Direct naar artikelinhoud
Reportagefossielen

Een wonderlijk gezelschap, op zoek naar stukjes mens

Jagers op fossielen treffen aan de kust soms zomaar schedels, kaken en andere menselijke resten aan. Ze zijn afkomstig van een geheimzinnig prehistorisch volk dat ooit leefde op wat nu de zeebodem is. Tientallen fossielenjagers kwamen zaterdag in Leiden bijeen om hun vondsten te tonen.

Fossielenjagers luisteren naar de uitleg van Paul Storm (links) en Eveline Altena.Beeld Marcel van den Bergh

‘Wacht, ik heb hier nog wel een bakje vol met mens.’

Willy van Wingerden uit Honselersdijk rommelt wat in haar tas en haalt een groen, doorzichtig broodtrommeltje tevoorschijn. Ze pakt er een dot bubbeltjesplastic uit, vouwt hem open, en toont een plat, donker stuk bot. Een stuk mensenschedel. ‘Geen Neanderthaler of zo hoor. Daarvoor is het bot te dun’, zegt ze erbij, met een deskundigheid die je niet direct van een verpleegkundige uit de ouderenzorg verwacht. ‘Maar oud is het wel. Kijk maar, helemaal versteend.’

Het is een wonderlijk gezelschap dat zich zaterdag in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden verzamelt. Mannen en vrouwen, de meesten zo in de vijftig, vaak met bergschoenen en grove truien die een buitenleven verraden. En allemaal hebben ze wat stukjes mens bij zich. Een dijbeen. Een bovenarm. Stukjes kaak, met de kiezen er nog in. Een schedeldak. Ruggenwervels. Een schouderblad.

Gewoon gevonden aan de Zuid-Hollandse kust, in het opgespoten zand van de Tweede Maasvlakte en de ‘zandmotor’ bij Hoek van Holland. Dat zand komt van de bodem van de Noordzee, waar zich tijdens de laatste ijstijd een vruchtbare vlakte uitstrekte met grazende dieren, half open bossen en meanderende rivieren. ‘De zeespiegel stond lager dan nu, het lag er droog’, vertelt conservator Luc Amkreutz van het RMO. ‘En er woonden gewoon mensen.’

Achter een tafel bekijken dna-expert Eveline Altena (LUMC) en antrobioloog Paul Storm (Hogeschool Rotterdam) elk stukje mens zorgvuldig. En verpakken tientallen botten in plastic, voor nader onderzoek in het laboratorium. ‘De Noordzee conserveert waanzinnig goed’, vertelt Altena. ‘En de laatste jaren zijn we erachter gekomen dat er uit dit soort vondsten nog veel informatie valt te halen.’ 

Zo valt uit bepaalde atomen in de tanden af te lezen op wat voor voedsel de mensen kauwden. Ook zijn er soms zelfs restjes dna die aanwijzingen geven voor waar het geheimzinnige volk op de zeebodem vandaan kwam, hoe groot hun groepen waren en, wie weet, hoe ze eruitzagen.

De zeebodem leverde al eerder opvallende ontdekkingen op. Zoals een stukje wenkbrauw van een heuse ‘Hollandse Neanderthaler’, en een raadselachtige onderkaak met zowel Neanderthaler- als modern menselijke trekken. Ook de allereerste genetische analyse van vijf zeebodembotten is op komst, kan Altena al wel verklappen. ‘Het is allemaal enorm spannend.’

Een stukje Neanderthaler zit er vandaag niet bij, zegt Paul Storm. ‘Anders had je me wel een gat in het plafond zien springen’. Maar de oogst is rijk: zo’n twintig, dertig ‘beloftevolle’ botten, boekt Altena in voor nadere bestudering. Al blijft het afwachten of de resten niet te veel zijn vervuild met het dna van de verzamelaars. ‘Als u ooit menselijke resten vindt, raak ze niet zelf aan, maar pak ze op met een tissue. En smeer ze zeker niet in met lijm’, zegt de dna-expert. Geroezemoes en betrapt gegrinnik onder de strandzoekers.

