Direct naar artikelinhoud
InterviewFelix Bohr

‘Er werden honderdduizenden handtekeningen verzameld voor de vrijlating van oorlogsmisdadigers’

Oud-nazi's en sociaal-democraten met verzetsverleden verenigden zich om oorlogsmisdadigers in Nederland vrij te krijgen, concludeert journalist en historicus Felix Bohr.

Een betoging voor de vrijlating van de Drie van Breda in 1971.Beeld Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/ANP

Als het gaat over de omgang van Nederland met zijn Tweede Wereldoorlogsverleden, heerst er het volgende beeld: na een korte, felle en slechts ten dele geslaagde zuivering ging het land over tot de orde van de dag. De doodstraffen voor oorlogsmisdadigers werden, al dan niet door toedoen van koningin Juliana, omgezet in vrijheidsstraffen. Langgestraften werden vervroegd vrijgelaten. En de Duitsers? Met hen, inmiddels bondgenoten, dreven we weer opgewekt handel. De animositeit beperkte zich tot een paar plaagstootjes op de Zeeuwse stranden. Verder herinnerde niets meer aan de oorlog.

Dit beeld is maar tot op zekere hoogte correct. Geen enkel ander Europees land heeft zo lang oorlogsmisdadigers vastgehouden als Nederland. De laatste twee, Franz Fischer en Ferdinand aus der Fünten, werden pas in 1989 vrijgelaten (om in het land van herkomst te kunnen sterven). De Duitse journalist en historicus Felix Bohr (36) schreef een proefschrift onder de titel Die Kriegsverbrecherlobby. Hij deed onderzoek naar de inspanningen die de Bondsrepubliek heeft gedaan om de laatste oorlogsmisdadigers – eufemistisch Kriegsverurteilte genoemd – vrij te krijgen. Daarbij ontstonden curieuze bondgenootschappen tussen oud-nazi’s en keurige sociaaldemocraten met een verzetsverleden.

Hoe kwamen die twee uitersten samen in hun lobby?

‘Ze streefden met uiteenlopende motieven hetzelfde na. De rechts-conservatieven en de alte Kameraden beijverden zich, onder de dekmantel van humanitaire argumenten, voor vrijlating van de oorlogsmisdadigers. Dit deden ze omdat die als ontvangers van bevelen slechts hun werk hadden gedaan, en omdat er maar eens een streep onder die oorlog moest worden gezet. Zij belichaamden de Schlussstrich-mentaliteit, die tot de jaren tachtig heel gangbaar was in Duitsland. Onverdachte democraten zetten zich voor de vrijlating in, omdat dit in overeenstemming zou zijn met de geest van verzoening die in Europa heerste.’

Die opvatting werd dus ook vertolkt door bondskanselier Willy Brandt, die zelf nota bene in Noorwegen in het verzet had gezeten?

‘Júíst door Willy Brandt. Onder zijn bewind, begin jaren zeventig, werd de druk op Nederland alleen maar opgevoerd. De Drie, later Twee, van Breda zaten tenslotte al zo lang vast en waren al zo oud. Bovendien moest Brandt er rekening mee houden dat tot zijn SPD, een brede volkspartij ten slotte, ook mensen met een Wehrmachtverleden behoorden. Voor Brandt kwam daar het psychologische aspect bij dat hij vanwege zijn verzetsverleden van landverraad werd beticht. Hiervan ging voor hem alleen maar een aansporing uit om zich nog meer voor de vrijlating van de laatste oorlogsmisdadigers in te spannen. Terwijl hij wist dat hij in Nederland juist gezag ontleende aan zijn verzetsverleden.’

De Drie van Breda van links naar rechts: Kotälla, Fischer en Aus der Fünten.Beeld ANP

Waaruit bestond die druk op Nederland?

‘Het onderwerp stond bij elke bilaterale ontmoeting op de agenda. Het was een gebedsmolen die permanent draaide. De Duitse regering heeft zich steeds voor de verlichting van het lot van de veroordeelden ingespannen. Ze werden justitieel ondersteund. Niet door één advocaat, maar door drie advocaten. Ze kregen zakgeld en tijdschriftabonnementen van de Bondsregering. Ik heb geen scherprechter van het nageslacht willen zijn, maar ik ontkwam niet aan de conclusie dat die steun veel verder ging dan nodig en gangbaar was.’

Waren er in Duitsland ook publieksacties ten behoeve van de veroordeelden?

‘Zeker. Vooral in de jaren zeventig. Bij de grens werden pamfletten uitgedeeld, er werden honderdduizenden handtekeningen verzameld voor de vrijlating van de Drie van Breda (een verzamelnaam voor de laatste drie Duitse oorlogsmisdadigers op Nederlandse bodem, red.) en er waren oproepen voor een boycot van Nederlandse tulpen of van Nederland als vakantiebestemming.’

Maar die acties hadden geen effect.

‘Steeds als er sprake was van de vrijlating van de Drie van Breda, zoals in 1972, stak in Nederland een storm van verontwaardiging op. Om goede redenen. De Drie waren weliswaar relatief kleine jongens in de nazi-hiërarchie, maar ze waren wel uitzonderlijk wreed geweest. Pas in 1989 konden de laatste twee in betrekkelijke rust worden gerepatrieerd. Zowel Nederland als Duitsland had zijn belangstelling voor hen verloren.’

Op 15 januari spreekt historicus Hanco Jürgens, verbonden aan het Duitsland Instituut van de UvA, met Felix Bohr over diens boek. Meer informatie op spui25.nl

Felix BohrBeeld Max Zerrahn