Direct naar artikelinhoud
Interview

Zo deden drie verslaggevers onderzoek naar een 33 jaar oud mysterie uit de schaatssport

De drie onderzoeksjournalisten achter het verhaal over een dopingrel in de schaatssport in de jaren ’80 vertellen hoe ze te werk gingen. ‘Het is belangrijker om het bredere beeld van dopinggebruik in een sport te laten zien dan om één schuldige aan te wijzen.’

Toen de Volkskrant-verslaggevers Maud Effting, Willem Feenstra en Mark Misérus op het spoor kwamen van een in 1985 verdwenen koffertje met urinestalen van Nederlandse schaatsers, ontdekten ze dat de schaatswereld niet zo brandschoon is als veel mensen dachten. Een direct betrokkene zegt dat de bondsarts het koffertje heeft gestolen; de schaatsbond heeft het voorval destijds in de doofpot gestopt. Hoe kwamen ze tot die ontdekking? En waarom is zo’n verhaal volgens hen 33 jaar later nog relevant?

Volkskrant-journalisten Willem Feenstra, Mark Misérus en Maud EfftingBeeld Pauline Niks

Hoe begon jullie onderzoek naar dat koffertje met urinestalen?

Willem Feenstra: ‘Het begon met een anonieme tip aan de krant van iemand over mogelijk dopinggebruik in het schaatsen. Die tip was voor ons aanleiding om in het onderwerp te duiken. Al heel lang leeft in de schaatssport namelijk de vraag: waarom is het schaatsen zo schoon? In het schaatsen zijn er ten opzichte van andere sporten heel weinig positieve gevallen. Is dat omdat die schaatsers zo braaf zijn, of speelt er meer?’

Mark Misérus: ‘In 2014 waren de Winterspelen in Sotsji. Daar hadden de Russen een eigen dopingsysteem opgetuigd om beter te kunnen presteren, zo werd later duidelijk. Ze bouwden een geheime ruimte midden in het olympische dorp en bedachten een manier om de dopjes van de verzegelde urinestalen te kraken zonder dat het sporen achterliet, zodat ze de urine van sporters konden verwisselen. Toen dat uitkwam waren veel mensen kwaad, ook in Nederland. Mensen zeiden: die Russen moeten keihard worden aangepakt.’

WF: ‘In Nederland waren weinig van dat soort praktijken naar buiten gekomen. Na die tip voelde het als onze plicht om dit te gaan onderzoeken. Als we in Nederland onze mond vol hebben van dopinggebruik bij andere landen, dan moeten we ook naar ons eigen gedrag kijken. Het blijkt dat ons verhaal over het koffertje verdacht veel wegheeft van die Russische toestanden, maar dan ruim dertig jaar geleden en gewoon hier in Nederland.’

Maud Effting: ‘Dat soort praktijken kwam hier dus ook voor, en die werden vervolgens ook weggemoffeld.’

Wat heeft dat ruim dertig jaar geleden verdwenen koffertje te maken met de schaatswereld nu?

MM: ‘Door die tip zijn we ook gaan kijken naar de schaatswereld nu. Als je zo’n onderzoek doet moet je weten: wat is er in het verleden gebeurd, hoe serieus werd met het onderwerp doping omgegaan en hoeveel dopinggevallen waren er? Dat lage aantal dopinggevallen bestaat al heel lang in de schaatssport. Je moet de geschiedenis van de sport kennen om achter de oorzaak te komen en te weten wat dat betekent.’

WF: ‘En om te begrijpen wat de mores in de sport zijn. Je kunt bijvoorbeeld ontdekken dat schaatser A doping gebruikt, en dat kan je dan opschrijven. Maar als het eigenlijk al heel lang en veel vaker gebeurt, is het belangrijker om het bredere beeld te laten zien dan alleen één schuldige aan te wijzen.

