Direct naar artikelinhoud
ColumnSylvia Witteman

Omdat ik mijn moraal kwijt was, stapte ik de warmte van een McDonald’s-­filiaal binnen

Omdat ik mijn moraal kwijt was, stapte ik de warmte van een McDonald’s-­filiaal binnen

Door een combinatie van terneerdrukkende factoren (de schoolrapporten van mijn kinderen, het weer, de feestdagen, het vaasje van Rutte) liep ik moedelozer dan gebruikelijk door de stad. Het was lunchtijd, en omdat ik tóch al mijn moraal kwijt was, zoals sportverslaggevers dat noemen, ging ik niet braaf naar huis om een ei te bakken, maar stapte de verlokkende warmte van een McDonald’s-filiaal binnen.

Kniezend hing ik even later boven een ‘truffelburger’, die niet naar truffel smaakte en verder ook naar niks. Achter me zat een jonge, kogelronde Surinaamse moeder te schreeuwen tegen haar kind – een engelachtig wichtje van een jaar of 3 met een miljoen kleine vlechtjes – dat onaangedaan kipnuggets bleef kauwen.

‘Eet u dat niet op?’, hoorde ik naast me. De spreker was een tengere, donkere man van een jaar of 60 met grijs kroeshaar. Hij was keurig gekleed, in een donkerblauwe winterjas, en leek op Nelson Mandela, maar dan een stuk kleiner. Hoopvol keek hij naar mijn half opgegeten burger en frites. Ik schoof hem het dienblad toe en hij nam meteen een hap.

‘Ik woon zo’n beetje bij mijn dochter’, zei hij, toen hij zijn mond had leeggegeten. ‘Miranda heet ze. Een lieve meid, maar soms krijgt ze het op d’r heupen. Ze woont klein hè, en ze heeft twee kinderen. Tieners. Lastige jongens. Soms kan ze mij er even niet bij hebben. Dan ga ik de straat op, een beetje rondlopen. Maar ja, ik heb geen geld. Zij geeft me ook niks, Miranda. Ze zegt: ‘Je koopt er toch maar wiet van.’ En dat ís ook zo.’

Hij glimlachte toegeeflijk. ‘Ik snap het wel’, ging hij voort. ‘Ze heeft het niet makkelijk. Miranda betekent ‘bewonderenswaardig’, en dat ís ze ook. Ze zorgt toch maar in haar eentje voor die jongens. En voor mij. Krap in het geld, maar het ziet er altijd netjes uit, daar. Ik krijg elke week schone lakens op mijn bed. Nou ja, ’t is eigenlijk een bank, maar wat geeft dat? Ik slaap tóch wel. Koken kan ze ook. Ja, het is een lieve meid... maar ja, soms kan ze mij er nu eenmaal even niet bíj hebben.’ Hij schudde vertederd zijn hoofd en nam nog een hap.

‘Ze zou het heel erg vinden als ze dit wist, Miranda’, vervolgde hij, en wees naar het dienblad. ‘Dat ik hier opeet wat andere mensen laten staan. Maar ’t is toch zonde als het weggegooid wordt? Ik eet ook niet van iederéén hoor. Alleen van mensen die er gezond en verzorgd uitzien.’ Ik voelde me op merkwaardige wijze gevleid.

De man was klaar met eten en stond op.

‘Vanavond laat ze me wel weer binnen, mijn Miranda’, zei hij.

‘Het is een lieve meid.’

s.witteman@volkskrant.nl