit de startblokken kwamen.’

Wat Apeldoorn ook opviel was het kleurgebruik in Eppo, midden jaren tachtig. Kleuren die leken geplukt van de hoezen van Doe Maar en uit clips van Madonna. ‘Veel zuurstokroze en fluorescerend groen, stippen op de jurken. Beetje naar Italiaans design. En alle personages kregen plots van die breedgeschouderde oversized Talking Heads-colberts. Begin jaren negentig werd daar weer schielijk van afgestapt. Zó kun je strips ook lezen: als representanten van de tijdgeest.’

In 1988 was de oplage van Eppo teruggelopen tot circa 50 duizend. Zorgelijke gezichten bij uitgeverij Oberon van VNU. Eppo werd Eppo Wordt Vervolgd (een samenwerking met het gelijknamige tv-programma van Han Peekel over strips), werd Sjors en Sjimmi Stripblad, werd SjoSji, werd Striparazzi  – en in 1999 was het over en uit. Totdat uitgever Rob van Bavel,  een prominente figuur in de stripwereld,  in 2009 de draad weer oppakte. De Eppo onder zijn leiding heeft een vaste oplage van circa 12 duizend exemplaren – en dat blijkt rendabel.

Vergelijkingen tussen nu en de romantiek van de Pep-jaren vindt Apeldoorn nonsens. ‘Je moet je voorstellen: nu heb je computergames, bingewatchen en alle mogelijke soorten van tijdverdrijf op je smartphone, maar wij hadden alleen Muziek Expres en Pep – jeugdcultuur bestond nog nauwelijks, er was hooguit een uurtje TopPop in de week. Het kwam er  op neer dat je op dinsdag dan toch maar de als proza opgemaakte korte verhalen van Anton Quintana in de Pep ging lezen, geïllustreerd door een enkele tekening van Hans G. Kresse. En die bleken dan ook nog eens geweldig. 

‘Het aanbod in Pep was zo breed. Dat gaf het blad voor ons een mythische status. Nog altijd kom ik mensen tegen met wie ik een klik blijk te hebben, en dan volgt die ene vraag: las jij vroeger ook de Pep? En ja, dat is dan zo. In mijn definitie heeft het iets met je gedaan, het lezen van de Pep. Met je smaak, met hoe je in het leven staat. Uiteindelijk gaat het om de wens om verrast te worden, de bereidheid om iets leuk te vinden wat je nog niet  kende.’

Echt hoor, mensen van de generatie-Pep pikt Ger Apeldoorn er zo uit.

Ger Apeldoorn: De jaren Pep. Don Lawrence Collection (2014), € 19,95.

Ger Apeldoorn: De jaren Eppo. Uitgeverij L (2018), € 24,95.

Scenarist

Behalve stripkenner is Ger Apeldoorn (Beverwijk, 1959) ook scenarist van tv-comedies. Met onder anderen Haye van der Heyden en Harm Edens schreef hij voor series als In de Vlaamsche pot (1990-1994), Het zonnetje in huis (1993-2003) en SamSam (1994-2003). Ook dook hij als Kees Bosch een aantal keren op in Goede tijden, slechte tijden. Ger Apeldoorn studeerde Nederlands en theaterwetenschappen en woont in Haarlem.