‘Meestal krijgen de sporters en coaches bij dopinggebruik de volle laag, maar dat is niet helemaal terecht. Dat is zo interessant aan dit verhaal. De arts van de bond, degene die het meest verantwoordelijk is voor het welzijn van de schaatsers, heeft volgens een direct betrokkene het koffertje gestolen. Vervolgens is het door individuen binnen de bond in de doofpot gestopt.’

MM: ‘De bonden en bestuurders zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het overeind houden van een sport. Zij kunnen er dus belang bij hebben dat een positieve test niet naar buiten komt. Want een positieve test schaadt het imago van jouw sport, en dat stoot sponsors af. Dat kan je uiteindelijk je sport kosten.’

WF: ‘Wij hebben gelezen dat die bondsarts ziek is geworden en het schaatsen uiteindelijk heeft verlaten, maar niet dat hij bij de KNSB is weggestuurd vanwege doping. Dan zie je dat de bond er medeschuldig aan is dat dit soort gebruik voortduurt. Dat maakt zo’n 33 jaar oud verhaal nog steeds relevant.’

Jurjen Osinga, de directeur van de KNSB destijds, zei dat hij geschokt was over wat jullie hebben uitgevonden. Geloven jullie dat?

WF: ‘Ja, wij denken dat hij daar oprecht in was. Hij was een fel tegenstander van doping.’

MM: ‘Er zijn ook geen mensen die het tegendeel beweren over hem.’

WF: ‘Hij was echt verontwaardigd, en ook actief bezig met het bestrijden van doping. Maar ja, je hebt in zo’n bond heel veel andere mensen die ook wat te zeggen hebben, en die vaak ook veel dichter bij de schaatsers staan. Als die mensen niet willen dat je iets hoort, dan hoor je het als directeur niet.’

Volkskrant-journalisten Willem Feenstra, Mark Misérus en Maud EfftingBeeld Pauline Niks

Zullen er veel mensen geschokt zijn door dit verhaal?

ME: ‘Ik denk dat mensen wel geschokt zullen zijn dat de urine van Yvonne van Gennip in het verdwenen koffertje zat. Zij wordt toch gezien als een heldin. Dat beseft ze zelf ook, heeft ze ons verteld. Zij zegt, net als Ria Visser, nooit doping te hebben gebruikt. Maar zij realiseren zich ook dat het moeilijk uit te leggen is als jouw urine wordt gestolen voordat het op doping kan worden gecontroleerd.’

WF: ‘De Nederlandse trots speelt ook mee. Nederland is een schaatsland. Sportbonden gaan defensief reageren, dat is altijd hun reactie. Schaatsers zelf zullen zeggen: dat was toen, nu is het wel anders. Deels hebben ze gelijk, het was ook een andere tijd.’

In welke zin was dopinggebruik toen anders dan nu?

WF: ‘Doping mocht niet, maar het was veel minder een misdaad. Een goed voorbeeld dat ook in de uitzending van Andere Tijden Sport wordt aangehaald - hoe heette die wielrenner?’

MM: ‘Gert-Jan Theunisse. Die werd op doping betrapt in de Tour van 1988. Als iemand daar nu op betrapt wordt krijgt diegene vier jaar schorsing, maar Theunisse kreeg toen gewoon een tijdstraf.’

ME: ‘Er waren toen geen ‘out of competition-controles’. We krijgen nu steeds meer het beeld dat mensen tussen die wedstrijden door het gevoel hadden van: als ik nu versterkende middelen gebruik, is dat niet zo erg. Dat voelde voor hen niet echt als doping.’

MM: ‘Door die wijdverbreidheid zat er ook een soort druk op: als de anderen het allemaal doen, mag jij het ook weleens gaan gebruiken. Anders blijf je achter.’