Voor de mannen en vrouwen in de truien is het samenzijn ook gewoon een leuk uitje. Want de fossielenzoekerij blijft toch een wereld apart, vertelt Dick Duineveld, een keurige Haagse heer die in de rij staat met een paar stukjes mensenkaak op zak. Hij gebaart om zich heen: ‘We kennen elkaar wel. Dat je enorm begeesterd kunt raken om een stukje fossiele kies, dat is toch iets wat niet alle mensen hebben hè?’

Donny Chrispijn.Beeld Marcel van den Bergh

Donny Chrispijn (35), Hoek van Holland

Als kind ging metaalbewerker Chrispijn al naar het strand om fossielen te zoeken. En toen de sleephopperzuiger bij zijn woonplaats Hoek van Holland extra zand begon op te spuiten, werd hij alleen maar fanatieker.

Een van zijn meest bijzondere vondsten: een stukje mensenschedel met duidelijke krassen erin, wat kan duiden op rituele ‘ontvlezing’ van de schedel na de dood, maar ook op scalpering en zelfs kannibalisme. In onder meer de Ardennen vond men al Neanderthalerbotten die overduidelijk waren afgekloven door andere mensen, in Engeland zijn schedels van moderne mensen bekend die men kennelijk, net als in de stripverhalen, gebruikte als drinkbeker.

‘We zullen misschien wel nooit weten waardoor die krassen komen’, zegt Chrispijn, wiens vondst al in een boek over archeologische vondsten staat. Schouderophalend: ‘Ik vind het vooral een mooie vondst.’

Vader Peter en zoon Jan Oskam.Beeld Marcel van den Bergh

Peter Oskam (47) en Jan Oskam (13), Zwolle

Een ‘vader-en-zoon-ding’, zo omschrijft biologieleraar Peter Oskam de fossielenexcursies die hij geregeld met zijn zoon maakt naar uiteenlopende vindplaatsen. In het opgespoten zand bij de Zuid-Hollandse kust vonden ze eens een tand van een steppenleeuw. En: een menselijk kniegewricht.

Toch andere koek, om te weten dat zo’n bot van een mens is geweest, vertelt vader Oskam. ‘Dan is het opeens iemand die heeft rondgelopen. Iemand zoals jij en ik.’ Los van de vraag hoe oud de knie is: de vondsten in het opgespoten zand zijn in de regel duizenden jaren oud, maar het knietje dat de Oskams hebben gevonden is nogal licht van kleur, wat kan duiden op een jongere leeftijd. ‘Wie weet is het van een zeeman die is omgekomen bij de slag om weet-ik-veel’, zegt Oskam senior. De experts zullen hem later zeggen dat het bot wel degelijk prehistorisch lijkt, en toebehoorde aan een klein persoon, misschien een vrouw. 

Zoon Jan is in elk geval besmet met het fossielen-zoek-virus: hij wil later zelf archeoloog worden, vertelt hij vastberaden.

Willy van Wingerden.Beeld Marcel van den Bergh

Willy van Wingerden (57), Honselersdijk

Van Wingerden was eens in de winter foto’s aan het maken aan het strand toen ze bij toeval haar eerste fossiel vond, een zwarte mammoetkaak die omhoog stak uit de sneeuw. ‘Helemaal wauw’, vertelt ze. ‘Vanaf dat moment ben ik elk donker dingetje gaan oppakken en bekijken.’

Inmiddels is ze fanatiek fossielenjager, en heeft ze een ‘ontzettend grote’ collectie. ‘Van mammoet tot muis, álles. Ik heb alleen nog geen aap’, zegt ze. Wat de verpleegkundige naar het strand drijft? ‘Het is er mooi, je vergeet even al je sores en je wordt er enorm veel wijzer van’, vertelt ze. ‘Vroeger dacht ik altijd dat de zee gewoon de zee was. Tot je zo’n fossiel vindt en hoort: ooit was hier een uitgestrekte mammoetsteppe.’