WF: ‘In een ideale wereld zou de schaatswereld zichzelf controleren. Zouden ze nog een keer alle schaatsers erop aanspreken dat het niet de bedoeling is en dat het ook gevaarlijk is voor hun eigen gezondheid. Want laten we wel wezen, dat zijn producten die mensen echt in problemen hebben gebracht. Het kon leiden tot onvruchtbaarheid bij vrouwen. Ze zouden die schaatsers tegen zichzelf in bescherming moeten nemen. Het gevoel bestaat echter dat je vooral het grotere goed in bescherming moet nemen, namelijk de naam van de sport. Maar ja, daardoor weet je dat je over twintig jaar gewoon weer zo’n verhaal als dit kan maken.’

Denken jullie, dat het altijd weer terugkomt?

MM: ‘Dat is in het wielrennen ook zo geweest. Steeds werd gezegd: nu wordt de sport schoon. En toch was er elke tien jaar weer een groot schandaal.’

Wat is de reden, denken jullie?

WF: ‘Angst. Mensen in de sport zijn bang voor reputatieschade en hun eigen positie. Jij bent degene die de klap krijgt als je wat zegt of niet meedoet. Terwijl, als je het toedekt, dan heb je in eerste instantie geen probleem.’

MM: ‘Doping is effectief. Dat moeten we ook gewoon toegeven. Het werkt. Slechts 1 of 2 procent van de dopingcontroles valt positief uit, maar uit onderzoek blijkt dat er veel meer sporters zijn die gebruiken die er dus allemaal mee wegkomen. Dus je wordt er waarschijnlijk niet op gepakt, je komt hoger op de ranglijst, je gaat meer geld verdienen – het is gewoon heel aantrekkelijk. Misschien dat het op termijn fysieke schade toebrengt, maar daar ben je als sporter in het hier en nu niet mee bezig. Zo leven de meeste mensen toch?’

WF: ‘Het komt ook doordat mensen nou eenmaal graag helden willen. Dat een sporter uit het niets oprijst en wint. De sport drijft op heroïsche momenten. Maar als dat betekent dat schaatsers van nu doping moeten gebruiken om erbij te horen, dan is dat kwalijk. Dan is het de taak van de journalistiek om te laten zien wat er gebeurt.’

Samenwerking met Andere Tijden Sport

Het verhaal over het koffertje is een coproductie van de Volkskrant en het televisieprogramma Andere Tijden Sport (NOS/NTR). Dat zendt op de dag van publicatie in de Volkskrant een aflevering over de gebeurtenissen van 33 jaar geleden uit. Een aflevering die in zekere zin al bijna twintig jaar in de maak was. 

Maud Effting: ‘We waren met mensen gaan praten over dat koffertje en af en toe stuitten we op iemand die zei: ja, maar ik heb mijn verhaal jaren geleden ook al aan de televisie verteld. Wij konden geen Andere Tijden-uitzending vinden waarin die mensen werden opgevoerd. Dus wij vroegen ons af wat ze met hun bevindingen hadden gedaan.’ De journalisten gingen om tafel met de redactie van Andere Tijden Sport. Het bleek dat de redactie twee keer geprobeerd had de verdwijning van het koffertje te verklaren, eerst in 1999 en daarna rond 2011, maar ze kregen steeds te weinig informatie bij elkaar. Het telefoontje van de Volkskrant was reden om het dossier weer te heropenen. Feenstra: ‘Wij zaten ook op een kantelpunt in ons onderzoek, we hadden eigenlijk net wat meer informatie nodig.’

Dat bleek goed uit te pakken: beide teams hadden samen genoeg informatie om het mysterie rond het koffertje op te lossen. Willem Feenstra: ‘Daarbij liepen we wel aan tegen het gebrekkige geheugen van veel mensen. Het is iets wat ruim dertig jaar geleden heeft gespeeld, en dan weten mensen met de beste wil van de wereld niet meer hoe het precies is gegaan, wat ze precies hebben gedaan die dag, wat iemand tegen ze heeft gezegd. Dat is eigenlijk de core business van Andere Tijden, die redacteuren kampen hier altijd mee. Het was positief dat we met ze konden samenwerken.’